Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Skarsterlân

Verordening commissie bezwaarschriften

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Skarsterlân
Officiële naam regelingVerordening commissie bezwaarschriften
CiteertitelVerordening commissie bezwaarschriften
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Skarsterlân, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 1993 en gewijzigd bij raadsbesluiten van 3 maart 1994 en 24 april 2002 en 23 april 2003.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 7:13

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-06-2006nieuwe regeling

31-05-2006

Skarsterlân Nijs, 14-06-2006

raadsbesluit 48/2006
15-06-200606-01-2011intrekking

31-05-2006

Skarsterlân Nijs, 05-01-2011

raadsbesluit 108/2010

Tekst van de regeling

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente

Skarsterlân;

 

ieder voor zoveel het zijn bevoegdheden betreft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 48/2006;

besluiten:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening commissie bezwaarschriften

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

b commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften;

c het college: het college van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

  • 1 Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. 

  • 2 De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen:

    a besluiten op grond van specifieke arbeids- en personele zaken;

    b besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken.

     

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1 De commissie bestaat uit tien leden. 

  • 2 De leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen. 

  • 3 De leden mogen geen deel uitmaken van het gemeentebestuur, noch ambtenaar zijn die door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt zijn. 

  • 4 Het college benoemt uit de leden van de commissie een voorzitter en een vice-voorzitter. 

  • 5 Het college kan voorzien in de benoeming van plaatsvervangende leden. 

Artikel 4 Verdeling commissie in kamers

  • 1 De commissie wordt verdeeld in kamers, te weten:

    a een kamer voor de behandeling van bezwaarschriften op grond van de sociale wetgeving die door het gemeentebestuur wordt uitgevoerd;

    b een kamer voor de behandeling van de overige bezwaarschriften.

     

  • 2 Het college kan uit de kamer als bedoeld in lid 1, onder b, naar behoefte sub-kamers instellen. Het college regelt de samenstelling van deze kamers met inachtneming van de bepalingen van de Awb en van deze verordening. 

Artikel 5 Samenstelling kamers uit de commissie

  • 1 De kamer als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a, bestaat uit drie leden, te weten: de vice-voorzitter en twee andere leden. 

  • 2 De kamer als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, bestaat uit drie leden, te weten: de voorzitter en twee andere leden.

     

     

Artikel 6 Zittingsduur

  • 1 De leden van de commissie worden voor een periode van vijf jaar benoemd en kunnen ten hoogste één keer worden herbenoemd. 

  • 2 Een lid of plaatsvervangend lid van de commissie treedt af op het moment dat hij wordt aangesteld tot ambtenaar als bedoeld in artikel 3, lid 3. 

  • 3 De leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. 

  • 4 Aftredende of ontslag nemende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien, behoudens het bepaalde in lid 2. 

  • 5 De persoon die ter vervulling van een, door buiten periodieke aftreding, opengevallen plaats tot lid van de commissie wordt benoemd, treedt voor de eerste maal af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden. De persoon die op deze wijze tussentijds is benoemd, kan, in afwijking van lid 1, ten hoogste twee keer worden herbenoemd. 

Artikel 7 Presentiegeld

  • 1 De voorzitter en de vice-voorzitter en de leden ontvangen per vergadering een vergoeding van € 185,00. 

  • 2 Het in het vorig lid genoemd bedrag wordt elk jaar herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar. 

Artikel 8 Secretariaat

  • 1 De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar. 

  • 2 Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan. 

  • 3 Een plaatsvervangend secretaris kan fungeren als secretaris van een kamer van de commissie als bedoeld in artikel 4. 

  • 4 De secretaris kan, in overleg met de voorzitter en na overleg met het verwerend orgaan, onderzoeken of het bezwaar in der minne kan worden bijgelegd en daartoe de nodige handelingen verrichten. 

Artikel 9 Nieuw Artikel

  • 1 Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend. 

  • 2 Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld. 

  • 3 Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de Awb wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. 

Artikel 10 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

a artikel 2:1, tweede lid;

b artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

c artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

d artikel 7:4, tweede lid;

e artikel 7:6, vierde lid.

 

Artikel 11 Vooronderzoek

  • 1 De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen. 

  • 2 De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist. 

Artikel 12 Vergaderingen

  • 1 De voorzitter belegt een vergadering telkens als dit voor de behandeling van een of meer bezwaarschriften van de in de Awb gestelde termijn noodzakelijk is. Hij leidt de vergadering en ziet er op toe, dat de in de Awb geregelde procedure voor de behandeling van bezwaarschriften wordt gevolgd. 

  • 2 De vice-voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid. Hij treedt voorts op als voorzitter van de kamer van de commissie als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a, in welke hoedanigheid hij dezelfde bevoegdheden heeft als de voorzitter. Bij afwezigheid van de vice-voorzitter treedt de voorzitter in de kamer van de commissie als bedoeld in artikel 4,lid 1, onder a, als zodanig op. 

  • 3 Indien vervanging als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is, wordt de functie van voorzitter waargenomen door een ander lid van de commissie. Alsdan treedt het oudste lid in jaren van de desbetreffende kamer op als waarnemend voorzitter. 

  • 4 De voorzitter draagt zorg voor de oproeping van de overige leden onder mededeling van de voor de vergadering opgestelde agenda. 

Artikel 13 Hoorzitting

  • 1 De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen. 

  • 2 De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb. 

  • 3 Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan. 

Artikel 14 Uitnodiging hoorzitting

  • 1 De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit. 

  • 2 Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting wijzigen. 

  • 3 De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld. 

  • 4 De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid. 

Artikel 15 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

 

Artikel 16 Niet-deelneming

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

 

Artikel 17 Openbaarheid zitting

  • 1 De zitting van de commissie is openbaar. 

  • 2 De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet. 

  • 3 Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren. 

Artikel 18 Schriftelijke verslaglegging

  • 1 Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid. 

  • 2 Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3 Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding. 

  • 4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht. 

  • 5 Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. 

Artikel 19 Nader onderzoek

  • 1 Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden. 

  • 2 De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden. 

  • 3 De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek. 

  • 4 Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstig toepassing. 

Artikel 20 Raadkamer en advies

  • 1 De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies. 

  • 2 a De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    b Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

    c Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien de minderheid dat verlangt.

     

  • 3 Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift. 

  • 4 Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend. 

Artikel 21 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1 Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 18 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. 

  • 2 Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen. 

  • 3 Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

     

     

Artikel 22 Intrekking oude regeling

De Verordening behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Skarsterlân,

vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 1993 en gewijzigd bij raadsbesluiten van 3 maart 1994 en 24 april 2002 en 23 april 2003, wordt ingetrokken.

 

 

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van haar bekendmaking.

 

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften.

 

 

 

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 31 mei 2006.

 

De raad voornoemd,

De voorzitter, De griffier,

 

Toelichting 1 Verordening commissie bezwaarschriften

Artikelsgewijze toelichting

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, ieder voorzover het zijn bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. Deondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen. 

Artikel 1 BegripsbepalingenIn dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorkomen. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als "verwerend orgaan". Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen. 

Artikel 2 Inleidende bepaling commissieHet eerste lid van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.In het tweede lid wordt het wenselijk geacht ten aanzien van bezwaarschriften die betrekking hebben op specifieke arbeids- en personele zaken een andere methodiek van horen en adviseren te hanteren. Het betreft hier namelijk een zo specifieke materie dat er voor gekozen is om deze bezwaarschriften uit te zonderen. Inmiddels is aansluiting gezocht bij de commissie arbeids- en personele zaken, die ook voor de gemeenten Heerenveen en Opsterland werkzaam is.Voorts wordt het wenselijk geacht besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken uit te zonderen. De reden daarvoor is de volgende. In de Gemeentewet wordt o.a. bepaald dat de heffing van gemeentelijke belastingen geschiedt met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dat betekent dat gemeentelijke belastingen hun formele kader voornamelijk ontlenen aan de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het bestuursrechtelijke kader van de gemeentelijke belastingen vertoont daardoor op een aantal punten behoorlijke afwijkingen met hetgeen op grond van de Algemene wet bestuursrechtgeldt. Dit betreft bijvoorbeeld de afdoeningtermijn van 1 jaar en het horen van bezwaarmaker op verzoek. Dat betekent concreet dat het, in het geval van bezwaren tegen besluiten van de heffingsambtenaar, niet voor de hand ligt de commissie in te schakelen. 

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

De inhoud van deze bepaling is overgenomen uit de huidige Verordening behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Skarsterlân 1994 ( artikel 3), met dien verstande dat als gevolg van de duale wetgeving de benoeming van de leden plaatsvindt door het college.

Artikel 4 Verdeling commissie in kamersDe inhoud van deze bepaling is overgenomen uit de huidige Verordening behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Skarsterlân 1994 ( artikel 4a).

Artikel 5 Samenstelling kamers uit de commissieDe inhoud van deze bepaling is overgenomen uit de huidige Verordening behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Skarsterlân 1994 ( artikel 4b).

Artikel 6 ZittingsduurDe inhoud van deze bepaling is in principe overgenomen uit de huidige Verordening behandeling van bezwaar-en beroepschriften gemeente Skarsterlân 1994 ( artikel 4). Geconstateerd werd dat het merendeel van de leden van de commissie gedurende langere tijd deel blijft uitmaken van de commissie. Dit brengt enerzijds een risico met zich mee dat meerdere leden tegelijkertijd zoudenkunnen stoppen met deze werkzaamheden, waardoor de continuïteit in gevaar komt. Anderzijds is het zo dat soms bezwaarmakers 2 á 3 maal geconfronteerd worden met dezelfde leden van de commissie, waardoor de onafhankelijke indruk van de commissie in gevaar komt. Daarom is in de verordening vastgelegd dat de leden van de commissie worden benoemd voor een periode van 5 jaar, met de mogelijkheid om 1 keer herbenoemd te worden. Door de leden van de commissie werd vervolgens de suggestie gedaan om voor leden, die tussentijds in dienst treden, de mogelijkheid te scheppen om een periode langer mee te kunnen draaien. Door de huidigebepaling kan het college daartoe overgaan. 

Artikel 7 PresentiegeldDe inhoud van deze bepaling is - met een kleine wijziging - overgenomen uit de huidige Verordening behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Skarsterlân 1994 (artikel 5a).Hierbij wordt opgemerkt dat het bedrag van f 350,-, vermeld in bedoeld artikel 5a, geïndexeerd neer- komt op thans 185 euro. 

Artikel 8 SecretariaatHoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschiktover een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.Ook in de huidige Verordening behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Skarsterlân 1994 komt een dergelijke bepaling voor.

Alternatieve geschillenbeslechtingOnder meer in het kader van de aandacht voor kwaliteit van het openbaar bestuur en de behoefte aan terugdringing van de juridisering wordt gezocht naar mogelijkheden om bezwaar- en beroepsprocedures te vermijden en andere instrumenten in te zetten voor het oplossen van conflicten. Mediation is een van de methoden. De betrokken partijen ( bestuursorgaan, bezwaarde en eventueel derden belanghebbende) kunnen afspreken om via mediation, onder leiding van een externe bemiddelaar, tot een oplossing te komen. Om teondervangen dat de bezwaartermijn verstrijkt kan een zogenaamd pro forma bezwaar worden ingediend. Dit geeft de mogelijkheid het bezwaarschrift later te motiveren.Het vierde lid van artikel 8 biedt een mogelijkheid voor het toepassen van bemiddeling.De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen. De secretaris heeft een initiërende en vrij zelfstandige en begeleidende rol omdat het bij niet-slagen van de bemiddelingspoging van belang is dat de adviescommissie nog steeds onbevangen kan horen en adviseren. Het bestuursorgaan beslist uiteindelijk over het resultaat van de mediation. 

Artikel 9 Ingediend bezwaarschriftDit artikel spreekt voor zich.In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:a. Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift ( artikel 6:5).b. De indieningstermijn ( artikel 6:7 tot en met 6:12):1. De indieningstermijn bedraagt zes weken ( artikel 6:7).2. De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt ( artikel 6:8).3. De ontvangsttheorie ( artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing ( artikel 6:9, tweede lid).4. Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften ( artikel 6:10 en 6:11).5. Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden ( artikel 6:12).c. De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift ( artikel 6:14 tot en met 6:15):1. Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium.2. Doorzendplicht ( artikel 6:15).Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid ( zie artikel 6:9 Awb). Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 2000/325). Een bezwaarschrift verzenden per e-mail is (nog) niet mogelijk. Er is een voor- ontwerp van wet om de Awb te wijzigen opdat e-mailverkeer mogelijk wordt ( Wet elektronisch bestuurlijk verkeer). Wordt een bezwaarschrift per e-mail ingediend, dan dient de verzender op de hoogte te worden gebracht van het feit dat dit wettelijk nog niet mogelijk is en dient de verzender te worden verzocht het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze teversturen. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzijbelanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht ( derde lid, zo- als gewijzigd bij de Eerste evaluatiewet Awb, in werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoor- beeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van belanghebbende.Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart.In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde ( zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen.De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot tien weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken ( artikel 7:10). 

Artikel 10 Uitoefening bevoegdhedenIngevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.Artikel 2:1, tweede lid.Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.Toelichting:Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.Artikel 6:6Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.Toelichting:De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn ( in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedurewordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift "kan"niet -ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo’n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.Tenslotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.Artikel 6:17Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.Toelichting:Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit ( CrvB24 juni 1997, JB 1997/196).Artikel 7:4, vierde lid, Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).Artikel 7:4, tweede lidHet bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.Toelichting:Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting:wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte terinzagelegging.Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van terinzagelegging ( Rb.Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).Artikel 7:6, vierde lidHet bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden (..).Het derde lid van dit artikel luidt:Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid. 

Artikel 11 VooronderzoekHet spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in tewinnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaar schrift in te trekken.De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting.Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo’n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden. 

Artikel 12 VergaderingenDe inhoud van deze bepaling is overgenomen uit de huidige Verordening behandeling van bezwaar- en beroepschriften gemeente Skarsterlân 1994.

Artikel 13 HoorzittingVoor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 13 van deze verordening.Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien.Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, ofd. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangenkunnen worden geschaad. 

Ad d.Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo’n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toe- passing van artikel 7:3.Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied. 

Artikel 14 Uitnodiging hoorzittingIn het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voor- komen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden.Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist ( zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen.Artikel 7:41. Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.2. Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.3. Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.4. Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.5. Voorzover de belanghebbende daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.6. Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.7. Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.8. Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de Wob opgenomen weigeringsgronden ( zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43).In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage en geheimhouding van stukken niet de Wob maar artikel 7:4 van toepassing ( Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).

Artikel 7:81. Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.2. De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

Artikel 15 QuorumDit artikel spreekt voor zich.Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/7119, 3). 

Artikel 16 Niet-deelneming aan de behandelingDit artikel behoeft geen toelichting.Zie ook artikel 2:4 Awb, luidende als volgt:1. Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.2. Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is ( Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB , 3 (1996), 100).

Artikel 17 Openbaarheid zittingIngevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid, Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt.Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 19 van de verordening achter gesloten deuren plaatsvindt.

Artikel 18 Schriftelijke verslagleggingArtikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand ( hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijk- tijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting.Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur ge- nieten ( ABRS 12 juni 1997, JB 1997/188).Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CrvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 19 Nader onderzoekEen nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan op- nieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aanbelanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek ( Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hunstandpunt dienaangaande kenbaar te maken ( Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB 1999/311). 

Artikel 20 Raadkamer en adviesZie ook de toelichting bij artikel 17. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers ( of als gevolg van de toepassing van artikel 16) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat. Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie ( zie onder artikel 15); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies totstandkomt is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk ( CrvB 21 oktober 1999, AB 2000/ 42 en Rb. Haarlem 5januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a, Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen ( gedelegeerde) beslissingsbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

Artikel 21 Uitbrengen van adviesVolgens artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing.Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden. 

Artikel 22 Intrekking oude regelingDit artikel spreekt voor zich. 

Artikel 23 InwerkingtredingIn artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften ( zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voor- schriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 5 van toepassing zijn en wel voorzover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijg- baar gestelde uitgave ( huis-aan-huisblad en plaatselijk dagblad).

Artikel 24 CiteertitelDeze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften.