Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Middelharnis

Verordening peuterspeelzaalwerk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Middelharnis
Officiële naam regelingVerordening peuterspeelzaalwerk
CiteertitelVerordening peuterspeelzaalwerk Middelharnis 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpFamilie, jeugd en gezin

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2008, behoudens de artikelen 17, lid 1 (het aspectrisico-inventarisatie gezondheid en veiligheid) en 19, lid 2 (het pedagogisch beleid). Deartikelen 17, lid 1, en 19, lid 2, treden in werking op 1 juli 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200801-01-2015Nieuwe regeling

03-07-2008

Ons Eiland, 24-07-2008

Besluitnummer: 10

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Middelharnis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 juni 2008;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t:

vast te stellen de Verordening peuterspeelzaalwerk Middelharnis 2008

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Omschrijving van gehanteerde begrippen

Deze verordening verstaat onder:a. Algemene subsidieverordening: de meest recente Algemene subsidieverordening vande gemeente Middelharnis;b. beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomenin de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over voordeze werkzaamheden passende beroepskwalificaties;c. begeleider: een hulpouder die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleidingvan kinderen bij een peuterspeelzaal;d. houder: een organisatie of instelling die een peuterspeelzaal exploiteert;e. kindplaats: een rekeneenheid die overeenkomt met een peuterbezoek aan de peuterspeelzaalvan minimaal vijf uur, verdeeld over twee dagdelen per week, gedurendemaximaal veertig weken per jaar;f. peuterspeelzaal: een kindercentrum ten behoeve van een speelgroep van kinderenvanaf twee jaar en zes maanden tot de leeftijd dat zij naar de basisschool kunnen gaan,met een maximale verblijfsduur van drie uren per dag;g. peuterlokaal: een lokaal voor de opvang van kinderen in een peuterspeelzaal;h. peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen vanaf twee jaar enzes maanden gedurende minimaal twee dagdelen per week van maximaal drie uur metals doel de ontwikkeling van deze kinderen te stimuleren; het minimum van twee dagdelenper week geldt tevens als maximum voor de subsidiëring;i. Register kinderopvang en peuterspeelzalen: een overzicht van goedgekeurde kinderopvanginstellingenen peuterspeelzalen;j. toezichthouder: een door de gemeente aangewezen persoon die belast is met het uitvoerenvan de kwaliteitscontrole bij de peuterspeelzalen.

Hoofdstuk 2 EXPLOITATIE VAN EEN PEUTERSPEELZAAL

Artikel 2 Melden van voornemen tot exploitatie

  • 1 Een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie of instelling die binnen de gemeenteeen peuterspeelzaal wil gaan exploiteren doet uiterlijk drie maanden voor de ingangsdatumvan de beoogde exploitatie melding aan het college.

  • 2 De melding vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaargesteld formulier.

  • 3 Bij de melding overlegt de rechtspersoon die wil overgaan tot exploitatie van een peuterspeelzaal:- een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte van de rechtspersoon waarin destatuten zijn opgenomen;- een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;- een reglement betreffende oudercommissies;- verdere gegevens die het college nodig acht voor het correct uitvoeren van deze verordening.

Artikel 3 Opnemen van nieuwe peuterspeelzalen in het Register

  • 1 Het college houdt een Register bij van gemelde peuterspeelzalen.

  • 2 In dit Register worden na een melding de gegevens opgenomen die ingevolge artikel 2,lid 3, zijn of worden verstrekt.

  • 3 Een houder van een peuterspeelzaal als bedoeld in artikel 1 verstrekt desgevraagd aanhet college alle gegevens die nodig zijn voor het Register.

  • 4 De toezichthouder als bedoeld in artikel 6 van deze verordening onderzoekt voordat hetcollege overgaat tot de in het vorige lid bedoelde opneming binnen acht weken of de exploitatieplaatsvindt in overeenstemming met de in deze verordening gestelde eisen.

  • 5 Het college deelt de houder schriftelijk mee dat opneming van de peuterspeelzaal in hetRegister of het doorvoeren van wijzigingen heeft plaatsgevonden.

Artikel 4 Opnemen van bestaande peuterspeelzalen in het Register

  • 1 Het college neemt in het Register de peuterspeelzalen op die op het tijdstip van het inwerking treden van deze verordening actief zijn.

  • 2 Peuterspeelzalen als bedoeld in het vorige lid verstrekken op verzoek van het college allegegevens die nodig zijn voor opname in het Register.

Artikel 5 Exploitatieverbod

Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen of te houden als uit het onderzoekvan de toezichthouder als bedoeld in artikel 7, lid 1, van deze verordening blijkt dat nietaan de eisen uit deze verordening wordt voldaan.

Artikel 6 Gemeentelijk toezicht en aanwijzing van toezichthouder

Met het toezicht op de kwaliteit van de peuterspeelzalen op basis van deze verordening is deinspecteur van de GGD Zuid-Hollandse Eilanden belast. Het college wijst hiervoor een ofmeerdere toezichthouders aan.

Artikel 7 Onderzoek door toezichthouder

  • 1 De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 2 binnen acht wekenof de voorgenomen exploitatie plaatsvindt in overeenstemming met de in deze verordeninggestelde eisen.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of deexploitatie van elke peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de in deze verordeninggestelde eisen.

  • 3 De toezichthouder onderzoekt na een klacht als bedoeld in artikel 22, binnen acht wekenof de exploitatie plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening.

  • 4 Naast het onderzoek bedoeld in het eerste en tweede lid kan de toezichthouder incidenteelonderzoek verrichten naar de naleving door een houder van de voorschriften in artikel17 van deze verordening.

Artikel 8 Inspectierapport

  • 1 De toezichthouder legt zijn bevindingen en oordeel naar aanleiding van een onderzoekbij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport dat gericht is aan het college.

  • 2 Als de toezichthouder oordeelt dat door de houder de voorschriften van deze verordeningniet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

  • 3 Alvorens het rapport vast te stellen, stelt het college de houder in de gelegenheid van hetontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthoudervermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

  • 4 De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschriftdaarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijkeplaats.

  • 5 De toezichthouder maakt het definitieve inspectierapport uiterlijk vier weken na de vaststellingdaarvan openbaar.

Artikel 9 Aanwijzing en bevel

  • 1 Het college kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven naar aanleiding van het inspectierapport.

  • 2 In de aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de voorschriftenniet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmeete nemen maatregelen.

  • 3 Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaalzodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden,kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven.

  • 4 Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen.

Hoofdstuk 3 SUBSIDIERING EN VOORWAARDEN

Artikel 10 Het aanvragen van een subsidie

Het college kan ten behoeve van aanvragen in het kader van dit hoofdstuk formulieren vaststellen.

Artikel 11 Voor subsidie in aanmerking komende kosten

  • 1 Het college legt in een Beleidsregel vast welke kosten in aanmerking kunnen komen voorsubsidie.

  • 2 De houder geeft in de melding aan het college aan voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerkhij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden:- ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’;- ambitieniveau 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’;- ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen’.

  • 3 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de peuterspeelzaal minimaal ambitieniveau1 te realiseren.

Artikel 12 Verdeling van de bevoegdheden

  • 1 De raad stelt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting het plafond vast voor het verlenenvan subsidies ten behoeve van het peuterspeelzaalwerk.

  • 2 Het college is door de raad belast met het uitvoeren van deze verordening.

  • 3 Het college kan nadere beleidsregels peuterspeelzaalwerk opstellen.

Artikel 13 Het afwijzen van een subsidieaanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag wordt door het college afgewezen als de aangevraagde voorzieninggeen voorziening is in de zin van artikel 1 of anderszins niet wordt voldaan aan deeisen uit deze verordening.

  • 2 Een subsidieaanvraag wordt door het college afgewezen als naar het oordeel van hetcollege het inrichten of uitbreiden van een bestaande of nieuwe voorziening strijdig is metde uitgangspunten van het gemeentelijk accommodatiebeleid.

Hoofdstuk 4 EISEN MET BETREKKING TOT KWALITEIT, HYGIENE EN

Artikel 14 Eisen ten aanzien van de oppervlakte speelruimte

  • 1 Voor ieder kind is minimaal 3 m² bruto oppervlakte binnen(speel)ruimte beschikbaar.

  • 2 Voor ieder kind is minimaal 4 m² bruto oppervlakte buiten(speel)ruimte beschikbaar.

Artikel 15 Eisen ten aanzien van de groepen en groepsgrootte

In een groep zijn ten hoogste vijftien kinderen gelijktijdig aanwezig, met dien verstande datde reguliere groepsgrootte maximaal veertien kinderen bedraagt en er één plaats wordt gereserveerdvoor spoedplaatsing.

Artikel 16 Eisen ten aanzien van het aantal beroepskrachten en begeleidsters per

In elke groep zijn tenminste een beroepskracht en een begeleider aanwezig.

Artikel 17 Eisen ten aanzien van hygiëne en veiligheid

  • 1 De houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving,in een risico-inventarisatie gezondheid en veiligheid schriftelijk vast welke risico’sde opvang van kinderen met zich meebrengt en maakt hier beleid op.

  • 2 Het college kan beleidsregels opstellen ten aanzien van hygiëne en veiligheid.

Artikel 18 Toepassing Arbo-normen

De houder draagt zorg voor de correcte naleving van wetgeving op het gebied van arbeidsomstandighedenzoals vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 of zoveel als laatstelijkgewijzigd.

Hoofdstuk 5 OVERIGE EISEN

Artikel 19 Overeenkomst tussen houder en ouder

  • 1 Opvang in een peuterspeelzaal vindt plaats op basis van een schriftelijke overeenkomsttussen de houder en een ouder.

  • 2 De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder voorafgaand aan het aangaanvan de in het vorige lid bedoelde overeenkomst in ieder geval over:- de plaatsingsprocedure en leveringsvoorwaarden;- het gekozen ambitieniveau als bedoeld in artikel 11, lid 2 en het op basis hiervan beschrevenpedagogisch beleid;- het te voeren beleid, inzake kwaliteit en hygiëne en veiligheid;- de oudercommissie;- de klachtenregeling;- de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na plaatsing van het kind bij depeuterspeelzaal;- de aard van het in te zetten observatie-instrument en de rapportage over de observatie.

Artikel 20 Acceptatieplicht

  • 1 Een houder van een peuterspeelzaal heeft een acceptatieplicht van peuters.

  • 2 Alleen op grond van afspraken tussen de gemeente en de peuterspeelzalen over despreiding van leerlingen met specifieke onderwijsvragen of -achterstanden kan hiervangemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 21 Verklaring omtrent gedrag

  • 1 Beroepskrachten met een arbeidsovereenkomst, welke afgesloten is na inwerking tredingvan de verordening en werkzaam zijn voor een peuterspeelzaal zijn in het bezit van eenverklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens.

  • 2 Deze verklaring wordt aan de houder overgelegd voordat een persoon de werkzaamhedenaanvangt.

  • 3 De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd niet ouder dan twee maanden.

  • 4 Als de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langervoldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangtde houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die nietouder is dan twee maanden.

  • 5 De betreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellentermijn.

Artikel 22 Klachtenregeling

De houder draagt via een externe klachtenregeling – die voldoet aan de Wet klachtenrechtcliënten zorgsector - zorg voor een correcte afhandeling van klachten van ouders.

Hoofdstuk 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 23 Strafbepaling

Overtreding van artikel 2, lid 1, en de artikelen in hoofdstuk 4 van deze verordening wordtgestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvanafwijken, voorzover toepassing gelet op het belang waarvoor deze regeling tot stand isgebracht leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 25 Bekendmaking

  • 1 De subsidieplafonds worden bekendgemaakt voor het begin van het tijdvak waarvoor zezijn vastgesteld.

  • 2 Het Register wordt geplaatst op de website van de gemeente.

  • 3 De namen van de toezichthouders worden gepubliceerd op de website van de gemeente.

  • 4 Toezichthouder en gemeente plaatsen het inspectierapport op hun websites.

Artikel 26 Rechtmatigheidtoetsing

Voor wat betreft deze verordening worden de voor de minimale rechtmatigheidvereisten relevantebepalingen weergegeven in het als bijlage 1 opgenomen overzicht dat als zodaniggeacht wordt deel uit te maken van dit besluit.

Artikel 27 Toepassing van de Algemene subsidieverordening

Op deze verordening is van toepassing de Algemene subsidieverordening gemeente Middelharnis.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008, behoudens de artikelen 17, lid 1 (het aspectrisico-inventarisatie gezondheid en veiligheid) en 19, lid 2 (het pedagogisch beleid). Dezeartikelen treden in werking op 1 juli 2009.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening peuterspeelzaalwerk Middelharnis2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raadvan de gemeente Middelharnis op 3 juli 2008.

De griffier,                                            De voorzitter,

P.W. Berrevoets-Ringelberg.           G. de Vries-Hommes.