Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Skarsterlân

Verordening op de raadscommissies

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Skarsterlân
Officiële naam regelingVerordening op de raadscommissies
CiteertitelVerordening op de raadscommissies
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening op de raadscommissies, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 april 2004, nummer 46.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 82

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-03-201001-01-2014nieuwe regeling

24-02-2010

Skarsterlân Nijs, 03-03-2010

raadsbesluit 17/2010

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Skarsterlân; gelezen het voorstel van voorzitter en griffier, nummer 17/2010; gelet op artikel 82 van de Gemeentewet; gelet op het Reglement van orde voor de vergaderingen en overige werkzaamheden van de gemeenteraad;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de raadscommissies, en

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder: a lid: lid of buitengewoon lid van een raadscommissie; b voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger; c commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger; d raadsgriffier: griffier van de raad of diens vervanger; e vergadering: vergadering van een raadscommissie.  

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1 De raad stelt de volgende raadscommissies in: a de commissie wonen en werken; b de commissie samenlevingszaken; c de commissie bestuur en financiën.

  • 2 De raadscommissie wonen en werken bereidt besluitvorming voor en overlegt over de vol-gende onderwerpen: a infrastructuur; b openbare ruimte; c ruimtelijke ordening; d wonen; e milieu;

  • 3 De raadscommissie samenlevingszaken bereidt besluitvorming voor en overlegt over de volgende onderwerpen: a sociale zaken; b welzijn; c onderwijs; d cultuur; e gezondheid en maatschappelijke ondersteuning.

  • 4 De raadscommissie bestuur en financiën bereidt besluitvorming voor en overlegt over de volgende onderwerpen: a economische zaken en landbouw; b bestuur en communicatie; c openbare orde en veiligheid; d financiën.

  • 5 Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, beslist het presidium over de vraag in welke raadscommissie het betreffende onderwerp wordt behandeld.

  • 6 Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken: a het voorbereiden van besluitvorming door de raad over een voorstel of onderwerp dat be-trekking heeft op de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen; b het voorbereiden van besluitvorming door de raad uit eigener beweging; c het voeren van overleg onderling, met het college of met de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte actieve informatie, aan de commissie voorgelegde consultatieonderwerpen en het gevoerde bestuur inzake de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen.  

Artikel 4 Samenstelling

  • 1 Een raadscommissie bestaat uit ten minste een en maximaal drie leden per fractie, naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad.

  • 2 De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3 Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. De in het eerste lid genoemde leden dienen daarnaast tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van een fractie.

  • 4 Indien een lid als bedoeld in het eerste lid verhinderd is een vergadering van de raadscom-missie bij te wonen, kan een ander lid op voordracht van de fractie, de vergadering bijwo-nen als vertegenwoordiger. Deze vertegenwoordiger heeft dezelfde bevoegdheden als het lid dat wordt vertegenwoordigd.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1 De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2 De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 3 De voorzitter is belast met: a het leiden van de vergadering; b het handhaven van de orde; c het doen naleven van deze verordening; d hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1 De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2 Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid gestelde eisen.

  • 3 De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4 De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5 Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6 Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7 Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Raadsgriffier en commissiegriffier

  • 1 De raad benoemt ter ondersteuning van iedere raadscommissie een medewerker van de griffie als commissiegriffier.

  • 2 De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de raad aangewezen medewerker van de griffie.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en gemeentesecretaris/directeur

Artikel 8 College en burgemeester

Indien de agenda daartoe aanleiding geeft, wordt verwacht dat (leden van) het college en/of de burgemeester aanwezig zijn in de vergadering teneinde aan de beraadslagingen deel te kunnen nemen.

Artikel 9 Gemeentesecretaris/directeur

De raadscommissie kan het college verzoeken de gemeentesecretaris/directeur aanwezig te laten zijn in de vergadering en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

 

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderingen en voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie
  • 1 In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissie: a wonen en werken plaats op dinsdag, eens per maand; b samenlevingszaken plaats op woensdag, een per maand; c bestuur en financiën plaats op maandag, eens per maand. De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 20.00 uur en eindigen als regel om 23.00 uur. Indien het tijdstip van 23.00 uur gaat worden overschreden, beslist de raads-commissie, op voorstel van de voorzitter, over de wijze waarop de agenda wordt afgehan-deld. De vergaderingen vinden in beginsel plaats in het gemeentehuis.

  • 2 Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3 De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de commissiegriffier.

Artikel 11 Het presidium
  • 1 Er is een presidium.

  • 2 Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters. De raadsgrif-fier is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3 De voorzitter van de raad kan op eigen initiatief of op verzoek van de leden van het presi-dium voorstellen de secretaris/directeur uit te nodigen voor het overleg van het presidium.

  • 4 Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan dat hem/haar bij zijn/haar afwezigheid vervangt.

  • 5 De voorzitter van de raad roept het presidium bijeen voor het vaststellen van de voorlopi-ge agenda van de raadscommissies.

  • 6 Besluitvorming door het presidium betreft slechts procedurele, organisatorische en/of huishoudelijke zaken.

  • 7 Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 8 De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

Artikel 12 Oproep
  • 1 De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2 De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

  • 3 Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 13, tweede lid wor-den deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 13 De agenda
  • 1 De agenda wordt, naast opening, vaststellen agenda, verslag, mededelingen van huishoudelijke aard en rondvraag, ingedeeld in drie onderdelen. Deze onderdelen zijn achtereenvolgens kaderstellende onderwerpen, consultatie via de commissievergadering en actieve informatie via de commissievergadering.

  • 2 In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 24 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3 Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4 Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereidt acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De agendacommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5 Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
  • 1 Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, wor-den gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het ge-meentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2 Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

  • 4 Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder be-rusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 15 Openbare kennisgeving
  • 1 De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in de Jouster Courant en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2 De openbare kennisgeving vermeldt: a de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering; b de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien; c de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 18.

  • 3 Daarnaast worden de bij de voorlopige agenda behorende stukken, indien digitaal beschik-baar, op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 16 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het ein-de van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door onder-tekening vastgesteld.

 

Artikel 17 Opening vergadering

De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur.

Artikel 18 Spreekrecht burgers
  • 1 Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal 30 minuten het woord voeren over onderwerpen die de betreffende burgers van belang achten.

  • 2 Het woord kan niet gevoerd worden over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3 Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de ver-gadering via de centrale balie van het gemeentehuis aan de commissiegriffier. Hij/zij ver-meldt daarbij zijn/haar naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij/zij het woord wil voeren.

  • 4 De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5 Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6 De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid kan de spreker vragen stellen teneinde voldoende duidelijkheid te krijgen omtrent de inhoud en de bedoeling van het betoog van spreker. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 19 Verslag
  • 1 Het conceptverslag van de voorgaande vergadering worden aan de leden toegezonden ge-lijktijdig met de schriftelijke oproep, of zoveel eerder als mogelijk. Het conceptverslag wordt op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2 Bij het begin van de vergadering wordt, zo mogelijk, het verslag van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3 De leden, de voorzitter, de leden van het college, de burgemeester en de gemeentesecretaris/directeur hebben het recht, een voorstel tot wijziging van het verslag aan de raadscommissie te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot wijziging dient voor de vaststelling van het verslag te worden gedaan.

  • 4 Het verslag moet inhouden: a de namen van de ter vergadering aanwezige leden, de voorzitter, de raadsgriffier, de commissiegriffier, de leden van het college, de burgemeester en de gemeentesecretaris/ directeur, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben. Afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren. b een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest; c een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden; d een samenvatting van de opiniërende meningsvorming onder vermelding van de namen van de leden die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring; e bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen. f een overzicht van de toezeggingen en aandachtspunten, zoals die tijdens de vergadering naar voren zijn gekomen.

  • 5 Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de raadsgriffier.

  • 6 Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 20 Spreekregels
  • 1 Een lid, de voorzitter, de burgemeester, een wethouder en de gemeentesecretaris/directeur spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2 Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 21 Volgorde sprekers
  • 1 Een lid, de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris/directeur, voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2 De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 22 Aantal spreektermijnen
  • 1 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2 Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3 Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4 Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 23 Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 24 Voorstellen van orde
  • 1 De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2 Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3 Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing
  • 1 Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij: a de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren; b een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2 Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3 De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepa-len tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4 De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de verga-dering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 26 Beraadslaging
  • 1 De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2 Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegen-heid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen
  • 1 De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2 Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3 Tijdens de beraadslaging kan de burgemeester en/of een wethouder aan de voorzitter ver-zoeken dat een ambtenaar ter aanvulling van en ondersteuning bij de beantwoording van de vragen, deelneemt aan de beraadslaging.

Artikel 28 Advies
  • 1 Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken en toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2 Nadat de beraadslaging is gesloten, verzoekt de voorzitter de raadscommissie aan te geven of het voorstel voor besluitvorming aan de raad kan worden aangeboden en of het op de raadsagenda als bespreekstuk dan wel als akkoordstuk wordt opgevoerd.

  • 3 Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4 In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

     

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 29 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 30 Verslag

  • 1 Het conceptverslag van een besloten vergadering wordt aan de leden toegezonden.

  • 2 Dit conceptverslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 31 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 32 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 33 Toehoorders en pers

  • 1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen, de zogenaamde tribune, openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3 De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 34 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 35 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 36 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking in de Jouster Courant.

  • 2 Op dat tijdstip vervalt de "Verordening op de raadscommissies", zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 28 april 2004, nummer 46.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Skarsterlân in zijn openbare vergadering van 24 februari 2010.

De raad voornoemd,

 

voorzitter griffier

 

1 Verordening op de raadscommissies

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

Deze verordening heeft betrekking op de raadscommissies. In veel gemeenten is de afgelopen jaren stil gestaan bij het bestaande vergaderstelsel. De praktijk laat zien dat het commissiestelsel niet alleen op verschillende manieren wordt heringericht, maar dat er ook gemeenten zijn die de keuze hebben gemaakt om zonder raadscommissies te werken. De 'Handreiking vernieuwend vergaderen: voorbeelden uit de praktijk' [Uitgave van de Vernieuwingsimpuls Dualisme en lokale democratie, 2005.] gaat uitgebreid in op de nieuwe overlegvormen. In 2009 is er een geactualiseerde versie van deze handreiking verschenen met als titel ‘Op het tweede gezicht; gemeentelijke vergaderpraktijken nader beschouwd’. Deze handreiking is te downloaden via de website van het Actieprogramma Lokaal Bestuur via onderstaande link: http://www.actieprogrammalokaalbestuur.nl/files/file/ALB-PUBLICATIES/ALB_PUB_TweedeGezicht_Vergaderpraktijken2009.pdf

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. Om te bevorderen dat de discussie in de raad plaatsvindt, zijn er gemeenten die ervoor kiezen om geen raadscommissie(s) in te stellen. De vaststelling van een verordening op de raadscommissies is uiteraard overbodig als er geen raadscommissie wordt ingesteld. De instelling van raadscommissies geschiedt veelal bij verordening, waarin de taken bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies worden vastgelegd. Deze verordening voorziet hierin. Een verordening zal in ieder geval aan het voorschrift moeten voldoen dat collegeleden geen lid mogen zijn van raadscommissies. Bovendien moet de voorzitter van een raadscommissie een raadslid zijn en zal er sprake moeten zijn van een evenwichtige vertegenwoordiging van de fracties in de raadscommissies.

Over het voorzitterschap van een raadscommissie kan het volgende worden opgemerkt:De vraag of een raadscommissie een externe voorzitter mag hebben heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontkennend beantwoord. De VNG heeft in eerste instantie geadviseerd dergelijke commissies te baseren op artikel 84 Gemeentewet, omdat de raad op basis van dit artikel wel een commissie met een externe voorzitter kan instellen. Dit bleek in de praktijk echter lastig te realiseren, omdat leden van commissies die functioneren op basis van artikel 84 geen onschendbaarheid krachtens artikel 22 Gemeentewet genieten. Omdat de VNG hecht aan het principe dat raadsleden gedurende het politieke proces vrijuit moeten kunnen spreken is dat een ongewenste situatie.

Strikt juridisch gezien kunnen wij de minister volgen in haar zienswijze. Wij vinden echter ook dat de raad krachtens artikel 16 Gemeentewet een zeer ruime en zelfstandige bevoegdheid heeft om de eigen werkzaamheden te regelen. Gelet op de strikte interpretatie van de wet hebben wij in deze modelverordening echter gekozen voor het handhaven van de bestaande situatie. Wel kent een aantal gemeenten inmiddels de constructie dat het technisch voorzitterschap van een raadscommissie in handen is van een raadslid, maar dat de inhoudelijke leiding van de vergadering berust bij een extern persoon. Deze externe fungeert de facto als moderator van de commissievergadering en het raadslid als technisch voorzitter, waarmee op juridisch correcte wijze invulling wordt gegeven aan artikel 82 Gemeentewet. Of deze constructie genade vindt in de visie van de minister valt te bezien.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGENArtikel 1. BegripsomschrijvingenOm te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moet worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

HOOFDSTUK 2. INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLINGArtikel 2. Instelling raadscommissiesIn deze verordening is gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies. Uiteraard zijn allerlei andere modellen denkbaar.

Het vijfde en zesde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. Er is voor gekozen om het presidium hierin beslissingsbevoegdheid te geven.

In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.

Artikel 3. TakenDe taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover vindt uiteraard eerst overleg plaats in het presidium.

Artikel 4. SamenstellingDe raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit tenminste een en maximaal 3 leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden. Sommige gemeenten kiezen voor een maximum van twee leden per fractie.

De leden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fractie. Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen welke leden de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is mogelijk dat de raad (moet) besluiten een voorgedragen lid niet te benoemen tot lid van een commissie. Dit kan het geval zijn wanneer een “burgerlid” niet voldoet aan de vereisten van de Gemeentewet (zie de toelichting op het vierde lid). Andere redenen om een dergelijke benoeming achterwege te laten zijn niet aan de orde.

Zoals uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze modelbepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van de betreffende fractie hebben gestaan. Dit in verband met de ‘kenbaarheid’ (kiezerslegitimiteit) van de kandidaten bij de burgers. Deze laatste eis hoeft niet te worden gesteld, de beslissing hierover is aan de raad.

Deze bepaling opent ook de mogelijkheid om buitengewone leden te noemen. Dit kunnen burgers zijn die niet op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan, maar bijvoorbeeld op basis van hun deskundigheid tot lid van een raadscommissie worden benoemd. Er wordt vanuit gegaan dat dit niet-raadsleden zijn.

Het aantal buitengewone leden dat de raad wil benoemen is opengelaten. Indien de raad het niet wenselijk acht om andere burgers te benoemen in de raadscommissies kan het derde lid worden geschrapt.

Op grond van het vierde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15. Om te beoordelen of de buitengewone (niet) raadsleden voldoen aan de eisen van de Gemeentewet, ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de leden benoemd worden.

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vierde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.

Artikel 5. VoorzitterArtikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen.

Het staat de raad echter vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt. Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissies ten opzichte van de raad vervullen, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Ook kan er voor gekozen worden de voorzitters te laten benoemen door de raad en de plaatsvervangend voorzitters door de raadscommissies.

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 1 van de modelverordening) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Een andere keuze is echter ook denkbaar, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is. Indien de raad er voor kiest om de voorzitters tevens lid van de raadscommissies te laten zijn dan zullen de artikelen 4 en 5 hierop aangepast moeten worden.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.

Overigens zij in dit kader verwezen naar de passage over de positie van de voorzitter in de algemene toelichting van deze verordening.

Artikel 6. Zittingsduur en vacaturesDe zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. De raad kan ook zonder voorstel van een fractie de (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van een tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden.

Artikel 7. Raadsgriffier en commissiegriffierIedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Afhankelijk van de omvang van de griffie is dit een medewerker van de griffie of een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. In dit geval kunnen de volgende bepalingen gebruikt worden:

Indien de commissiegriffier een medewerker van de griffie is, is de raad de werkgever en benoemt deze de commissiegriffier en regelt zijn vervanging.

De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 27 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen. Of de griffier aanwezig is in de vergaderingen van de raadscommissies zal afhangen van de omvang van de griffie en het daarmee samenhangende profiel van de commissiegriffier.

HOOFDSTUK 3. AANWEZIGHEID COLLEGE, BURGEMEESTER EN SECRETARISArtikel 8. College en burgemeester en artikel 9. Gemeentesecretaris / directeurIn de regel zal de portefeuillehouder aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie. Het kan verder gewenst zijn dat de secretaris deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie.

De stuurgroep Leemhuis heeft in haar rapport aandacht besteed aan de aanwezigheid van de burgemeester en leden van het college in de commissievergaderingen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties staat een minder 'stramme' ontvlechting voor ogen. Deze minder stramme ontvlechting komt terug in een voorstel tot wijziging van artikel 21 (aanwezigheid wethouder in de raadsvergadering). In een aanhangig wetsvoorstel (30 902) bij de Tweede Kamer wordt voorgesteld de aanwezigheid van de wethouder in raadsvergaderingen te reguleren. Dit geldt niet alleen voor plenaire raadsvergaderingen, maar ook voor commissievergaderingen.

Met de wijziging van artikel 21 van de Gemeentewet moet tot uitdrukking komen dat de wethouder als vanzelfsprekende partner van de raad wordt betrokken bij de beraadslagingen van de raad. Hoewel in de Memorie van Toelichting van de Wet dualisering gemeentebestuur gemotiveerd is afgeweken van de regeling, zoals deze geldt voor ministers en staatssecretarissen (artikel 69 Grondwet), is in de praktijk gebleken dat de huidige bepaling in de Wet dualisering gemeentebestuur toch problemen veroorzaakt. De kern van de dualisering is weliswaar de ontvlechting van de raad en het college van burgemeester en wethouders, maar het is niet de bedoeling geweest de raad en het college in posities te brengen, waarmee ze elkaar kunnen uitsluiten. De raad en het college zijn immers samen verantwoordelijk voor een beter bestuur in de gemeente. Synergie tussen raad en college is daarbij van wezenlijk belang.

Daarom wordt gekozen voor een redactie van artikel 21 naar analogie van artikel 69 Grondwet, waarin nog voldoende ruimte is voor nadere afspraken die passen bij de lokale verhoudingen. Hoewel de VNG onderkent dat het al dan niet aanwezig zijn van wethouders in de raadsvergadering in de praktijk een probleem kan zijn, acht de VNG een aanpassing van artikel 21 niet nodig en geeft er voorkeur aan om het aan de gemeenten over te laten hoe met dit artikel om te gaan. Daarbij geeft de VNG aan dat slechts bij wijze van uitzondering de wethouder niet in de raadsvergadering aanwezig zou moeten zijn. Hierbij aansluitend wordt in het huidige voorstel gekozen voor een formulering waarin de wederkerigheid in de posities van de raad en het college van burgemeester en wethouders is uitgewerkt. Enerzijds kan de wethouder zelf bepalen of hij al dan niet aanwezig is en deelneemt aan de beraadslagingen. Anderzijds kan de raad de wethouder uitnodigen indien hij het van belang acht dat de wethouder aanwezig is en aan de beraadslagingen deelneemt. Deze constructie laat voldoende ruimte voor individuele gemeenten om op hun eigen manier met dit vraagstuk om te gaan.

In de Memorie van Toelichting op de Wet dualisering gemeentebestuur wordt verwezen naar de vanzelfsprekendheid dat ministers zich niet mengen in beraadslagingen over aangelegenheden die in het bijzonder de Kamers aangaan en die de Kamers zonder inmenging van anderen willen behandelen.

Volgens de minister is er geen reden om te veronderstellen dat wethouders niet ditzelfde inzicht zullen hebben en is een terughoudende formulering dus niet langer noodzakelijk. Dit hangt sterk samen met de positie van de raad ten opzichte van het college. In de praktijk is gebleken dat er geen aanleiding is om aan de sterke positie van de raad te twijfelen: de raad heeft volgens de minister juist aan zelfbewustzijn gewonnen. 

HOOFDSTUK 4. VERGADERINGENPARAGRAAF 1. TIJDSTIP VAN VERGADEREN EN VOORBEREIDINGArtikel 10. VergaderfrequentieVeelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. In plaats van twee fracties kan gekozen worden voor een bepaald deel van de raadscommissie. Ook zou de agendacommissie of het presidium hierin een rol kunnen vervullen. Deze keuzes zijn aan de raad voorbehouden. Indien een raadscommissie een hoorzitting wil houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier. Indien de commissiegriffier echter meer inhoudelijke taken vervult, is het ook denkbaar dat hierover overleg wordt gevoerd met de commissiegriffier.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze modelverordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

Artikel 11. PresidiumDit artikel is aan de verordening toegevoegd en is een kopie van de bepaling in het Reglement van Orde van de raad. Het presidium vervult een coördinerende rol bij de agendering van zaken in commissies. Het presidium stelt de agenda's van de raadscommissies voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van een raadscommissie geschiedt door de betreffende commissie bij de aanvang van de vergadering.

Artikel 12. OproepDe leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste 10 dagen voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 14, vierde lid).

Artikel 13. De agendaVoor het verzenden van de oproep, stelt het presidium de agenda voorlopig vast (artikel 11). Het versturen van de agenda is geregeld in artikel 12.

In dit artikel is allereerst een procedure voor spoedeisende zaken geregeld. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid is en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie, niet het college, bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

Artikel 14. Ter inzage leggen van stukkenNaast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies bij de griffier inzien.

Artikel 15. Openbare kennisgevingOp grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor. Bij de herziening van deze verordening en van het reglement van orde voor de raad is tevens de mogelijkheid opgenomen de agenda en stukken ook op internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit een voor de hand liggende regeling die, doordat de gemeente de beschikking heeft over een website, ook praktisch uitvoerbaar is. Dit is echter niet verplicht op grond van de Gemeentewet.

PARAGRAAF 2. ORDE DER VERGADERINGArtikel 16. PresentielijstDe presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Indien de griffier tevens de functie van commissiegriffier op zich neemt, ondertekent hij de presentielijst. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 17. Opening der vergadering Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet.

Artikel 18. Spreekrecht burgersDe mogelijkheid van burgers om tijdens de commissievergaderingen in te spreken wordt in dit artikel geregeld. Deze vergaderingen zijn doorgaans laagdrempelig en hebben goede mogelijkheden om met de inspreker in overleg te gaan in een informele setting. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van de doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

In het tweede lid zijn die onderwerpen opgenomen die zijn uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Dit zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen.

Het spreekrecht is niet beperkt tot die onderwerpen die op de agenda van de raadscommissie staan, het gaat over onderwerpen die de betreffende burger van belang acht.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich binnen een ‘redelijke termijn’ voor de vergadering melden. De griffier kan, indien nodig, de persoon naar de juiste raadscommissie verwijzen. Uiteraard kan, afhankelijk van de beschikbaarheid, ook gekozen worden voor aanmelding bij de commissiegriffier. Procedureel is het handig om als ‘redelijke termijn’ circa 48 uur aan te houden. Door niet uitdrukkelijk een termijn op te nemen, kan hiermee flexibel worden omgegaan en de servicegerichtheid naar de burger worden vergroot.

Afhankelijk van de situatie geldt als richtlijn 5 minuten spreektijd per burger. Op voorstel van de voorzitter die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en die dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken.

Artikel 19. VerslagHet conceptverslag wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en aan de overige personen die het woord gevoerd hebben. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie het verslag vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het is aan te bevelen uitsluitend een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is, te geven. De commissiegriffier stelt het verslag vast, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van het vijfde lid. Er kan ook voor worden gekozen om deze verantwoordelijkheid bij de commissiegriffier te leggen. Na vaststelling ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier het verslag.

Artikel 20. SpreekregelsGeen opmerkingen.

Artikel 21. VerslagGeen opmerkingen.

Artikel 22. Aantal spreektermijnenHet stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 23. SpreektijdDit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

Artikel 24. Voorstellen van ordeIeder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze.

Artikel 25. Handhaving orde; schorsingHet eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

In dit kader kan worden verwezen naar de casus waarbij een raadslid in een commissievergadering openlijk citeerde uit documenten, waarop geheimhouding rustte. Het raadslid was zich bewust van de schending van de geheimhoudingsplicht, maar constateerde dat hij vrijelijk kon citeren uit de bewuste documenten omdat hij bescherming genoot conform het bepaalde in artikel 22 Gemeentewet.

De VNG vindt dit een ongewenste situatie en heeft hierover vragen gesteld aan de minister van BZK. De geheimhoudingsplicht is formeel-wettelijk vastgelegd en het is daarom ongewenst dat commissieleden deze met een beroep op de onschendbaarheid omzeilen. Op het moment van schrijven is het nog onduidelijk welk standpunt de minister terzake inneemt; de tekst van artikel 25 is derhalve ongewijzigd gebleven.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 33 van deze verordening.

Artikel 26. BeraadslagingOm de duur van vergaderingen niet onnodig te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 22).

Artikel 27. Deelname aan beraadslaging door anderenDeze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen (bijvoorbeeld de voorzitter van een deelraad aan de beraadslaging over deelgemeente-aangelegenheden). Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van artikel 8 en 9 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 28. AdviesDe voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

HOOFDSTUK 5. BESLOTEN VERGADERINGArtikel 29. AlgemeenBij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 30. VerslagOp grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van dit verslag.

Artikel 31. GeheimhoudingHetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 32. Opheffing geheimhoudingZoals uit de toelichting op artikel 28 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

HOOFDSTUK 6. TOEHOORDERS EN PERSArtikel 33. Toehoorders en persArtikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 34. Geluid- en beeldregistratiesAangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGENArtikel 35. Uitleg verordening en artikel 36. InwerkingtredingDeze artikelen behoeven geen toelichting.