Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsregio Rotterdam

Verordening Verstedelijkingsafspraken en Stedelijke Vernieuwing 2005-2010 stadsregio Rotterdam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsregio Rotterdam
Officiële naam regelingVerordening Verstedelijkingsafspraken en Stedelijke Vernieuwing 2005-2010 stadsregio Rotterdam
CiteertitelVerordening Verstedelijkingsafspraken en Stedelijke Vernieuwing 2005-2010 stadsregio Rotterdam
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 2 lid 2 sub e werkt terug tot en met 1 januari 2005. De met de wijzigingsverordening van 7 november 2007 gewijzigde artikelen 14 en 17 zijn tevens van toepassing op subsidiebeschikkingen die zijn afgegeven voor 15 november 2007. Na inwerkingtreding van de wijzigingsverordening van 1 juli 2009 zijn de wijzigingen in deze wijzigingsverordening tevens van toepassing op subsidieverleningen op basis van hoofdstukken 4 en 5 die zijn afgegeven voor de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet stedelijke vernieuwing
  2. gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam
  3. Gemeentewet
  4. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-06-201108-03-2012art. 15, 20.

22-06-2011

De Havenloods, 29-06-2011 e.a.

documentnummer 91811
09-07-200902-07-200930-06-2011art. 3, 13, 14, 15, 16, 20 en 21.

01-07-2009

De Havenloods, 08-07-2009 e.a.

documentnummer 52714
15-11-200709-07-2009art. 2, 3, 4, 14, 17, 21a, 21b, 21c, 21d

07-11-2007

Groot Vlaardingen, 14-11-2007 e.a.

documentnummer 13827
03-06-200501-01-200515-11-2007nieuwe regeling

11-05-2005

De Havenloods, 02-06-2005 e.a.

documentnummer 22186

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING VERSTEDELIJKINGSAFSPRAKEN EN STEDELIJKE VERNIEUWING 2005-2010 STADSREGIO ROTTERDAM

De regioraad van de stadsregio Rotterdam;

 

overwegende dat het wenselijk is om financiële bijdragen ter beschikking te stellen voor de uitvoering van stedelijke vernieuwingsprojecten en de productie van woningen in de regiogemeenten in de periode 2005-2010;

 

gelet op de Wet van 15 november 2000 ter stimulering van integrale stedelijke vernieuwing (Wet stedelijke vernieuwing);

 

gelet op de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling "stadsregio Rotterdam",

de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op het convenant ISV II tussen provincie Zuid-Holland en stadsregio Rotterdam d.d. 23 december 2004;

 

gelet op het besluit van provinciale staten van Zuid-Holland, d.d. 26 januari 2005 om de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten krachtens de Wet Stedelijke Vernieuwing te delegeren aan de stadsregio Rotterdam;

 

gelet op het besluit van de regioraad van 23 juni 2004 tot vaststelling van het beleidskader Stedelijke Vernieuwing “Vernieuwen en Delen” stadsregio Rotterdam;

 

gelet op het besluit d.d. 22 december 2004 van de regioraad tot vaststelling van de ontwerpverordening verstedelijkingsafspraken en stedelijke vernieuwing 2005-2010;

 

gelet op het besluit van de regioraad van 9 februari 2005 tot vaststelling van het “Regionaal Woningbouwscenario 2005-2010 met bijbehorend Financieel Scenario”, stadsregio Rotterdam;

 

gelezen de beschouwingen van de deelnemende gemeenten,

 

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 13 april 2005,

 

b e s l u i t :

 

de volgende verordening vast te stellen:

VERORDENING VERSTEDELIJKINGSAFSPRAKEN EN STEDELIJKE VERNIEUWING 2005-2010 STADSREGIO ROTTERDAM

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1. Begripsbepalingen
Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De Wet: de Wet Stedelijke Vernieuwing.

  • b.

    Het rijksbeleidskader ISV: het beleidskader als bedoeld in het tweede lid van artikel 7 van de Wet.

  • c.

    Het provinciaal beleidskader ISV: het provinciaal beleidskader ISV2 “Doorzetten en Vasthouden”, zoals vastgesteld op 2 maart 2004.

  • d.

    Het regionaal beleidskader ISV: het beleidskader “Vernieuwen en Delen”, zoals vastgesteld door de regioraad op 23 juni 2004.

  • e.

    Het regionaal beleidskader Verstedelijkingsafspraken: het beleidskader “Regionaal woningbouwscenario en bijbehorend Financieel Scenario 2005-2010”, zoals vastgesteld door de regioraad in zijn vergaderingen van 22 december 2004 en 9 februari 2005.

  • f.

    Budget: het door de regioraad voor de uitvoering van deze verordening beschikbaar gestelde bedrag.

  • g.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid Holland.

  • h.

    College van Burgemeester en Wethouders: Burgemeester en Wethouders van de gemeente, waarin het investerings- en/of bouwplan uitgevoerd gaat worden.

  • i.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam stadsregio Rotterdam, zoals vastgelegd in de "gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam".

  • j.

    regioraad: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam stadsregio Rotterdam, zoals vastgelegd in de "gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam".

  • k.

    Rechtstreekse gemeenten: de gemeenten Rotterdam en Schiedam, die op grond van artikel 5 lid 2 van de Wet Stedelijke Vernieuwing bij algemene maatregel van bestuur door de minister VROM zijn aangewezen, om rechtstreeks van het Rijk investeringsbudget te verkrijgen.

  • l.

    Programmagemeenten ISV: gemeenten, die door Gedeputeerde Staten op grond van de tweede volzin van het derde lid van artikel 6 van de Wet zijn aangewezen.

  • m.

    Projectgemeenten ISV: de overige gemeenten die deel uitmaken van de stadsregio Rotterdam, voorzover die door tussenkomst van de stadsregio investeringsbudget kunnen verkrijgen.

  • n.

    Investeringsproject: voorgenomen stedelijke vernieuwingsactiviteiten gericht op de fysieke leefomgeving, die in het kader van de Wet projectmatig worden uitgevoerd.

  • o.

    Investeringsbudget: Investeringsbudget in de zin van de Wet Stedelijke Vernieuwing

  • p.

    Meerjarig Ontwikkelingsprogramma: een op basis van het eerste lid van artikel 7 van de Wet door de gemeenteraad vastgesteld programma voor de periode 2005-2010.

  • q.

    Woning: een tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, geschikt en blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een particulier huishouden, waarbij:

    • De toegang tot de woonruimte wordt geboden door een toegangsdeur, hetzij direct vanaf de openbare weg, hetzij via een gemeenschappelijke ruimte (zoals portiek, galerij, trappenhuis of corridor);

    • De woning dient tenminste 14 m2 aan verblijfsruimte te bevatten;

    • De woning dient te beschikken over een toilet en over een keukeninrichting die is bestemd voor de bereiding van complete maaltijden.

  • r.

    Bereikbare sociale huurwoning: een Woning, die gerealiseerd wordt door een toegelaten instelling of een niet toegelaten instelling zonder winstoogmerk zoals bedoeld in artikel 70 van de Woningwet en met een maximaal huurniveau afgeleid van de aftoppingsgrens van de Wet individuele huursubsidie. Het maximale huurniveau wordt jaarlijks per 1 juli door het dagelijks bestuur vastgesteld en gepubliceerd. Per 1 juli 2004 is het maximum vastgesteld op € 466, 48 per maand voor 2- en 3- kamer woningen. Voor 4-kamerwoningen of meer is het maximale huurniveau vastgesteld op €499,92 per maand. Een sociale bereikbare huurwoning dient minimaal 5 jaar na oplevering, doch bij voorkeur 10 jaar, qua huurniveau onder de eerdergenoemde aftoppingsgrenzen van de Wet Individuele Huursubsidie te blijven.

  • s.

    Seniorenwoning: een Woning die in het kader van de regionale woonruimteverdeling wordt geoormerkt als seniorenwoning (55+).

  • t.

    “Buiten de ruit”: het gebied gelegen buiten het gebied dat wordt omsloten door de autosnelwegen A-4, A-15, A-16 en A-20.

  • u.

    “56 wijken”: door de minister van VROM als onderdeel van het Actieprogramma Herstructurering aangewezen 56 wijken in de dertig grootste steden, die extra aandacht krijgen bij de stedelijke vernieuwing (brief van 23 december 2002 van minister VROM aan Tweede Kamer).

  • v.

    Functieveranderingslocatie: een woningbouwlocatie gelegen binnen de bebouwde kom of direct gelegen aan de bebouwde kom, waarop in onbruik geraakte bedrijfsterreinen, bedrijfsgebouwen, kantoren of gebouwen bestemd voor voorzieningen vervangen worden door dan wel herontwikkeld worden naar zelfstandige woningen.

Paragraaf 2. Grondslag en werkingssfeer
Artikel 2
  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van deze verordening, waaronder in ieder geval wordt verstaan het verlenen, wijzigen, intrekken, vaststellen en terugvorderen van subsidies en bijdragen, voorzover in deze verordening niet anders is bepaald.

  • 2. Op grond van deze verordening is het dagelijks bestuur bevoegd in de periode 2005-2010: te beslissen op subsidieaanvragen voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het realiseren van Investeringsprojecten in Programmagemeenten ISV;

    • b.

      het realiseren van Investeringsprojecten in Projectgemeenten ISV;

    • c.

      de bouw van Bereikbare sociale huurwoningen;

    • d.

      de bouw van Woningen op Functieveranderingslocaties;

    • e.

      het realiseren van de algemene woningbouwtaakstellling.

  • 3. Projecten die in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2000-2005 en/of Besluit Woninggebonden Subsidies van de provincie Zuid-Holland en/of de stadsregio Rotterdam subsidie hebben gekregen, komen niet voor subsidie in aanmerking op grond van deze verordening.

  • 4. De Vinex grote uitbreidingslocaties, waarvoor tussen de stadsregio en de bouwgemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Rotterdam lump sum afspraken zijn gemaakt, zijn uitgesloten van bijdragen op grond van deze verordening, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

Paragraaf 3. Vaststelling van de budgetten
Artikel 3
  • 1. Het maximale budget dat het dagelijkse bestuur voor het verlenen van subsidies als bedoeld in artikel 2, tweede lid, ter beschikking heeft bedraagt:

    • a.

      € 16 miljoen voor subsidies voor het realiseren van Investeringsprojecten in Programmagemeenten ISV;

    • b.

      € 2,5 miljoen voor subsidies voor het realiseren van Investeringsprojecten in Projectgemeenten ISV;

    • c.

      € 33.537.500,- voor subsidies voor de bouw van Bereikbare sociale huurwoningen;

    • d.

      € 41.362.500,- voor subsidies voor de bouw van Woningen op Functieveranderingslocaties;

    • e.

      € 4,7 miljoen subsidies voor de productie van meer dan 100% van de algemene woningbouwtaakstelling zoals afgesproken in het convenant als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2. In 2007 vindt regionaal een tussentijdse evaluatie plaats welke door het dagelijks bestuur wordt voorgelegd aan de regioraad.

Paragraaf 4. Verlening en vaststelling van de bijdragen
Artikel 4
  • 1. De subsidieverlening op grond van de hoofdstukken 2, 3, 4, 5 en 5A van deze verordening, kan slechts plaatsvinden nadat tussen de stadsregio en de individuele gemeente een convenant in het kader van het regionaal woningbouwscenario is gesloten.

  • 2. Voorwaardelijk aan de vaststelling van de bijdragen op grond van deze verordening zijn zowel de voorwaarden, zoals opgenomen in de relevante hoofdstukken 2, 3, 4, 5 en 5A van deze verordening, als de bepalingen in het ondertekende convenant, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij de evaluatie in 2007 doch uiterlijk 31 december 2010 zal de regioraad op het beleidsvoorstel van het dagelijks bestuur besluiten, op welke wijze er met de in lid 2 gestelde voorwaarden en de daaraan gerelateerde vaststelling van de bijdragen omgegaan zal worden.

Paragraaf 5. begrotingsvoorbehoud
Artikel 5
  • 1. De in het artikel 3 vastgestelde budgetten kunnen door de regioraad gewijzigd worden indien:

    • a.

      dit naar het oordeel van de regioraad naar aanleiding van de evaluatie, als bedoeld in het tweede lid van artikel 3, noodzakelijk is, of

    • b.

      het Rijk, de Provincie, of de gemeenten Rotterdam of Schiedam hun bijdragen, waaruit de budgetten gefinancierd worden, verlagen, of

    • c.

      er andere dwingende reden in het belang van de verstedelijkingsopgaven en/of stedelijke vernieuwingsopgaven zijn.

  • 2. Indien de in het kader van deze verordening aan de stadsregio uit te keren bevoorschottingen of bedragen worden bijgesteld, kan het dagelijks bestuur de bevoorschottingen aan de gemeenten bijstellen.

  • 3. Indien de in het kader van deze verordening aan de stadsregio uit te keren bevoorschottingen of bedragen vertraagd aan de stadsregio worden uitgekeerd of in het geheel uitblijven, kan het dagelijks bestuur de bevoorschottingen aan de gemeenten uitstellen of achterwege laten.

  • 4. Het dagelijks bestuur is bevoegd naar aanleiding van een wijziging zoals bedoeld in lid 1, de beschikkingen op grond van deze verordening te wijzigen.

HOOFDSTUK 2. HET REALISEREN VAN INVESTERINGSPROJECTEN IN PROGRAMMAGEMEENTEN ISV

Paragraaf 1. Aanvragen en beslissing op de aanvraag
Artikel 6
  • 1. Het college van Burgemeester en Wethouders dient voor 15 februari 2005 een definitieve aanvraag tot verlening van een investeringsbudget zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a, in bij het dagelijks bestuur.

  • 2. De aanvraag dient ten minste een Meerjarig Ontwikkelingsprogramma te omvatten.

  • 3. Het dagelijks bestuur toetst de aanvraag overeenkomstig artikel 8 van de Wet.

Artikel 7
  • 1. Het dagelijks bestuur beslist uiterlijk 1 april 2005 op de aanvraag als bedoeld in artikel 6.

  • 2. In de beschikking wordt in ieder geval opgenomen het beschikbaar gestelde bedrag, een overzicht van de te leveren prestaties, de tussentijdse mijlpalen en het daarbij behorende kasritme.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 wordt in de beschikking een bevoorschottingsritme opgenomen rekening houdend met het bevoorschottingsritme van het Rijk aan de stadsregio. Bij ernstige vertraging van de werkelijke voortgang van het project kan het dagelijks bestuur besluiten om (een deel van) de bevoorschotting in te trekken.

  • 4. het dagelijks bestuur kan overeenkomstig artikel 9 van de Wet en het eerste lid van artikel 16 van de Wet in de beschikking verplichtingen opnemen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van het investeringsbudget.

  • 5. de gemeente is verplicht elk jaar voor 1 april een voortgangsverslag op hoofdlijnen aan te leveren.

  • 6. Ter uitvoering van de subsidiebeschikking wordt een uitvoeringsovereenkomst gesloten.

  • 7. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, eerste lid, kan het dagelijks bestuur in ieder geval het in artikel 6 bedoelde investeringsbudget geheel of gedeeltelijk weigeren te verstrekken indien het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma:

    a. niet voldoet aan (de inzet ten aanzien van) de woningdifferentiatie in schema A van het Regionaal beleidskader ISV en zoals verder uitgewerkt in het Regionaal beleidskader Verstedelijkingsafspraken en de convenanten tussen de individuele gemeente en de stadsregio;

    b. niet voldoet aan de verplichte thema’s in hoofdstuk 3 van het Regionaal beleidskader ISV;

    c. niet voldoet aan (een deel van) de aanbevolen thema’s in hoofdstuk 3 van het Regionaal beleidskader ISV;

    d. de realisatie van een te gering deel van de opgenomen Investeringsprojecten beginnen voor 1 januari 2007.

  • 8. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 en artikel 7, zevende lid kan het dagelijks bestuur het voor het onderdeel bodemsanering aangevraagde investeringsbudget geheel of gedeeltelijk weigeren.

Paragraaf 2. Vaststelling van de bijdrage
Artikel 8
  • 1. Het college van Burgemeester en Wethouders dient uiterlijk 1 juli 2010 een aanvraag in bij het dagelijks bestuur tot definitieve vaststelling van het investeringsbudget overeenkomstig artikel 13 van de Wet en de bepalingen in deze verordening.

  • 2. De aanvraag dient ten minste een verklaring omtrent de geleverde prestatie en een accountantsverklaring te omvatten.

  • 3. Het dagelijks Bestuur kan, in het belang van de beoordeling van de aanvraag, om nadere gegevens vragen.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt het definitieve investeringsbudget vast overeenkomstig artikel 10 en artikel 14 van de Wet. De vaststelling geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag, onder verrekening van reeds uitbetaalde voorschotten.

  • 5. Indien de in lid 4 bedoelde vaststelling lager is dan de reeds uitgekeerde voorschotten, zal terugvordering van het teveel betaalde bedrag plaatsvinden.

HOOFDSTUK 3. HET REALISEREN VAN INVESTERINGSPROJECTEN IN PROJECTGEMEENTEN ISV

Paragraaf 1. Aanvragen
Artikel 9
  • 1. De aanvraag voor subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid onder b, wordt voor 1 april 2005 bij het dagelijks bestuur ingediend door het college van Burgemeester en Wethouders van projectgemeenten ISV.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat tenminste vergezeld van a. een beleidsnotitie, waarin opgenomen een beschrijving van het vraagstuk inclusief oplossingen, de wijze waarop het voorgenomen project bijdraagt aan de oplossing en de te behalen prestaties; b. een inzicht in de totale kosten en financiering van het project; c. de start en einddatum van het project.

  • 3. Het dagelijks bestuur toetst de aanvraag aan artikel 8 van de Wet, het toepasselijk rijksbeleidskader ISV en het Regionale beleidskader ISV.

  • 4. Indien op 1 juli 2005 blijkt dat het budget niet toereikend is om alle aanvragen te honoreren, maakt het dagelijks bestuur een met redenen omklede keuze op basis van de mate waarin de projecten voldoen aan de thema’s en criteria van het Regionaal beleidskader. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan die thema’s, waarvoor geen bijdrage beschikbaar is uit hoofde van hoofdstuk 4 en 5 van deze verordening.

  • 5. Indien op 1 juli 2005 blijkt dat het budget nog niet volledig belegd is, kunnen, in afwijking van het eerste lid, alsnog aanvragen voor nieuwe projecten in behandeling worden genomen. Het dagelijks bestuur kan regels stellen met betrekking tot de termijn waarbinnen deze nieuwe aanvragen ingediend worden. Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van ontvangst door het dagelijks bestuur.

Paragraaf 2. Verlening van de bijdrage
Artikel 10
  • 1. Het dagelijks bestuur beslist uiterlijk 1 juli 2005 op de subsidieaanvraag, waarin in ieder geval opgenomen het beschikbaar gestelde bedrag, de te leveren prestatie en het daarbij behorende kasritme.

  • 2. In de beschikking wordt een bevoorschottingsritme opgenomen rekening houdend met met het bevoorschottingsritme van het Rijk aan de stadsregio. Bij ernstige vertraging van de werkelijke voortgang van het project kan het dagelijks bestuur besluiten om (een deel van) de bevoorschotting in te trekken.

  • 3. Indien het vijfde lid van artikel 9 van toepassing is, geeft het dagelijks bestuur in afwijking van het eerste lid uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van de aanvraag een subsidiebeschikking af.

  • 4. De gemeente is verplicht bij meerjarige projecten jaarlijks voor 1 april een voortgangsverslag op hoofdlijnen aan te leveren.

  • 5. Ter uitvoering van de subsidiebeschikking wordt een uitvoeringsovereenkomst gesloten.

Artikel 11
  • 1. Onverminderd het gestelde in artikel 4, eerste lid, kan de subsidieverlening in ieder geval geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien de activiteiten ten behoeve waarvan de subsidie is aangevraagd:

    a. niet voldoen aan de verplichte thema’s in hoofdstuk 3 van het Regionaal beleidskader;

    b. niet voldoen aan een deel van de aanbevolen thema’s in hoofdstuk 3 van het Regionaal beleidskader ISV;

    c. niet voldoen aan de financiële kaders in schema B van het Regionaal beleidskader ISV en waarbij het projecttekort niet groter is dan 20% voor groot- en groeistedelijke gemeenten en 40% voor kleinstedelijke gemeenten;

    d. niet in lijn zijn met de gevraagde beleidsinzet ten aanzien van woningdifferentiatie in schema A van het Regionaal beleidskader ISV zoals verder uitgewerkt in het regionaal beleidskader Verstedelijkingsafspraken en de convenanten tussen de individuele gemeenten en de stadsregio.

  • 2. Voorts kan de subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien het budget als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, ontoereikend is.

  • 3. Artikel 10, tweede en derde lid, van de Wet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Aan de subsidiebeschikking wordt in ieder geval de verplichting verbonden dat binnen 2 jaar na de aanvraag met de realisatie van de activiteiten dient te zijn begonnen.

Paragraaf 3. Vaststelling van de bijdrage
Artikel 12
  • 1. Het college van Burgemeester en Wethouders dient uiterlijk 1 juli 2010 een aanvraag in bij het dagelijks bestuur tot definitieve vaststelling van het subsidiebedrag overeenkomstig artikel 13 van de Wet en de bepalingen in deze verordening.

  • 2. De aanvraag dient ten minste een verklaring omtrent de geleverde prestatie en een accountantsverklaring te omvatten.

  • 3. Het dagelijks Bestuur kan, in het belang van de beoordeling van de aanvraag, om nadere gegevens vragen.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de definitieve subsidie vast overeenkomstig artikel 10 en artikel 14 van de Wet. De vaststelling geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag, onder verrekening van reeds uitbetaalde voorschotten.

  • 5. Indien de in lid 4 bedoelde vaststelling lager is dan de reeds uitgekeerde voorschotten, zal terugvordering van het teveel betaalde bedrag plaatsvinden.

HOOFDSTUK 4. DE BOUW VAN BEREIKBARE SOCIALE HUURWONINGEN EN SENIORENWONINGEN

Paragraaf 1. Aanvragen
Artikel 13
  • 1. Het college van Burgemeester en Wethouders dient uiterlijk op 31 december 2009 een aanvraag tot subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2 lid 2 onder c in, nadat de bouw van de bereikbare sociale huurwoningen of seniorenwoningen daadwerkelijk is gestart en op basis van het daadwerkelijk aantal te bouwen Woningen, waarvoor een bijdrage wordt gevraagd.

  • 2. De aanvraag bevat tenminste de volgende gegevens:

    a. de projectnaam;

    b. een omschrijving van het project, waarin opgenomen het aantal sociale huurwoningen of seniorenwoningen alsmede hun locatie;

    c. de datum van de daadwerkelijke start van de woningbouw;

    d. de datum van gereedmelding bij het CBS van de Woningen volgens de meest recente bouwplanning;

    e. afdoende bewijs dat sprake is van bereikbare sociale huurwoningen en in voorkomende gevallen van Seniorenwoningen, zoals bedoeld in artikel 1.

  • 3. De gemeenten Rotterdam en Schiedam kunnen slechts een beroep doen op het budget voorzover deze woningbouwlocaties gelegen zijn “buiten de ruit” en buiten de “56-wijken”.

  • 4. Voor de woningbouw op de Vinex grote uitbreidingslocaties, waarvoor tussen de stadsregio en de bouwgemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Rotterdam lump sum afspraken zijn gemaakt, is beroep op het budget slechts mogelijk voorzover meer dan 25% van de overeengekomen woningbouwproductie op deze locaties bestaat uit Bereikbare sociale huurwoningen.

Paragraaf 2. Hoogte van de bijdrage en beslissing op de aanvraag
Artikel 14
  • 1. De in artikel 13 bedoelde subsidie bedraagt:

    a. Een subsidie van € 5.000 per Woning;

    b. Een extra subsidie van € 3.000 voor elke Woning sub a, die in de woonruimteverdeling geoormerkt wordt als Seniorenwoning;

    c. het subsidiebedrag, als bedoeld in het eerste lid, onder a., wordt verhoogd met € 5.000 per gerealiseerde woning, indien de subsidieontvanger voor 1 januari 2011 minimaal 92,5 % van de taakstellende productie zoals afgesproken in het convenant als bedoeld in artikel 4, eerste lid, heeft gerealiseerd.

    d. het subsidiebedrag, als bedoeld in het eerste lid, onder a., wordt verhoogd met € 5.000,- per woning, voor zover het een woning betreft die extra is gebouwd ten opzichte van de taakstellende productie zoals afgesproken in het convenant als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid onder d. geldt niet voor gemeenten die in bijlage 2 van ‘Het regionaal woningbouwscenario 2005 – 2010’, zijn aangeduid als categorie 1-gemeente.

  • 3. Indien de taakstellende productie van een subsidieontvanger aan een maximum gebonden is, wordt voor de berekening van het subsidiebedrag als bedoeld in het eerste lid onder c. het maximaal toegestane aantal te bouwen sociaal bereikbare huurwoningen gelijk gesteld aan 100%.

  • 4. De in lid 1 genoemde subsidie is verbonden aan een maximumbudget zoals gesteld in artikel 3 c.

Artikel 15
  • 1. Het dagelijks bestuur beslist op de aanvraag uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van ontvangst door het dagelijks bestuur.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, eerste lid, kan de subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien:

    a. de activiteiten waarvoor de subsidieverlening is aangevraagd gestart zijn voor 1 januari 2005;

    b. de activiteiten waarvoor de subsidieverlening is aangevraagd nog niet zijn gestart;

    c. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • 4. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

    a. het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bepaald wordt;

    b. de activiteiten waarvoor subsidie verleend wordt alsmede het tijdstip waarop deze activiteiten of onderdelen daarvan voltooid dienen te zijn;

  • 5. Aan de beschikking tot subsidieverlening worden in ieder geval de volgende verplichtingen verbonden:

    a. de activiteiten zijn voltooid voor 1 januari 2011;

    b. de gereedmelding van de woningen en seniorenwoningen bij het Centraal Bureau voor de Statistiek vindt plaats voor 1 januari 2011.

Paragraaf 3. Vaststelling van de bijdrage
Artikel 16
  • 1. Het dagelijks bestuur stelt uiterlijk op 31 december 2011 de subsidie vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de subsidie lager vaststellen of intrekken indien is gebleken dat niet is voldaan aan de vereisten van deze verordening.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

HOOFDSTUK 5. DE BOUW VAN WONINGEN OP FUNCTIEVERANDERINGSLOCATIES

Paragraaf 1. Hoogte van de bijdrage en voorwaarden
Artikel 17
  • 1. Het dagelijks bestuur kan voor de bouw van woningen op functieveranderingslocaties als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder d, subsidie verlenen voor een bedrag van € 7.500 per woning.

  • 2. De in lid 1 genoemde subsidie is verbonden aan een maximumbudget zoals gesteld in artikel 3 d.

  • 3. Voor woningen die gerealiseerd worden op de locatie “Kop van Zuid” te Rotterdam, waarvoor separate rijkssubsidie is verstrekt, kan geen aanspraak gemaakt worden op subsidie op grond van dit hoofdstuk.

Paragraaf 2. Geoormerkte lijst van Functieveranderingslocaties
Artikel 18
  • 1. Voor 1 januari 2005 dient het college van Burgemeester en Wethouders een eerste opgave in van woningbouwlocaties, die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders opgenomen dienen te worden op de door het dagelijks bestuur geoormerkte lijst van Functieveranderingslocaties.

  • 2. Per locatie dient te worden aangegeven:

    a. de projectnaam,

    b. de oude functie zoals aangeduid in het bestemmingsplan,

    c. het volgens planning te realiseren aantal Woningen,

    d. de datum waarop de Woningbouw zal aanvangen en

    e. de datum van gereedmelding bij het CBS van de Woningen en

    f. per gemeente een overzichtskaart, waarop de betreffende Functieveranderingslocaties zijn aangegeven.

  • 3. Binnen drie maanden na aanlevering van de opgave besluit het dagelijks bestuur of de betreffende woningbouwlocaties kunnen worden geoormerkt als zijnde een Functieveranderingslocatie, zoals bedoeld in artikel 1 onder v.

  • 4. Ook na 1 januari 2005 is het mogelijk locaties op te geven voor de geoormerkte lijst. Deze opgave dient uiterlijk één maand voor de start van de bouw van de Woningen ingediend te zijn. Vervolgens is het derde lid van toepassing.

Paragraaf 3. Aanvragen en beslissing op de aanvraag
Artikel 19
  • 1. Het college van Burgemeester en Wethouders dient een aanvraag voor een subsidie voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 onder d, in bij het dagelijks bestuur, na de daadwerkelijk start bouw van de Woningen en op basis van het daadwerkelijk aantal te bouwen Woningen, waarvoor een bijdrage wordt gevraagd.

  • 2. In de aanvraag bevat tenminste de volgende gegevens:

    a. de projectnaam,

    b. de daadwerkelijke datum van de start bouw van de Woningen en

    c. de datum van gereedmelding bij het CBS van de Woningen volgens de meest recente bouwplanning.

  • 3. Aanvragen worden beoordeeld door het dagelijks bestuur op volgorde van ontvangst.

Artikel 20
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, eerste lid, kan subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien:

    a. de activiteiten waarvoor de subsidieverlening is aangevraagd gestart zijn voor 1 januari 2005;

    b. de activiteiten waarvoor de subsidieverlening is aangevraagd nog niet zijn gestart;

    c. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen;

    d. de locatie als bedoeld in het eerste lid onder a niet is opgenomen op de in artikel 18 lid 1 bedoelde geoormerkte lijst.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

    a. het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bepaald wordt;

    b. de activiteiten waarvoor subsidie verleend wordt alsmede het tijdstip waarop deze activiteiten of onderdelen daarvan voltooid dienen te zijn.

  • 3. Aan de beschikking tot subsidieverlening worden in ieder geval de volgende verplichtingen verbonden:

    a. de activiteiten zijn voltooid voor 1 januari 2011;

    b. de gereedmelding van de woningen bij het Centraal Bureau voor de Statistiek vindt plaats voor 1 januari 2011.

Paragraaf 4. Vaststelling van de bijdrage
Artikel 21
  • 1. Het dagelijks bestuur stelt uiterlijk op 31 december 2011 de subsidie vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de subsidie lager vaststellen of intrekken indien is gebleken dat niet is voldaan aan de vereisten van deze verordening.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

HOOFDSTUK 5A. HET REALISEREN VAN DE ALGEMENE WONINGBOUWTAAKSTELLING

Artikel 21a Aanvragen
  • 1. Het college van Burgemeester en wethouders kan een subsidie aanvragen voor het realiseren van meer woningen dan de algemene taakstellende productie zoals afgesproken in het convenant als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2. De aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk op 30 juni 2010 ingediend.

Artikel 21b Weigeringronden

De subsidie als bedoeld in artikel 21a wordt niet verleend wanneer de betreffende woningen niet gereed gemeld zijn bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 21c Hoogte van de bijdrage
  • 1. De in artikel 21a bedoelde subsidie bedraagt € 2.000 per woning die boven de algemene taakstellende productie zoals afgesproken in het convenant als bedoeld in artikel 4, eerste lid, is gerealiseerd.

  • 2. De in het eerste lid genoemde subsidie is verbonden aan een maximumbudget zoals gesteld in artikel 3 onderdeel e.

  • 3. Voor zover het totaal van de te verstrekken subsidies het maximumbudget overschrijdt, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid over de subsidieaanvragers verdeeld.

Artikel 21d Vaststelling
  • 1. Het dagelijks bestuur stelt uiterlijk op 1 juli 2011 de subsidie vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de subsidie lager vaststellen of intrekken indien is gebleken dat niet is voldaan aan de vereisten van deze verordening.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het dagelijks bestuur zou leiden tot een onredelijk besluit kan het dagelijks bestuur, op verzoek van het college van B&W, afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 23

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Verstedelijkingsafspraken en Stedelijke Vernieuwing 2005-2010 stadsregio Rotterdam.

Artikel 24

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 mei 2005  de regioraad stadsregio Rotterdam.

 

de secretaris,                          de voorzitter,

 

 

 

 

 

mr. M.C. Jansen.                     mr. I.W Opstelten

TOELICHTING OP DE VERORDENING VERSTEDELIJKINGAFSPRAKEN EN STEDELIJKE VERNIEUWING 2005-2010 STADSREGIO ROTTERDAM ZOALS DEZE LUIDT OP 11 MEI 2005

ALGEMEEN

Voor de periode 2005-2010 wordt door het Rijk geld ter beschikking gesteld in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV2) en in het kader van de Verstedelijkingsafspraken.

Deze ISV middelen worden gegeven aan de Rechtstreekse gemeenten Schiedam en Rotterdam en aan de Provincie Zuid-Holland voor niet-rechtstreekse gemeenten. Voor de zestien binnen de stadsregio Rotterdam gelegen niet-rechtstreekse gemeenten, is de stadsregio Rotterdam met de provincie Zuid-Holland overeengekomen de uitvoering van de ISV-regeling, inclusief het bijbehorende budget over te dragen aan de stadsregio Rotterdam (provinciale staten van Zuid-Holland, d.d. 26 januari 2005) . Met de gemeenten Rotterdam en Schiedam is afgesproken om een deel van hun rechtstreekse ISV-budget eveneens beschikbaar te stellen van de stadsregio. Een en ander is uitgewerkt in het Convenant d.d. 16 april 2004 over samenwerking tussen provincie Zuid-Holland, de gemeenten Rotterdam en Schiedam en de stadsregio Rotterdam met betrekking tot het investeringsbudget stedelijke vernieuwing en ondertekend is op 23 december 2004.

Voor de besteding van de regionale middelen ISV2 is binnen de beleidskaders van het Rijk en Provincie en met instemming van Gedeputeerde Staten het Regionale beleidskader “Vernieuwen en Delen” opgesteld en vastgesteld in de regioraad op 23 juni 2004. Conform de Wet stedelijke vernieuwing wordt onderscheid gemaakt tussen Programma- en Projectgemeenten. Net als bij rechtstreekse gemeenten moeten Programmagemeenten een Meerjarig Ontwikkelingsplan (MOP) opstellen, Projectgemeenten kunnen volstaan met een beleidsnotitie.

Het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS)-budget voor Verstedelijking 2005-2010 wordt door het Rijk verstrekt aan de stedelijke regio’s. Hiervoor hebben per stedelijke regio onderhandelingen plaatsgevonden met de coördinerend minister van VROM over aantallen te bouwen woningen in de regio en de rijksbijdrage. De uitkomsten zijn vastgelegd in convenanten. Voor de regio Rotterdam is de stadsregio Rotterdam primair de contractpartner. De G-30 (centrumgemeenten) hebben bevoegdheid tot medeondertekening om te waarborgen dat de omliggende gemeenten in voldoende mate meehelpen in de oplossing van de problemen van de centrale gemeenten (brief minister VROM aan Tweede Kamer d.d. 21 september 2004). Tussen de stadsregio Rotterdam en het Rijk is ondermeer overeengekomen in de periode 2005-2010 tenminste 36.450 Woningen op te leveren( exclusief de “Kop van Zuid”- locatie te Rotterdam). Daarvoor wordt 73,3 miljoen euro ter beschikking gesteld. De rijksbijdrage wordt definitief vastgesteld in een rijksbeschikking gebaseerd op het Besluit Locatiegebonden Subsidies, zoals dat in 2005 wordt vastgesteld.

Als uitwerking van de Verstedelijkingsafspraken is het “Regionaal Woningbouwscenario 2005-2010 met bijbehorend financieel scenario” op 1 september 2004 door het DB vastgesteld. Hierin wordt ondermeer de samenhang tussen ISV en Stedelijke Vernieuwing weergegeven. Tevens zijn indicatief taakstellingen benoemd per gemeente ten aanzien van:

  • -

    de minimumtaakstelling te bouwen woningen in de periode 2005-2010.

  • -

    een minimum taakstelling sociale woningbouw voor zgn. categorie II en III gemeenten.

  • -

    een maximum taakstelling sociale woningbouw voor categorie I gemeenten.

Om de gemeenten te ondersteunen bij de realisatie van de taakstellingen worden door de stadsregio subsidies in het vooruitzicht gesteld voor de bouw van Bereikbare sociale huurwoningen, met daarbij een extra premie als die woningen kunnen worden aangemerkt als Seniorenwoning en voor de bouw van woningen op Functieveranderingslocaties.

Op basis van het regionaal woningbouwscenario zijn onderhandelingen gevoerd met alle achttien gemeenten over het door het dagelijks bestuur voorgestelde beleid en over de per gemeente overeengekomen minimum woningbouwtaakstellingen, die tezamen optellen tot 36.450 woningen exclusief de woningen op de locatie “Kop van Zuid” te Rotterdam en 38.000 wanneer deze woningen wel meegeteld worden. De uitkomsten van deze onderhandelingen zijn verwerkt in het definitieve woningbouwscenario 2005-2010 met bijbehorend financieel scenario, zoals dat is door het dagelijks bestuur in zijn vergadering van 27 oktober 2004 is vastgesteld en door de regioraad in de vergaderingen van 22 december 2004 en 9 februari 2005. Tevens zijn afspraken gemaakt ten aanzien van de sociale taakstelling. Vervolgens zijn definitieve afspraken over de minimumtaakstelling en de sociale taakstelling (nieuwbouwproducten en voorraaddoelstelling) vastgelegd in convenanten tussen de stadsregio Rotterdam en de individuele gemeenten.

In de verordening zijn de regionale subsidieregelingen geldend voor de periode 2005-2010 en gebaseerd op het regionaal beleidskader ISV en het regionaal beleidskader Verstedelijking in één regeling samengebracht.

SYSTEMATIEK VERORDENING

De verordening wordt volledig uitgevoerd door de stadsregio Rotterdam. De regioraad stelt als budgetbeheerder vast hoe het beschikbare budget wordt verdeeld over de verschillende subsidiecategorieën. Dit budget kan alleen naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie in 2007 door de budgetbeheerder herverdeeld worden indien één of meerdere categorieën niet goed wordt benut of als de gemeentelijke prestaties daar anderszins aanleiding toe geven.

Aanvragen van subsidie kunnen alleen door het college van Burgemeester en Wethouders worden ingediend bij het dagelijks bestuur. De regio toetst de aanvraag aan de gestelde voorwaarden krachtens de verordening. Het dagelijks bestuur besluit over de toekenning van subsidie.

Daar ingevolge deze verordening alleen subsidie verstrekt wordt aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, is titel 4.2 van de Awb niet van toepassing.

De verordening is opgebouwd op basis van de onderscheiden subsidieregelingen. Na hoofdstuk 1 waarin algemene bepalingen zijn opgenomen, worden in Hoofdstuk 2 de inhoud, procedure, voorwaarden en toekenningsvereisten voor de subsidieregeling ten behoeve van het realiseren van investeringsprojecten in programmagemeenten weergegeven. In hoofdstuk 3 volgt analoog de subsidieregeling ten behoeve van het realiseren van investeringsprojecten in projectgemeenten, in hoofdstuk 4 de subsidieregeling voor het bouwen van Bereikbare sociale huurwoningen en in hoofdstuk 5 de subsidieregeling voor het bouwen van woningen op functieveranderingslocaties. Tenslotte zijn in hoofdstuk 6 overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

  • s.

    In de definitie van Seniorenwoningen is gekozen voor: “geoormerkt in het kader van de woonruimteverdeling”. Dit om te voorkomen dat er een lange technische discussie wordt gevoerd over de vraag: welke ontwerpeisen zouden moeten worden gesteld aan de woningplattegrond, een extra gezelligheidsruimte en/of de afstand van een zorgpunt om te voldoen aan de 55+ definitie.

  • v.

    In de definitie van Functieveranderingslocaties komt tot uiting dat het moet gaan om een omzetting van de functie niet-wonen naar de functie wonen. Bouwen op openbaar groen of in het weiland wordt nadrukkelijk niet gezien als een functieveranderingslocatie.

De definitie beperkt zich niet tot bedrijfsterreinen, maar noemt expliciet ook bedrijfsgebouwen, kantoren of gebouwen bestemd voor voorzieningen. De gebouwde voorzieningen zullen doorgaans van niet-commerciële aard zijn, zoals scholen, musea, kerken, zwembaden etc. zijn. Onder definitie van bedrijfsgebouwen vallen ook pakhuizen, hotels en agrarische gebouwen, die voorheen geen woonfunctie hadden. Bij de beoordeling kan betrokken worden wat het oorspronkelijke bebouwde terreinoppervlak was en welke functie een en ander had in het bestemmingsplan.

Hoofdzakelijk onbebouwde terreinen als volkstuinen, campings, sportvelden speeltuinen en agrarische terreinen worden niet beschouwd als bedrijfsterrein en zijn derhalve uitgesloten van een regionale bijdrage.

Daarnaast is aangegeven dat de locaties dienen te liggen in de bebouwde kom, dan wel direct hieraan grenzend.

Paragraaf 2 grondslag en werkingssfeer

Artikel 2

Het derde lid regelt dat projecten, die al een bijdrage uit het Investeringsbudget 2000-2005 hebben gekregen en projecten waaraan een bijdrage in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) is verleend, niet tweemaal over dezelfde kosten subsidie kunnen krijgen.

Het vierde lid regelt ditzelfde voor die locaties, waarvoor de stadsregio al een bijdrage heeft gegeven ter afdekking van het berekende tekort in de betreffende grondexploitaties.

Een en ander laat onverlet dat binnen de verordening subsidies gestapeld kunnen worden, met name de mogelijkheden zoals opgenomen in de hoofdstukken 4 en 5: de bouw van Bereikbare sociale huurwoningen, die geoormerkt kunnen worden als Seniorenwoning en gerealiseerd worden op een geoormerkte functieveranderingslocatie.

Paragraaf 3 Vaststelling van de budgetten

Artikel 3

Op basis van het derde lid van artikel 6 van de Wet dienen Programmagemeenten voor 1 juli 2004 te worden aangewezen en dient een indicatie over de hoogte van het budget te worden afgegeven. Aangezien het convenant ISV II tussen stadsregio en Provincie nog niet door alle partijen definitief was getekend, heeft Gedeputeerde Staten op 7 juni 2004 na overleg met de stadsregio de Programmagemeenten aangewezen en voorlopig de hoogte van de indicatieve bijdragen vastgesteld.

Het indicatieve budget per gemeente is door Gedeputeerde staten indertijd voorlopig vastgesteld op:

  • -

    € 1.831.261 voor de gemeente Capelle aan den IJssel;

  • -

    € 1.977.607 voor de gemeente Maassluis;

  • -

    € 1.810.959 voor de gemeente Ridderkerk;

  • -

    € 1.052.800 voor de gemeente Spijkenisse;

  • -

    € 9.168.758 voor de gemeente Vlaardingen.

Op grond van de begrotingsbehandeling in het najaar van 2004 van het ministerie van VROM zijn deze bedragen inmiddels verlaagd. Deze actualisatie zal eventueel worden meegenomen bij het verlenen van de beschikkingen op de MOP’s.

Paragraaf 4 Verlening en vaststelling van de bijdragen

Artikel 4

In dit artikel wordt nadrukkelijk een koppeling gelegd met de af te sluiten convenanten tussen stadsregio en individuele gemeenten, waarin onder meer afspraken worden opgenomen over de taakstellingen inzake de nieuwbouw van sociale huurwoningen en de ontwikkeling van de voorraad bereikbare sociale huurwoningen. Het niet voldoen aan met name de sociale taakstellingen in het convenant kan dus het intrekken of op een lager bedrag vaststellen van de bijdragen tot gevolg hebben, ook wanneer er wel is voldaan aan de specifieke voorwaarden die voor elke bijdrage in het betreffende hoofdstuk zijn gesteld.

In lid 3 wordt beschreven dat de wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt nog nader uitgewerkt zal worden en zal leiden tot een apart besluit van het dagelijks bestuur.

Paragraaf 5 begrotingsvoorbehoud

Artikel 5

De regioraad stelt als budgetbeheerder vast hoe het beschikbare budget wordt verdeeld over de verschillende subsidiecategorieën. Dit budget kan alleen naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie in 2007 door de budgetbeheerder herverdeeld worden indien één of meerdere categorieën niet goed wordt benut of als de gemeentelijke prestaties daar anderszins aanleiding toe geven.

De financiering van de subsidiemogelijkheden in deze verordening bestaat uit bijdragen van het Rijk, rechtstreeks of via de Provincie en bijdragen van de gemeenten Rotterdam en Schiedam. Indien deze bijdragen naar beneden worden bijgesteld regelt het derde lid dat dit consequenties voor de beschikbare budgetten, zoals vastgesteld in het eerste lid, kan hebben. Ook deze bevoegdheid is voorbehouden aan de regioraad.

Hoofdstuk 2. Het realiseren van Investeringsprojecten in Programmagemeenten ISV

Paragraaf 1. Aanvragen en beslissing op de aanvraag

Artikel 6

De indiening van de definitieve aanvraag met het definitieve meerjarig ontwikkelingsprogramma, dient uiterlijk 15 februari 2005 plaats te vinden. Deze datum komt overeen met hetgeen wettelijk is bepaald. Conform het beleidskader “Vernieuwen en Delen” van de stadsregio Rotterdam zijn de concept meerjarig ontwikkelingsprogramma’s reeds voor 15 oktober 2004 ingediend.

Artikel 8 van de Wet geeft de gronden aan waarop een investeringsbijdrage geheel of gedeeltelijk kan worden geweigerd. Het toepasselijke rijksbeleidskader wordt nog vastgesteld voor de periode 2005-2010. Tot de vaststelling is alleen een concept beschikbaar van januari 2004.

In lid 7 wordt nadrukkelijk verwezen naar de verdere uitwerking van de woningdifferentiatie in schema A in het Regionaal beleidskader Verstedelijkingsafspraken en de convenanten tussen individuele gemeenten en stadsregio. Met de “sociale taakstellingen” wordt beoogd om “de regio meer in balans” te brengen in die zin dat de trend van de afgelopen periode waarin de ongelijkheid tussen stad en ommeland steeds verder toenam wordt doorbroken. Waarbij de omliggende gemeenten in voldoende mate meehelpen in de oplossing van de problemen van de centrale gemeenten. Bij de uitwerking in de convenanten zal ,waar nodig, aandacht zijn voor maatwerk, zulks ter beoordeling van de portefeuillehouder wonen, stedelijke vernieuwing en VINEX.

Artikel 7

In afwijking van het gestelde in het Regionaal Beleidskader ISV wordt de beoordelingstermijn voor het dagelijks bestuur opgerekt tot 1 april 2005.

Artikel 9 van de Wet geeft een opsomming van de verplichtingen die opgenomen kunnen worden in de beschikking. In het eerste lid van artikel 16 van de Wet wordt aangegeven dat verplichtingen opgenomen kunnen worden als gevolg van de prestaties in de periode 2000-2005.

Met de formulering rond bodemsanering in lid 8 worden de volgende zaken beoogd.

De bijdragen voor bodemsanering in het kader van ISV en verstedelijkingsafspraken worden buiten de werkingssfeer van deze verordening gehouden, omdat het bijdragen betreft, die door het dagelijks bestuur van de stadsregio met prioriteit worden toegekend aan noodzakelijke bodemsaneringen ten behoeve van woningbouw. Dit geldt ook voor programmagemeenten. Derhalve wordt in artikel 7 lid 8 de mogelijkheid opgenomen, dat het door programmagemeenten in het kader van het meerjaren ontwikkelprogramma aangevraagde investeringsbudget voor bodemsanering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd.

Bovendien wordt bij de bepaling van de bijdragen de voor bodemsanering gebruikelijke procedure gevolgd, waarbij bijdragen pas definitief worden verleend nadat het saneringsplan is goedgekeurd en het saneringsverslag is beoordeeld.

Paragraaf 2 Vaststelling van de bijdrage

Artikel 8

Artikel 13 van de Wet geeft aan welke eisen de aanvraag tot vaststelling van het subsidie moet voldoen.

Artikel 14 van de Wet geeft aan hoe het budget wordt vastgesteld. In artikel 10 van de Wet geeft aan hoe het investeringsbudget kan worden ingetrokken of ten nadele van de gemeente kan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 3. Het realiseren van Investeringsprojecten in Projectgemeenten ISV

Paragraaf 1. Aanvragen

Artikel 9

Indien het budget niet toereikend is maakt het dagelijks bestuur een keuze op basis van het voldoen aan de thema’s en criteria van het regionaal beleidskader. Daarbij hebben op grond van artikel 9 lid 4 die thema’s prioriteit, die niet reeds voorzien worden van subsidies op grond van hoofdstuk 4 en 5.

In afwijking van het gestelde in het Regionaal Beleidskader ISV wordt de aanvraagtermijn opgerekt tot 1 april 2005 en de beoordelingstermijn voor het dagelijks bestuur opgerekt tot 1 juli 2005. Bij nader inzien is een behandelingstermijn van slechts 2 maanden te kort voor het maken van de ambtelijke beoordeling, een eventuele prioritering en de besluitvorming terzake door het dagelijks bestuur. De aanvraagtermijn is verlengd op verzoek van betrokken gemeenten, welke merendeels hebben aangegeven geen kans te zien om voor 1 januari 2005 de projectaanvragen voor indiening gereed te hebben.

Paragraaf 2 verlening van de bijdrage

Artikel 11

Artikel 8 van de Wet geeft de gronden aan waarop een investeringsbijdrage geheel of gedeeltelijk kan worden geweigerd. Het toepasselijke rijksbeleidskader wordt nog definitief vastgesteld voor de periode 2005-2010. Tot die tijd is het wel beschikbare concept van januari 2004 geldig.

In artikel 11 lid 1 wordt verwezen naar de voorwaarden waaraan een project moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen op grond van het regionaal beleidskader ISV inzake de woningbouwprogrammering en de nadere uitwerking van de beleidsinzet in het kader van het regionaal woningbouwscenario.

De in artikel 11 lid 4 genoemde voorwaarde maakt het mogelijk dat het dagelijks bestuur de subsidiebeschikking geheel of gedeeltelijk kan intrekken indien niet binnen twee jaar na de aanvraag met de realisatie van het project is begonnen.

Hoofdstuk 4. De bouw van Bereikbare sociale huurwoningen

Paragraaf 1 Aanvragen

Artikel 13

De gemeente dient in ieder geval duidelijk te maken aan de hand van de uitgangspunten van het te realiseren bouwplan of de woningen voldoen aan de definities van Bereikbare sociale huurwoning en voorzover van toepassing Seniorenwoning.

Paragraaf 2 Hoogte van de bijdrage en voorwaarden

Artikel 15

Als start van de bouw wordt de datum van het slaan van de eerste paal van het project gehanteerd, bij herontwikkeling wordt bij het ontbreken van een eerste paal uitgegaan van de daadwerkelijke start van de bouwactiviteiten voor de realisatie van de woningen.

Naast de start van de bouw van de woningen wordt ook als eis gesteld dat de woningen gereed gemeld zijn aan het CBS voor 1 januari 2010 vanwege de eis van het Rijk in het kader van de Verstedelijkingsafspraken. Woningen tellen alleen mee in de beoordeling van de taakstelling, voorzover deze zijn meegenomen in de CBS-statistiek “Opgeleverde woningen”. Daarvoor is het nodig dat de woning niet alleen is opgeleverd voor 1 januari 2010, maar ook gereed is gemeld aan het CBS.

Zowel particuliere als gemeentelijke locaties komen voor een bijdrage in aanmerking. Toekenning van de bijdrage vindt echter uitsluitend plaats aan de gemeente i.c. het college van B&W. De gemeente beslist vervolgens zelf of en hoe de genormeerde regionale bijdrage wordt doorgesluisd naar de betreffende grondexploitaties/bouwprojecten.

De voorwaarde genoemd onder het b van het achtste lid van artikel 15 maakt het mogelijk dat het dagelijks bestuur de subsidiebeschikking geheel of gedeeltelijk kan intrekken indien de Woningen niet voor 1 januari 2010 zijn gereed gemeld aan het CBS.

Artikel 16

In dit artikel wordt de vaststelling van de subsidie geregeld, welke niet los kan worden gezien van de vraag of de regioraad gebruik gaat maken van de mogelijkheid om een sanctie op te leggen in het kader van artikel 4 van deze verordening.

De uitbetaling van de subsidiegelden heeft plaats na beschikking in het kader van de feitelijke start van de bouw.

Voor deze systematiek is gekozen om gemeenten te faciliteren in een vroeg stadium. Het alternatief zou zijn geweest om enkel “trekkingsrechten op subsidie” toe te kennen, welke pas zouden kunnen worden verzilverd bij eindafrekening in 2010/2011

Hoofdstuk 5. De bouw van Woningen op Functieveranderingslocaties

Paragraaf 1. Hoogte van de bijdrage en voorwaarden

Artikel 17

Het derde lid regelt dat voor de locatie “Kop van Zuid” te Rotterdam geen subsidie voor functieveranderingslocaties kan worden verkregen. Voor deze locatie is door het rijk reeds een subsidie “grote bouwlocaties” verstrekt in 1989.

Paragraaf 3 Aanvragen en beslissing op de aanvraag

Artikel 19

Als start bouw wordt de datum van het slaan van de eerste paal gehanteerd, bij herontwikkeling wordt bij het ontbreken van een eerste paal uitgegaan van de daadwerkelijke start van de bouwactiviteiten voor de realisatie van de woningen.

Naast de start bouw van de woningen wordt ook als eis gesteld dat de woningen gereed gemeld zijn aan het CBS voor 1 januari 2010 vanwege de eis van het Rijk in het kader van de Verstedelijkingsafspraken. Woningen tellen alleen mee in de beoordeling van de taakstelling, voorzover deze zijn meegenomen in de CBS-statistiek “Opgeleverde woningen”. Daarvoor is het nodig dat de woning niet alleen is opgeleverd voor 1 januari 2010, maar ook gereed is gemeld aan het CBS.

Zowel particuliere als gemeentelijke locaties komen voor een bijdrage in aanmerking. Toekenning van de bijdrage vindt echter uitsluitend plaats aan de gemeente i.c. het college van B&W. De gemeente beslist vervolgens zelf of en hoe de genormeerde regionale bijdrage worden doorgesluisd naar de betreffende grondexploitaties/bouwprojecten.

Artikel 20

De voorwaarde genoemd onder b. van het derde lid van artikel 20 maakt het mogelijk dat het dagelijks bestuur de subsidiebeschikking geheel of gedeeltelijk kan intrekken indien de woningen niet voor 1 januari 2010 zijn gereed gemeld aan het CBS.

Artikel 21

In dit artikel wordt de vaststelling van de subsidie geregeld, welke niet los kan worden gezien van de vraag of de regioraad gebruik gaat maken van de mogelijkheid om een sanctie op te leggen in het kader van artikel 4 van deze verordening.

De uitbetaling van de subsidiegelden heeft plaats na beschikking in het kader van de feitelijke start van de bouw.

Voor deze systematiek is gekozen om gemeenten te faciliteren in een vroeg stadium. Het alternatief zou zijn geweest om enkel “trekkingsrechten op subsidie” toe te kennen, welke pas zouden kunnen worden verzilverd bij eindafrekening in 2010/2011

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 22

Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Toepassing hiervan kan verzocht worden door het desbetreffende college van Burgemeester en Wethouders te komen. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast.