Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Skarsterlân

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Skarsterlân 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Skarsterlân
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Skarsterlân 2010
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Skarsterlân 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De beoogde datum in werkingtreding is 01-01-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-02-201001-01-2010nieuwe regeling

12-01-2010

Skarsterlân Nijs, 10-02-2010

collegebesluit 2009.7495
10-02-201001-01-201001-02-2011intrekking

12-01-2010

Skarsterlân Nijs, 02-02-2011

collegebesluit 2011.154

Tekst van de regeling

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Skarsterlân 2010  

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording
  • 1 Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.  

  • 2 Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien: op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoons-gebonden budget.

     

  • 3 Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn: mobiele tilliften, losse douchestoelen, douchebrancards, toiletstoelen, transferhulpen, trapliften.

     

  • 4 Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.358,10, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.  

  • 5 De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats: steekproefsgewijs waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrek-te persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.  

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage

Artikel 2 Omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel
  • 1 Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.222,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.  

  • 2 Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 15.256,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.  

  • 3 Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 27.222,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.  

  • 4 Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 21.058,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.  

Artikel 3 Negenendertig perioden van vier weken

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aan-vrager, wordt gedurende een periode van negenendertig maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetko-ming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 2 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

 

Artikel 4 Besparingsbijdrage

Vervallen

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De vaststelling van het persoonsgebonden budget vindt plaats volgens de geïndiceerde uren voor hulp bij het huishouden maal het van toepassing zijnde uurtarief. Deze uurtarieven varië-ren, afhankelijk van de indicatie en de vorm van persoonsgebonden budget waarvoor gekozen wordt. In onderstaand schema staan de verschillende mogelijkheden vermeld. Bij een vergoeding voor hulp werkzaam in dienstverband bij een aanbieder van hulp bij het huishouden dient een bewijs van de hoogte van het uurtarief ingeleverd te worden.

Persoonsgebonden budget /vergoeding voor alfahulp Persoonsgebonden budget/ vergoeding voor hulp in dienstverband Indicatie HH 1 € 15,35 per uur Tussen € 17,-- en € 20,-- per uur Indicatie HH2 € 15,35 per uur Tussen € 21,-- en € 24,-- per uur  

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 6
  • 1 De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget mi-nus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het be-drag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.  

  • 2 Het in artikel 21 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt: De restitutie bedraagt: a voor de eerste twee jaar 100% van de meerwaarde, b voor de tweede twee jaar 80% van de meerwaarde, c voor de derde twee jaar 60% van de meerwaarde, d voor de vierde twee jaar 40% van de meerwaarde, e voor de vijfde twee jaar 20% van de meerwaarde. In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen. Uitgangspunt bij de vaststelling van de waarde van de woning zijn de waarden op basis van de taxatie voor de Wet Onroerende Zaakbelasting van voor en na de woningaanpassing.  

  • 3 Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15, onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.358,10  

  • 4 Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19, lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 3.472,35.  

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 7

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.  

Artikel 8

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee sa-menhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aan-merking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappe-lijke ondersteuning, bedraagt anderhalf maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor alleenstaanden of echtparen.  

Artikel 9
  • 1 Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 318,66. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 318,66. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (rolstoel)taxi bedragen de werke-lijke kosten op basis van de ingediende nota’s tot een maximum van 1.500 kilometer per jaar en onder aftrek van € 0,08 per verreden kilometer. De verreden kilometers dienen binnen het zorgplichtgebied te liggen.

  • 2 Indien het inkomen meer bedraagt dan anderhalf maal het norminkomen, terwijl uitsluitend gebruik gemaakt kan worden van een rolstoeltaxi, wordt het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de vergoeding voor gebruik rolstoeltaxi vergoed.  

  • 3 De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een (rolstoel)taxi wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot een bedrag van € 318,66 op jaarbasis. Het meerdere wordt uitbetaald na het indienen van declaraties. Op jaarbasis worden maximaal 1.500 gereden kilometers vergoed.  

  • 4 Voor zover de vervoersbehoeften van echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer dan an-derhalf maal een enkele voorziening toegekend.  

  • 5 Indien er wel een vervoersbehoefte bestaat, maar deze is niet groot, wordt het bedrag dat per jaar verstrekt wordt gesteld op 25 of 50% van de bedragen genoemd in lid 1. Bij gebruik van een (rol)stoeltaxi wordt het maximum aantal kilometers gesteld op 25 of 50% van 1.500 kilometer.

     

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 10

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het een na vorige volledige kalenderjaar.  

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 11 Verplicht advies

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32, lid 2, onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning advies gevraagd moet worden bedraagt € 1.411,44.  

Artikel 12 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan: a de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek; c de woning en de woonomgeving van de aanvrager; d de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; e de sociale omstandigheden van de aanvrager. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

 

 

Toelichting 1 Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Skarsterlân 2010

Inleiding

Naast een Verordening maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de model-verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de modelveror-dening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de be-dragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de raad besproken en op-nieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.Per hoofdstuk worden alle nog vast te stellen bedragen opgenomen, zodat die ingevuld kun-nen worden en het besluit spoort met de verordening.In hoofdstuk 7 tot slot wordt geregeld boven welk bedrag in bepaalde omstandigheden advies gevraagd moet worden en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals ge-noemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.

Hoofdstuk 1 - Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

AlgemeenDe systematiek van de verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Dit wordt verder uitgewerkt in artikel 1, lid 2. Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden ge-vraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden (de leden 2, 3 en 4.).

Artikel 1 - Regels rond verstrekking

1.1Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvra-ger dit wenst.

1.2In situaties dat tijdens onderzoek blijkt, dat een aanvrager problemen zal krijgen met het om-gaan met een persoonsgebonden budget, dit als contra-indicatie worden opgevat. Als echter in een dergelijke situatie blijkt dat de aanvrager over een goed netwerk beschikt dat zorg draagt voor het beheer, is het mogelijk wel een persoonsgebonden budget te verstrekken.

1.3Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor kleinere, losse en daarom vaak herbruikbare voorzieningen, zoals tilliften, toiletstoelen en dergelijke voorzieningen. Bouwkundige woonvoorzieningen zullen naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden kunnen worden. Dit artikellid bepaalt dat bepaalde roerende woonvoorzieningen uitsluitend in natura worden aangeboden, om te voor-komen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.Deze verstrekking en het niet bieden van een keuze voor een persoongebonden budget hangt samen met het vormen van een depot en de daarmee samenhangende herverstrekking.

1.4De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoet-koming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.

1.5De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd In een beleidsregel wordt de werkwijze van de steekproef vastge-legd.

Hoofdstuk 2 - Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage

Artikel 2 - Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeelHoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit Maatschappelijke Onder-steuning, handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1 geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewij-zigd worden. Wat onder "in gelijke mate" wordt begrepen, staat verwoord in de AMvB. Ook het percentage van 15% kan door het college naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn. In onze gemeente worden de normen van de Amvb gevolgd.

Artikel 3 - Negenendertig perioden van vier wekenArtikel 4.1, lid 3 van de AMvB bepaalt dat bij roerende zaken die in eigendom worden ver-schaft of bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal negenendertig perioden van vier weken gevraagd mag worden. Dit artikel geeft de invulling daarvan.

Artikel 4 - BesparingsbijdrageIs vervallen. Een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep heeft uitgewezen, dat er geen besparingsbijdrage in het kader van de Wmo opgelegd kan worden. Het desbetreffende artikel is daarom vervallen.Hoofdstuk 3 - Hulp bij het huishouden

Artikel 5 - Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishoudenIn dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huis-houden wordt vastgesteld.De gemeente kiest voor een vergoeding van de hulp bij het huishouden per uur met een vast-gesteld uurbedrag. Dit uurbedrag is gelijk aan de kosten van zorg in natura zoals door de ge-meente is vastgesteld. Indien gekozen wordt voor een vergoeding voor een alfahulp in de vorm van een persoonsgebonden budget, is hiervoor een aangepast tarief van toepassing. 

Hoofdstuk 4 - Woonvoorzieningen

Artikel 6In artikel 6, lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels, het Ver-strekkingenboek.

Artikel 6, lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aan-passing, aan het college moet worden terugbetaald.

Artikel 6, lid 3 en lid 4 tenslotte leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding of bij het bereikbaar maken.

Hoofdstuk 5 - Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 7Artikel 7 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst ade-quate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodza-kelijk voor onderhoud en reparatie. Worden voorzieningen gehuurd inclusief onderhoud en reparatie dan bestaat het persoonsgebonden budget uit het bedrag dat maandelijks als huur-prijs beschikbaar is. Hiermee kan een aanvrager dan zijn voorziening huren.

Artikel 8Artikel 8 legt vast vanaf welke grens de auto algemeen gebruikelijk wordt geacht. Deze grens werd in de Wvg uitgedrukt in termen afgeleid van het norminkomen. De Algemene Maatregel van Bestuur spreekt evenwel niet meer over het norminkomen. In Skarsterlân wordt deze grens gerelateerd aan de bijstandsnorm zoals die van toepassing is in de Wet Werk en Bijstand.

Artikel 9Artikel 9 tenslotte legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze be-dragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke onder-steuning en zal in de beleidsregels (Verstrekkingenboek) verder worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 6 - Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 10Uitgegaan wordt van de goedkoopst adequate voorziening (zoals in de verordening bepaald) welk bedrag verhoogd wordt met de gemiddelde kosten van onderhoud en reparatie aan ver-gelijkbare rolstoelen. Dit bedrag wordt genomen uit het één na laatste volledige kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de voorziening wordt toegekend.Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.

Hoofdstuk 7 - Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 11 - Verplicht adviesDe Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 33, lid 2 dat in bepaalde situaties boven een bepaald bedrag verplicht advies gevraagd moet worden. In artikel 11 staat dit bedrag vermeld.

Artikel 12 - Samenhangende afstemmingDe Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 33 dat in dit besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de indivi-duele situatie af te stemmen besluit kan nemen.