Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Skarsterlân

Subsidieverordening gemeente Skarsterlân 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Skarsterlân
Officiële naam regelingSubsidieverordening gemeente Skarsterlân 2007
CiteertitelSubsidieverordening gemeente Skarsterlân 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Subsidieverordening gemeente Skarsterlân, vastgesteld op 25 september 2006. Voor subsidieaanvragen tot een bedrag van € 3.000,00 zijn per 1 januari 2009 de volgende artikelen niet van toepassing: 1.1.6 lid 1, 1.2.1 lid 3, 1.2.2, 1.3.3 lid 2, 1.4.2, 4.1.2.5, 4.5.2.2, 4.5.2.8, 4.5.2.9 lid 2, 4.6.2.2, 4.6.2.3, 4.6.2.5 en 4.6.2.6. Per 1 januari 2009 is het subsidiebedrag in artikel 4.8.2.3 gewijzigd in € 2.500,00 (voorheen € 1.250,00) en het bedrag in artikel 4.9.2.3 in € 240,00 (voorheen € 185,00). De wijzigingen in de verordening zijn gepubliceerd in Skarsterlân Nijs, 27-01-2010 en 07-07-2010. Per 1 januari 2010 is afdeling 4.4 Godsdienstonderwijs, levensbeschouwelijk en humanistisch vormingsonderwijs ingetrokken (raadsbesluit 123/2009, 16-12-2009).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-2007nieuwe regeling

25-09-2007

Skarsterlân Nijs, 31-10-2007

raadsbesluit 88/2007
01-11-200701-01-2011intrekking

25-09-2007

Skarsterlân Nijs, 31-10-2007

raadsbesluit 88/2007

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Skarsterlân;

 

overwegende, dat het wenselijk is om op een eenduidige wijze om te gaan met subsidies en subsidieontvangers;

dat het noodzakelijk is dat het verstrekken van subsidies in de gemeente Skarsterlân geschiedt conform de bepalingen van de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 88/2007;

gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

 

vast te stellen de volgende "Subsidieverordening gemeente Skarsterlân 2007"

 

Hoofdstuk 1 Algemeen deel

Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a accountantsverklaring: verklaring waarin een controlerend accountant zijn oordeel uitspreekt over de rechtmatigheid en de getrouwheid van de jaarrekening van een instelling. Behoudens door het college bepaalde uitzonderingen kan volstaan worden met een verklaring van een accountant administratieconsulent.

b activiteit: handelen of nalaten, waarmee een beleidsdoel in de vorm van de behartiging van door het college erkende belangen van ideële en/of materiële aard wordt nagestreefd, op basis waarvan de subsidieontvanger subsidie ontvangt of kan ontvangen;

c activiteitenplan: een overzicht van de door de subsidieontvanger voorgenomen activiteiten, uit te voeren binnen een aangegeven termijn, vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten in relatie tot het gemeentelijk beleidsdoel;

d budgetsubsidie: de voor een kalenderjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren verstrekte subsidie, waarbij de subsidieontvanger een vooraf bepaald bedrag krijgt dat gekoppeld wordt aan meetbare en vooraf vastgestelde uit te voeren activiteiten en te leveren prestaties;

e college: het college van burgemeester en wethouders;

f doel: het gewenste eindresultaat;

g gemeente: de gemeente Skarsterlân;

h incidentele subsidie: een subsidie die eenmalig wordt verstrekt voor in beginsel eenmalige i en kortdurende activiteiten;

j instelling: een rechtspersoon - al dan niet met volledige rechtsbevoegdheid of een groepering van personen die activiteiten verricht ten behoeve van inwoners van de gemeente Skarsterlân;

k prestatie: het resultaat van activiteiten dat kan worden gemeten in termen van tijd, geld, kwaliteit en kwantiteit;

l stimuleringssubsidie: een subsidie die wordt verstrekt om de organisatie van of de deelname aan bepaalde activiteiten te stimuleren;

m subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

n subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

o subsidieontvanger: de natuurlijke persoon of instelling, die op grond van de behartiging p van door het college erkende belangen van ideële en/of materiële aard subsidie van de gemeente ontvangt of daarop aanspraak heeft.

q structurele subsidie: een subsidie voor activiteiten die in beginsel van onbepaalde duur zijn;

r waarderingssubsidie: een subsidie die wordt verstrekt als waardering indien het college bepaalde activiteiten van belang acht zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden;

s wachtgeld: financiële verplichting als gevolg van eervol gedwongen ontslag en voorzover anderszins geen aanspraak op rechten, zoals bijvoorbeeld pensioen, kan worden gemaakt;

t wet: de Algemene wet bestuursrecht.

u financieel verslag: de balans en winst met toelichting en de winst en verliesrekening met toelichting.

 

Artikel 1.1.2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 1.1.1, sub b, tenzij een afzonderlijke rijks-, provinciale of gemeentelijke subsidieregeling van toepassing is.

 

Artikel 1.1.3 Algemene vereisten voor de verstrekking van subsidie
  • 1 De activiteiten van de subsidieontvanger staan open voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, nationaliteit, godsdienst, levensovertuiging, geslacht, leeftijd of seksuele geaardheid. Dit vereiste geldt niet voorzover sprake is van een activiteit, gericht op een specifieke door het college erkende doelgroep. 

  • 2 De activiteiten van de subsidieontvanger zijn in generlei opzicht strijdig met de in de Grondwet en internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens en ook overigens niet in strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde. 

  • 3 Subsidie wordt slechts verstrekt, indien de nodige gelden door de gemeenteraad beschikbaar zijn gesteld. 

  • 4 Indien voor een bepaalde subsidie door de gemeenteraad of het college beleidslijnen zijn vastgesteld, wordt subsidie slechts verstrekt, indien de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, passen binnen deze beleidslijnen. 

  • 5 Subsidie wordt slechts verstrekt, indien wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening. 

Artikel 1.1.4 Bevoegdheden van het college

Het college is belast met de uitvoering en het toezicht op de naleving van deze verordening en besluit uit dien hoofde over de subsidieverstrekking.

 

Artikel 1.1.5 Bevoegdheid van de rekenkamercommissie Skarsterlân

De subsidieontvanger verstrekt de rekenkamercommissie op eerste verzoek alle gevraagde inlichtingen en legt haar boekhouding en administratie op eerste verzoek van de rekenkamercommissie open voor de rekenkamercommissie of voor een door de rekenkamercommissie aangewezen deskundige.

 

Artikel 1.1.6 Subsidieplafond
  • 1 Gelijktijdig bij de vaststelling van de begroting stelt de gemeenteraad het subsidieplafond vast. 

  • 2 Als de gemeenteraad een subsidieplafond heeft vastgesteld, bepaalt het college hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. 

  • 3 Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak, waarvoor het is vastgesteld.

  • 4 Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen. 

  • 5 Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van de verdeling vermeld. 

  • 6 Het vierde lid is niet van toepassing, indien:

    a de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de gemeentelijke begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

    b het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de gemeentelijke begroting, en

    c bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

     

Paragraaf 1.2 Subsidieaanvraag
Artikel 1.2.1 Subsidieaanvraag
  • 1 Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het college. 

  • 2 Een aanvraag om een subsidie, niet zijnde een budgetsubsidie, wordt ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit schriftelijk ingediend. 

  • 3 De in het tweede lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van:

    a een beschrijving van de geplande activiteit(en), de beoogde prestaties en de doelen;

    b een gespecificeerde begroting met toelichting;

    c de redenen, waarom deze activiteit alleen met behulp van gemeentelijke subsidie gerealiseerd kan worden, en

    d een opgave van bij anderen aangevraagde of aan te vragen subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

     

  • 4 In afwijking van lid 2 wordt een aanvraag om een budgetsubsidie schriftelijk ingediend vóór 1 maart van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarop de aanvraag betrekking heeft. 

  • 5 Bij indiening van de in het vierde lid bedoelde aanvraag worden in ieder geval in aanvulling op het gestelde in lid 3 overlegd:

    a voor 1 oktober: het activiteitenplan en - indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfdeactiviteiten hebben plaatsgevonden - een verslag van de in het laatste jaar verrichte activiteiten met een beschrijving van de gevolgde werkwijze en van de geleverde prestaties

    b voor 1 oktober: een gespecificeerde opgave van het bedrag dat de subsidieaanvrager denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de activiteiten uit het activiteitenplan, onder vermelding van de verdeling van de subsidie over de uit te voeren activiteiten;

    c voor 1 mei: indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaats gevonden, de jaarrekening en het daarbij behorende accountantsverklaring over een nader door het college te bepalen aantal kalenderjaren en in elk geval over het laatst verstreken kalenderjaar; de jaarrekening bestaat uit een balans aan het begin en aan het

    einde van het kalenderjaar en een staat van baten en lasten, beide vergezeld van een toelichting.

     

  • 6 Het college kan:

    a nadere regels vaststellen voor de bescheiden als bedoeld in het vijfde lid;

    b binnen een door hem te bepalen termijn de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien hij dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht.

     

Artikel 1.2.2 Eerste subsidieaanvraag

Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de aanvrager, die een instelling is, tevens:

a een opgave van de samenstelling van het bestuur;

b indien het een rechtspersoon betreft, een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtings- of stichtingsakte van de instelling, waarin de statuten zijn opgenomen en een gewaarmerkt exemplaar van het huishoudelijk reglement;

c een beschrijving van de organisatievorm van de instelling.

 

Paragraaf 1.3 Subsidieverlening
Artikel 1.3.1 Subsidieverlening en subsidievaststelling

Het college neemt voorafgaand aan een besluit tot subsidievaststelling slechts een besluit tot subsidieverlening, indien het dit nodig acht.

 

Artikel 1.3.2 Beslistermijn
  • 1 De beschikking op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag gegeven. 

  • 2 Indien de in het eerste lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden stelt het college de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. 

Artikel 1.3.3 Subsidieverlening
  • 1 Indien het college een subsidie verleent, vermeldt de subsidiebeschikking het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald. In het laatste geval wordt bovendien het bedrag vermeld, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. 

  • 2 Bij de beschikking tot verlening van de subsidie geeft het college zo concreet mogelijk aan, welke activiteiten door de subsidieontvanger met de ter beschikking gestelde subsidie moeten worden verricht, alsmede welke meetbare prestaties en effecten daarmee beoogd worden. 

  • 3 Subsidiëring heeft, tenzij het een incidentele subsidie betreft, altijd plaats voor een bepaald tijdvak dat wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening. Dit tijdvak is maximaal vier jaar. 

  • 4 Meerjarige subsidieverlening heeft altijd plaats onder het voorbehoud dat de gemeenteraad van jaar tot jaar de benodigde middelen beschikbaar stelt. 

  • 5 De subsidiebeschikking vermeldt de sancties op het niet nakomen van de te leveren prestaties. 

Artikel 1.3.4 Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen geweigerd worden, indien:

a niet voldaan wordt aan een of meer van de algemene vereisten voor subsidieverstrekking als vermeld in artikel 1.1.3 van deze verordening;

b de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de gemeente;

c de activiteiten niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan ingezetenen van de gemeente;

d de gelden niet of in onvoldoende mate besteedt zullen worden voor het doel, waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

e de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

f de aanvraag om subsidie niet tijdig overeenkomstig deze verordening is ingediend. 

Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 1.4.1 Verplichtingen
  • 1 Het college kan naast de in artikel 4:37 van de wet genoemde verplichtingen ook andere verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden. 

  • 2 Onder de verplichtingen als bedoeld in lid 1worden uitdrukkelijk mede verplichtingen verstaan die erop gericht zijn er voor te zorgen dat de accommodatie, die voor activiteiten gebruikt wordt, bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor lichamelijk gehandicapten. 

Artikel 1.4.2 Administratieve verplichtingen
  • 1 De subsidieontvanger is verplicht een zodanige administratie te voeren dat deze steeds een volledig en juist inzicht geeft in alle baten en lasten, bezittingen en schulden en overige rechten en verplichtingen. In de administratie worden in ieder geval alle gegevens opgenomen, die uit het oogpunt van subsidiëring van belang zijn. 

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht om, indien zij meerdere activiteiten uitvoert, de in de administratie opgenomen baten en lasten toe te rekenen aan deze activiteiten. De niet direct aan deze activiteiten toe te rekenen kosten worden verdeeld overeenkomstig de verdeelsleutel zoals opgenomen in de ingediende en goedgekeurde begroting. 

  • 3 Het boekjaar van de subsidieontvanger valt samen met het kalenderjaar. 

  • 4 De subsidieontvanger is verplicht alle administratieve bescheiden, die betrekking hebben op de subsidieverstrekking gedurende drie jaar na de vaststelling van de subsidie te bewaren. 

Artikel 1.4.3 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
  • 1 De subsidieontvanger beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade. 

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht zijn roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade van brand, storm en inbraak. 

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht het bij hem werkzaam zijnde personeel, de voor hem werkzame vrijwilligers en - indien de subsidieontvanger een instelling is - de bestuurders,ten minste tot door het college te bepalen bedragen, te verzekeren en verzekerd te houden tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid. 

  • 4 Een verzekeringsplicht als bedoeld in de leden 2 en 3 wordt niet opgelegd, indien de hieraan verbonden kosten naar het oordeel van het college niet in redelijke verhouding staan tot het bedrag van de verleende subsidie.

     

     

Artikel 1.4.4 Tegengaan schenkingen
  • 1 Het is een subsidieontvanger behoudens vooraf verkregen toestemming van het college niet toegestaan om bedragen om niet aan derden ter beschikking te stellen. 

  • 2 Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming. 

Artikel 1.4.5 Zaken en diensten aan derden

Een subsidieontvanger, die een instelling is en die aan derden zaken ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

 

Artikel 1.4.6 Reserves
  • 1 Het is de instelling, zijnde een rechtspersoon, toegestaan om een eventueel positief saldo toe te voegen aan de algemene reserve. 

  • 2 Het college kan per instelling het toegestane maximum aan eigen vermogen bepalen waarovergeen verrekening plaatsvindt. 

Artikel 1.4.7 Vergoeding vermogensvoordeel
  • 1 In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd, voorzover het verstrekken van subsidie daartoe heeft geleid. 

  • 2 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de verkoopwaarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat ingeval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

     

  • 3 Indien het onroerende goederen betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige. 

  • 4 De vergoeding bedraagt nooit meer dan de vermogenstoename als gevolg van het verstrekte subsidie zelf. 

Artikel 1.4.8 Toestemmingsvereiste verrichten bepaalde rechtshandelingen

De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen a tot en met j, van de wet.

 

Artikel 1.4.9 Controle en inzage
  • 1 Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit(en) en op de naleving van de verplichtingen, waartoe de subsidieontvanger op grond van de wet, deze verordening en de subsidiebeschikking gehouden is. 

  • 2 De subsidieontvanger geeft desgevraagd de door het college aangewezen ambtenaren of andere personen inzage in zijn administratie en geeft hen alle inlichtingen, die voor de controleen voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten nodig zijn. 

Artikel 1.4.10 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
  • 1 De subsidieaanvrager doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd. 

  • 2 De gelijke meldingsplicht als omschreven in lid 1 geldt voor de subsidieontvanger ingeval van feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. 

  • 3 De subsidieontvanger, die een rechtspersoon is, stelt het college in kennis van het voornemen tot statutenwijziging en de inhoud daarvan. 

  • 4 Een voornemen tot opheffing of fusie brengt de subsidieontvanger ten minste dertien weken voor het definitieve besluit wordt genomen ter kennis van het college. 

Artikel 1.4.11 Medewerking aan gemeentelijk onderzoek

Een subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek op het beleidsveld, waar de activiteit van de subsidieontvanger op gericht is.

 

Paragraaf 1.5 De subsidievaststelling
Artikel 1.5.1 Vaststelling subsidie zonder voorafgaande verleningbeschikking
  • 1 Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, zijn de artikelen 1.3.2 tot en met en 1.4.1 tot en met 1.4.11 van deze verordening van overeenkomstige toepassing. 

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht binnen dertien weken na afloop van het tijdvak of –ingeval van een incidentele subsidie - na afloop van de activiteit, waarvoor subsidie is verstrekt, ongevraagd verantwoording af te leggen aan het college op gelijke wijze als vermeld in artikel 1.5.2, lid 3 van deze verordening. 

  • 3 Ingeval er sprake is van een waarderings-, of stimuleringssubsidie, vindt in afwijking van het bepaalde in artikel 1.5.2. geen afrekening plaats.

     

     

Artikel 1.5.2 Definitieve vaststelling subsidie na voorgaande verleningbeschikking
  • 1 Indien de beschikking tot vaststelling van een jaarsubsidie voorafgegaan is door een beschikking tot subsidieverlening is de subsidieontvanger verplicht vóór 1 mei van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, verantwoording af te leggen aan het college. 

  • 2 In afwijking van lid 1 is de subsidieontvanger van een incidentele subsidie verplicht binnen dertien weken na afloop van de activiteit waarvoor subsidie is verleend, verantwoording af te leggen aan het college. 

  • 3 De verantwoording dient in ieder geval te bestaan uit het overleggen van een financieel verslag en een activiteitenverslag. 

  • 4 De verantwoording als bedoeld in lid 3 wordt beschouwd als aanvraag tot vaststelling van de subsidie. 

  • 5 Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van de in het derde lid vermelde verantwoording. 

  • 6 Indien de verantwoording als bedoeld in lid 3 niet binnen de in het eerste dan wel tweede lid gestelde termijn is ingediend, kan het college een termijn stellen binnen welke de verantwoording moet zijn ingediend. 

  • 7 Het college stelt de subsidie ambtshalve vast, indien na afloop van de in lid 6 gestelde nadere termijn de verantwoording niet is ontvangen. 

  • 8 De subsidie kan op grond van artikel 4:46, leden 2 en 3, van de wet lager worden vastgesteld. 

  • 9 Indien de in het vijfde lid genoemde beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, stelt het college de subsidieontvanger hiervan in kennis, met vermelding van de termijn, waarbinnen de beschikking wel tegemoet gezien kan worden. 

  • 10 Het college kan een instelling verplichten tot het doen van een tussentijdse rapportage.

     

     

Paragraaf 1.6 Intrekking en wijziging
Artikel 1.6.1 Intrekking en wijziging

Het college kan de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4:48,4:49 en 4:50 van de wet.

 

 

Paragraaf 1.7 Bevoorschotting en betaling van subsidie
Artikel 1.7.1 Voorschotten
  • 1 Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen. 

  • 2 Het voorschot wordt binnen veertien dagen na de voorschotverlening betaald.

     

     

Artikel 1.7.2 Betaling
  • 1 Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald onderverrekening van betaalde voorschotten. 

  • 2 Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling een andere termijn worden bepaald, waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

     

     

Hoofdstuk 2 Subsidies wonen en werken

Afdeling 2.1 Waardevolle objecten
Paragraaf 2.1.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a kosten: de bouwkosten, voorzover deze betreffen de constructie en de uiterlijke verschijningsvorm van het object en voorzover deze naar het oordeel van het college in relatie tot de specifieke waarde van het object noodzakelijk zijn om het object te herstellen of in stand te houden;

b molen: een molen, die aangewezen is als beschermd monument in de zin van de Monumentenwet of is opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project Skarsterlân 1992 (MIP)

c waardevol object: een object dat is opgenomen in het MIP of is aangewezen als rijksmonument en/of gelegen is in een beschermd dorpsgezicht dan wel anderszins naar het oordeel van het college door zijn karakteristieke architectuur, bouwvorm of cultuurhistorisch belang voldoende waardevol is om te behouden.

 

Artikel 2.1.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten in het kader van het behoud van waardevolle objecten in de gemeente.

 

Paragraaf 2.1.2 Subsidieverstrekking
Artikel 2.1.2.1 Subsidie
  • 1 Het college kan een incidentele subsidie verstrekken in de kosten van restauratie, renovatie of onderhoud van waardevolle objecten in de gemeente, waarvoor niet of in onvoldoende mate een financiële bijdrage op grond van een andere regeling van Rijk, provincie of de gemeente kan worden verkregen. 

  • 2 In afwijking van lid 1 kan het college een structurele subsidie verstrekken in de kosten van onderhoud van molens in de gemeente, waarvoor voorafgaand door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg subsidie is verstrekt.

     

     

Artikel 2.1.2.2 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

 

Artikel 2.1.2.3 Hoogte subsidie
  • 1 De subsidie bedraagt eenmalig 20% van de kosten tot een maximum van € 11.500,00. 

  • 2 In afwijking van lid 1 bedraagt de subsidie voor molens 25% van de door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg vastgestelde subsidiabele onderhoudskosten welke onderhoudskosten maximaal zijn:

    a € 850,00 voor een molen, die maalvaardig en in bedrijf is;

    b € 575,00 voor overige molens.

     

Artikel 2.1.2.4 Subsidieaanvraag
  • 1 In aanvulling op artikel 1.2.1 gaat de subsidieaanvraag vergezeld van:

    a een exacte aanduiding van het waardevolle object;

    b een opgave van de verlangde subsidie en

    c een gespecificeerde opgave van de te verrichten werkzaamheden.

     

  • 2 De subsidieaanvraag voor de onderhoudskosten van molens wordt in afwijking van artikel 1.2.1 ingediend binnen acht weken na bekendmaking van de beschikking tot vaststelling van subsidie door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en gaat vergezeld van een kopie van bedoelde beschikking, dan wel wordt gelijktijdig ingediend met de aanvraag

    voorsubsidie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

     

Artikel 2.1.2.5 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komt in aanmerking de rechtspersoon of natuurlijk persoon, die krachtens eigendom, recht van erfpacht of recht van opstal gerechtigd is tot een object.

 

Artikel 2.1.2.6 Subsidie vaststelling en verlening

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.3.1 besluit het college gelijktijdig over de verlening en vaststelling van de subsidie.

 

 

Artikel 2.1.2.7 Verplichtingen
  • 1 Met de werkzaamheden mag niet worden begonnen, voordat de beschikking tot subsidieverlening is bekend gemaakt. 

  • 2 Met de werkzaamheden wordt binnen 26 weken na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening begonnen. 

  • 3 Op verzoek kan het college besluiten de termijn als bedoeld in lid 2 met maximaal 26 weken te verlengen. 

  • 4 Bij overschrijding van de termijn genoemd in lid 2 of - ingeval van verlenging - de termijn bedoeld in lid 3 vervalt het recht op subsidie. 

  • 5 Binnen de in artikel 1.5.2, lid 2 genoemde termijn van dertien weken na afronding van de werkzaamheden meldt de subsidieontvanger het werk gereed en legt hij financiële verantwoording af.

  • 6 De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden het object onveranderd te bewaren en te onderhouden in de staat, waarin het door de gesubsidieerde werkzaamheden is gebracht. 

  • 7 Dit artikel is niet van toepassing op de verstrekking van onderhoudskosten ingevolge artikel 2.1.2.1, lid 2, van molens. 

Artikel 2.1.2.8 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.4 kan het college de verlening van subsidie weigeren bij overtreding van het bepaalde in artikel 2.1.2.7, lid 1.

 

Artikel 2.1.2.9 Subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie definitief vast overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.5.2, leden 4, 5 en 6.

 

 

Afdeling 2.2 Oud papier
Paragraaf 2.2.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.2.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder erkende verwerker: een verwerker van oud papier, die een overeenkomst voor de afzet van oud papier heeft met Afvalsturing Friesland NV.

 

Artikel 2.2.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten in het kader van de inzameling van oud papier in de gemeente.

 

Paragraaf 2.2.2 Subsidieverstrekking
Artikel 2.2.2.1 Subsidie

Het college kan in het belang van het milieu een stimuleringssubsidie verstrekken voor activiteiten die gericht zijn op de inzameling van oud papier, voorzover dat afkomstig is van particuliere huishoudens.

 

Artikel 2.2.2.2 Hoogte subsidie
  • 1 De subsidie bedraagt een jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen bedrag per kilogram. 

  • 2 De hoogte van dit bedrag kan verschillen afhankelijk van de wijze van inzameling of aflevering van het oud papier.

     

     

Artikel 2.2.2.3 Subsidieaanvraag

In afwijking van artikel 1.2.1 bestaat de subsidieaanvraag uit de indiening van de weegbon via de erkende verwerker, waarop naast de hoeveelheid verkocht oud papier vermeld staan de naam van de aanvrager en de koopdatum.

 

Artikel 2.2.2.4 Subsidieontvanger
  • 1 Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen in aanmerking instellingen, die vermeld staan op een jaarlijks door het college vast te stellen lijst van inzamelaars van oud papier. 

  • 2 Om vermeld te kunnen worden op de lijst van inzamelaars als bedoeld in lid 1 dient de instelling in het bezit te zijn van een vergunning voor het inzamelen van oud papier als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente. 

Artikel 2.2.2.5 Subsidievaststelling

De subsidie wordt periodiek vastgesteld middels een schriftelijke afrekening op basis van de weegbon, welke afrekening beschouwd wordt als beschikking tot vaststelling van de subsidie.

 

Afdeling 2.3 Duurzaam bouwen bestemmingsplan Wyldehoarne
Paragraaf 2.3.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a aanvraagformulier: het aanvraagformulier op grond van de Verordening "Duurzaam bouwen bestemmingsplan Wyldehoarne" zoals vastgesteld door het college;

b EPN-berekeningen: de bij een bouwaanvraag ingediende berekeningen, die aantonen kan welke Energie Prestatie Norm (EPN)de woning voldoet;

c overig duurzaam bouwen: maatregelen die aanvullend zijn ten opzichte van het Bouwbesluit en niet energiebesparende maatregelen zijn, zoals verwerkt in de EPN.

 

Artikel 2.3.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten in het kader van duurzaam bouwen in het gebied van het bestemmingsplan Wyldehoarne.

 

Paragraaf 2.3.2 Subsidieverstrekking
Artikel 2.3.2.1 Subsidie

Het college kan ter stimulering van milieubewust bouwen een stimuleringssubsidie verstrekken voor het aanbrengen bij een nieuw te bouwen woning in het plangebied van het bestemmingsplan Wyldehoarne voor het aanbrengen van:

a voorzieningen met het oog op de terugdringing van het energiegebruik aanvullend op hetgeen het Bouwbesluit voorschrijft en/of

b van duurzaam bouwen maatregelen met het oog op duurzaam watergebruik, duurzaam materiaalgebruik of een duurzame woonomgeving.

Het college stelt per fase van realisatie van het bestemmingsplan de specifieke invulling vast.

 

Artikel 2.3.2.2 Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt per fase van realisatie van het bestemmingsplan het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze afdeling.

 

Artikel 2.3.2.3 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

 

Artikel 2.3.2.4 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt per woning maximaal:

a € 5.000,00 voor de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.3.2.1, sub a (energiegebruik);

b € 1000,00 voor een voorziening als bedoeld in artikel 2.3.2.1, sub b (overig duurzaam bouwen); met dien verstande dat de subsidie nimmer meer bedraagt dan de werkelijke kosten van de voorziening(en).

 

Artikel 2.3.2.5 Subsidieaanvraag
  • 1 In aanvulling op artikel 1.2.1 van deze verordening wordt voor de subsidieaanvraag gebruik gemaakt van het daarvoor bestemde aanvraagformulier, dat volledige en juist dient te worden ingevuld. 

  • 2 De subsidie dient gelijktijdig te worden aangevraagd met de bouwvergunning.

  • 3 De gegevens ten behoeve van de EPC-berekening worden bij voorkeur behalve op papier, ook digitaal aangeleverd.

     

     

Artikel 2.3.2.6 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen natuurlijke personen in aanmerking, die gerechtigd zijn krachtens eigendom tot een woning te bouwen in het bestemmingsplan Wyldehoarne.

 

Artikel 2.3.2.7 Verplichtingen

De subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat de te subsidiëren voorzieningen worden aangebracht geheel overeenkomstig de bij de aanvraag ingediende en door of namens het college goedgekeurde bescheiden.

 

Artikel 2.3.2.8 Subsidievaststelling
  • 1 In afwijking van artikel 1.5.2 stelt het college de subsidie definitief vast, nadat bij controle door of namens het college is vastgesteld dat de voorzieningen zijn aangebracht overeenkomstig de bescheiden als bedoeld in artikel 2.3.2.7. 

  • 2 Controle als bedoeld in lid 1 heeft plaats, tijdens de bouw en nadat een gereedmelding van de woning van de subsidieontvanger is ingediend bij de afdeling vergunningen, veiligheid en handhaving, cluster veiligheid en handhaving van de gemeente. 

Afdeling 2.4 Verkeer
Paragraaf 2.4.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.4.1.1 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten in het kader van de bevordering van de veiligheid van het verkeer op de openbare weg.

 

Paragraaf 2.4.2 Subsidieverstrekking
Artikel 2.4.2.1 Subsidie

Het college kan in het belang van de veiligheid van het verkeer op de openbare weg een waarderingssubsidie verstrekken.

 

Artikel 2.4.2.2 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen met inachtneming van het gestelde in artikel 2.4.2.3.

 

Artikel 2.4.2.3 Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie wordt door het college vastgesteld op grond van een beoordeling van de mate, waarin de te subsidiëren activiteiten bijdragen aan de veiligheid van het verkeer op de openbare weg.

 

Artikel 2.4.2.4 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen instellingen in aanmerking.

 

 

Hoofdstuk 3 Subsidies middelen

Afdeling 3.1 Communicatie
Paragraaf 3.1.1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1.1.1 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten in het kader van het tot stand brengen en onderhouden van de communicatie van de gemeente met burgers over gemeentelijk beleid met als doel een grotere betrokkenheid van de burgers daarbij.

 

Paragraaf 3.1.2 Subsidieverstrekking
Artikel 3.1.2.1 Subsidie

Het college kan subsidie verstrekken in de kosten van activiteiten, die gericht zijn op:

a het verkrijgen van inzicht in de opinie van burgers;

b het bevorderen van een goede vervulling van de rol als intermediair tussen de gemeente en burgers door de subsidieontvanger;

c het bevorderen van de participatie door burgers aan de gemeentelijke beleidsvorming;

d de voorlichting aan burgers over gemeentelijke beleidsvoornemens of gemeentelijk beleid.

 

Artikel 3.1.2.2 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

 

Artikel 3.1.2.3 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten met een maximum van€ 227 per activiteit.

 

 

Hoofdstuk 4 Subsidies samenlevingszaken

Afdeling 4.1 Sociaal-cultureel werk
Paragraaf 4.1.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.1.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a huisvestingskosten:

1 kosten van afschrijving op gebouwen, inrichting, verwarmingsinstallatie en buitengewoon onderhoud;

2 rente van geldleningen, gesloten ten behoeve van de financiering van investeringen voor huisvesting, mits deze investering vooraf door het college is goedgekeurd;

3 huur van gebouwen, zaalruimte en terreinen, alsmede de kosten van erfpacht of enig ander zakelijk recht;

4 kosten van elektriciteit, verwarming, water en schoonmaak;

5 kosten van onderhoud van gehuurde gebouwen, zaalruimte en terreinen, die ingevolge de wet, plaatselijk gebruik of overeenkomst voor rekening van de huurder komen;

6 kosten van onderhoud van eigen gebouwen, inrichting en installaties;

7 kosten van buitenaccommodaties;

8 premies van verzekeringen en overige lasten voortvloeiende uit de eigendom van gebouwen en terreinen en

9 kleine aanschaffingen ten behoeve van de inrichting.

b organisatiekosten:

1 kosten van afschrijving van kantoormachines en apparatuur;

2 bureaukosten;

3 drukken kopieerwerk;

4 rente en/of bankkosten;

5 administratie en/of accountantskosten;

6 representatie en bestuurskosten;

7 contributies en overige kosten van lidmaatschappen;

8 premies van aansprakelijkheidsverzekeringen

c personeelskosten:

1 salarissen, vergoedingen en vakantietoeslagen met uitzondering van vergoedingen voor overwerk, onverplichte gratificaties en andere bijzondere beloningen;

2 het werkgeversaandeel in de wettelijk verplichte sociale lasten en in de premiekosten van een afgesloten pensioenverzekering;

3 de wervings- en selectiekosten voor de vervulling van vacatures binnen de door het college goedgekeurde personeelsformatie en

4 kosten van deskundigheidsbevordering van personeel, vrijwilligers of bestuursleden, voorzover deze in direct verband staan met de taak van betrokkenen bij de uitvoering of begeleiding van de gesubsidieerde activiteit en voorzover hiervoor vooraf goedkeuring is verleend door het college en

5 overige door het college goedgekeurde kosten, onder aftrek van de door de subsidieontvanger ontvangen uitkeringen ingevolge een sociale verzekeringswet, tenzij deze zijn aangewend voor tijdelijke vervanging van de betrokken werknemer.

d sociaal-cultureel werk: activiteiten die gericht zijn op:

1 het bevorderen van het culturele leven;

2 de versterking van de sociale structuur in een dorp, wijk of buurt;

3 het betrekken van burgers bij hun woon- en leefsituatie;

4 de voorkoming van vereenzaming, sociaal isolement en onmaatschappelijk gedrag.

e vrijwilliger: iemand, die onverplicht en onbetaald werkzaamheden verricht in het kader van de uitvoering of begeleiding van een activiteit.

 

 

Artikel 4.1.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking in het kader van sociaal-cultureel werk.

 

 

Paragraaf 4.1.2 Subsidieverstrekking
Artikel 4.1.2.1 Subsidie
  • 1 Het college kan in het kader van sociaal-cultureel werk een subsidie verstrekken. 

  • 2 De subsidie kan een budgetsubsidie, een stimuleringssubsidie of een waarderingssubsidie zijn. 

  • 3 De subsidie kan verstrekt worden in de vorm van een incidentele of een structurele subsidie.

     

     

Artikel 4.1.2.2 Budgetsubsidie
  • 1 Het college verstrekt de subsidie aan instellingen, die beroepskrachten in dienst hebben, in de vorm van een budgetsubsidie. 

  • 2 Het college verstrekt deze budgetsubsidie jaarlijks voor de duur van vier jaar, tenzij dit in de subsidiebeschikking uitdrukkelijk is uitgesloten. 

Artikel 4.1.2.3 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt jaarlijks verdeeld op een nader door het college te bepalen wijze.

 

Artikel 4.1.2.4 Hoogte subsidie
  • 1 De hoogte van de subsidie wordt jaarlijks door het college vastgesteld met inachtnemingvan onderstaande bepalingen. 

  • 2 Bij de vaststelling van de subsidie kan het college rekening houden met een eigen bijdrage van de deelnemers aan de activiteit. 

  • 3 Voorzover van toepassing wordt het aantal ingezetenen van de gemeente, die lid van de instelling zijn of deelnemen aan de activiteit, als één van de te hanteren criteria voor de bepaling van de subsidie genomen. 

  • 4 Het college kan desgewenst, ten behoeve van de subsidietoekenning, bepalen dat de instelling een kostprijsberekening per product en/of activiteit verstrekt. Die berekening is inclusief personeelskosten, huisvestingskosten en organisatiekosten. 

  • 5 Subsidieontvangers waaraan een budgetsubsidie wordt verstrekt zijn verantwoordelijk voor eventuele wachtgeldverplichtingen; 

  • 6 Subsidieontvangers als bedoeld in lid 5 hebben recht op compensatie voor wachtgeldverplichtingen indien die verplichting jaarlijks € 25.000,00 of meer bedragen en voorzover die verplichtingen een gevolg zijn van:

    a beëindiging van het subsidiecontract waarvoor een vast dienstverband op grond van wettelijke verplichtingen onvermijdelijk was

    b door de gemeente opgelegde reorganisatie en/of bezuinigingsmaatregelen.

     

  • 7 De in lid 6 bedoelde compensatie geldt maximaal voor een periode van drie jaar en betreft uitsluitend dat deel wat uitstijgt boven het in lid 6 genoemde bedrag. 

Artikel 4.1.2.5 Subsidieontvanger
  • 1 Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen instellingen met volledige rechtspersoonlijkheid in aanmerking

  • 2 In afwijking van lid 1 kan het college besluiten in bijzondere gevallen de eis van volledige rechtspersoonlijkheid te laten vervallen. 

Artikel 4.1.2.6 Vereisten

De subsidie wordt slechts verstrekt, indien minimaal tien personen per groep regelmatig aan de activiteit deelnemen, van welke ondergrens het college in bijzondere gevallen kan afwijken.

 

Artikel 4.1.2.7 Subsidieaanvraag

Voor de indiening van een aanvraag voor budgetsubsidie is het bepaalde in artikel 1.2.1, leden 4, 5 en 6 van deze verordening van toepassing.

 

Artikel 4.1.2.8 Verplichtingen
  • 1 Indien voor de uitvoering of begeleiding van een gesubsidieerde activiteit gebruik gemaakt wordt van vrijwilligers, kan het college nadere voorschriften aan de verstrekking van een subsidie verbinden met betrekking tot:

    a de inzet van vrijwilligers en

    b de deskundigheidsbevordering van vrijwilligers.

     

  • 2 Het college kan nadere voorschriften aan de verstrekking van een subsidie verbinden:

    a ter bevordering van de kwaliteit van de activiteit;

    b de bereikbaarheid en openstelling van instellingen, waar gesubsidieerde activiteiten plaatshebben;

    c met betrekking tot een van de deelnemers aan de gesubsidieerde activiteit te verlangen eigen bijdrage, die in redelijke verhouding dient te staan tot de aard van de activiteit en de werkelijke kosten daarvan;

    d de wijze van afschrijven en

    e de inhoud van het bij de subsidieaanvraag in te dienen activiteitenplan.

     

Artikel 4.1.2.9 Beslistermijn

In afwijking van artikel 1.3.2 van deze verordening wordt de beschikking op een subsidieaanvraag uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarop de subsidie betrekking heeft, gegeven.

 

Artikel 4.1.2.10 Overschrijding beslistermijn

In aanvulling op artikel 4.1.2.9 van deze verordening is een subsidieontvanger, die één of meer beroepskrachten in dienst heeft en in het kalenderjaar, dat voorafgaat aan het jaar, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, een budgetsubsidie ontvangen heeft, gemachtigd om bij overschrijding van de beslistermijn door het college op de subsidieaanvraag uitgaven te doen tot ten hoogste 1/3 gedeelte van de bedragen, die op de overeenkomstige posten van de begroting van het voorafgaande jaar opgenomen zijn en waarvoor subsidie is verstrekt.

 

Artikel 4.1.2.11 Nadere regels

Het college kan nadere regels in het kader van deze afdeling stellen.

 

Afdeling 4.2 Internationale betrekkingen, geldinzamelingsacties
Paragraaf 4.2.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder derde wereld ook wel genoemd de ontwikkelingslanden: landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika die gesteund worden door rijkere landen (industrielanden) ter bestrijding van voedselschaarste, verbetering van het onderwijs en ter economische

ontplooiing. Onder Oost-Europa vallen de landen in Europa die tot 1990 samen, onder de hoede van de Sovjet-Unie, een alliantie vormden (bij het Warschaupact) op militair (en economisch) gebied.

 

Artikel 4.2.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten, die gericht zijn op de financiële ondersteuning van projecten in Oost-Europa en de derde wereld.

 

Paragraaf 4.2.2 Subsidieverstrekking
Artikel 4.2.2.1 Subsidie

Het college kan een stimuleringssubsidie verstrekken ter ondersteuning van geldinzamelingsacties binnen de gemeente ten behoeve van projecten, die tot doel hebben de leefsituatie van mensen in Oost-Europa of de derde wereld te verbeteren.

 

Artikel 4.2.2.2 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

 

Artikel 4.2.2.3 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de opbrengst van een lokale geldinzamelingsactie ten behoeve van een project met een maximum van € 500,00.

 

Artikel 4.2.2.4 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen instellingen, die gevestigd zijn in de gemeente, in aanmerking.

 

 

Artikel 4.2.2.5 Vereisten
  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen is sprake van een project van tijdelijke aard:

    a dat tot doel heeft het verbeteren van de leefsituatie van mensen in Oost-Europa of de derde wereld;

    b dat opgezet en/of uitgevoerd wordt door (voormalige) ingezetenen van de gemeente;

    c dat gericht is op de gezondheidszorg, het onderwijs, het milieu, de landbouw of het opzetten van een bedrijfje;

    d waarbij een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het beoogde doel wordt bereikt;

    e waarvan de leiding en verantwoording berust bij personen, waarvan verwacht mag worden, dat zij daartoe voldoende deskundig en bekwaam zijn en

    f dat niet uitsluitend een godsdienstig, levensbeschouwelijk of politiek doel heeft.

     

  • 2 Per instelling wordt per kalenderjaar maximaal één keer een subsidie verstrekt. 

Artikel 4.2.2.6 Subsidieaanvraag

In aanvulling op artikel 1.2.1 van deze verordening blijkt uit de subsidieaanvraag:

a het doel en de inhoud van zowel de geldinzamelingsactie als het project;

b de doelgroep van het project;

c wie verantwoordelijk zijn voor de opzet en uitvoering van zowel de geldinzamelingsactie als het project;

d een tijdschema.

 

Artikel 4.2.2.7 Subsidieverlening

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.1 besluit het college eerst over de verlening van de

subsidie.

 

Artikel 4.2.2.8 Subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie definitief vast overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.5.2, leden 4, 5 en 6.

 

Afdeling 4.3 Internationale betrekkingen, voorlichtings- en bewustwordingsactiviteiten
Paragraaf 4.3.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.3.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a accommodatiekosten: de kosten van huur van gebouwen, marktkramen en dergelijk;

b kosten: accommodatiekosten, organisatiekosten en uitvoeringskosten;

c organisatiekosten: de kosten van drukwerk en propagandamateriaal, gastsprekers en/of presentaties op cultureel terrein;

d uitvoeringskosten: de kosten van huur van apparatuur en gebruik- en verbruiksartikelen.

 

 

Artikel 4.3.1.2 Reikwijdte

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a accommodatiekosten: de kosten van huur van gebouwen, marktkramen en dergelijk;

b kosten: accommodatiekosten, organisatiekosten en uitvoeringskosten;

c organisatiekosten: de kosten van drukwerk en propagandamateriaal, gastsprekers en/of presentaties op cultureel terrein;

d uitvoeringskosten: de kosten van huur van apparatuur en gebruik- en verbruiksartikelen.

 

 

Paragraaf 4.3.2 Subsidieverstrekking
Artikel 4.3.2.1 Subsidie

Het college kan een stimuleringssubsidie verstrekken voor voorlichting- en bewustwordingsactiviteiten in de gemeente op het terrein van internationale betrekkingen.

 

Artikel 4.3.2.2 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen.

 

Artikel 4.3.2.3 Hoogte subsidie
  • 1 De subsidie is een bijdrage in de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 275,00. 

  • 2 In bijzondere gevallen kan het college een hogere subsidie verstrekken.

     

     

Artikel 4.3.2.4 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen instellingen, die gevestigd zijn in de gemeente, in aanmerking.

 

 

Artikel 4.3.2.5 Vereisten
  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de activiteit:

    a tot doel te hebben door middel van voorlichting of anderszins de internationale betrekkingen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, het mondiale milieu, de mensenrechten en/of vrede en veiligheid te bevorderen;

    b gericht te zijn op vergroting van kennis, inzicht en meningsvorming bij (een deel van) de bevolking van de gemeente;

    c niet uitsluitend fondswerving tot doel te hebben;

    d (onder andere) te worden gehouden in de gemeente;

    e te worden opgezet door (afdelingen van) instellingen, waarin ingezetenen van de gemeente actief zijn e

    f niet uitsluitend een godsdienstig, levensbeschouwelijk of politiek karakter te hebben.

     

  • 2 Bij de activiteit:

    a wordt een zodanige werkwijze toegepast dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het beoogde doel verwezenlijkt kan worden;

    b berust de leiding en verantwoording bij personen, waarvan verwacht mag worden dat zij daartoe voldoende deskundig en bekwaam zijn en

    c is sprake van een tekort op de begroting.

     

Artikel 4.3.2.6 Subsidieaanvraag

In aanvulling op artikel 1.2.1 van deze verordening blijkt uit de subsidieaanvraag:

a het doel en de inhoud van de activiteit;

b de doelgroep, waarop de activiteit gericht is;

c wie verantwoordelijk zijn voor de opzet en uitvoering van de activiteit.

 

Artikel 4.3.2.7 Subsidieverlening

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.1 besluit het college eerst over de verlening van de subsidie.

 

 

Artikel 4.3.2.8 Subsidievaststelling

Het college stelt de subsidie definitief vast overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.5.2, leden 4, 5 en 6.

 

 

Afdeling 4.4 Godsdienstonderwijs, levensbeschouwelijk en humanistisch vormingsonderwijs

Deze Afdeling is per 01-01-2010 ingetrokken.

Afdeling 4.5 Sport
Paragraaf 4.5.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.5.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a bijzondere activiteiten: de van meer dan plaatselijke betekenis zijnde wedstrijden of demonstraties, sportuitwisselingen, toernooien en dergelijke;

b jeugdleden: de leden van de sportverenigingen beneden de leeftijd van 18 jaar die ten minste € 13,61 per jaar aan hun vereniging bijdragen, waaronder uitsluitend is te verstaan de vereniging- en bondscontributies, onverminderd de mogelijkheid tot het toepassen van een naar het oordeel van het college redelijke gezinsreductie;

c kadervorming: de scholing van bestuur- en sporttechnisch kader met uitzondering van de (semi)beroepsopleidingen;

d sportverenigingen: in de gemeente gevestigde verenigingen, die de bevordering van de lichamelijke vorming en de sportbeoefening ten doel hebben en tevens zijn aangesloten bij een algemeen erkende landelijke sportbond, en voorts andere verenigingen, die naar het oordeel van het college met sportverenigingen kunnen worden gelijk gesteld.

 

Artikel 4.5.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten, die gericht zijn op de bevordering van de jeugdsport en de kadervorming van sportverenigingen, en voor bijzondere activiteiten als bedoeld in artikel 4.5.1.1, sub a.

 

Paragraaf 4.5.2 Subsidieverstrekking
Artikel 4.5.2.1 Subsidie

Het college kan een stimuleringssubsidie verstrekken ten behoeve van activiteiten, die gericht zijn op de bevordering van de jeugdsport en de kadervorming, en ten behoeve van bijzondere activiteiten.

 

Artikel 4.5.2.2 Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt jaarlijks bij het vaststellen van de gemeentebegroting de bedragen vast die ten hoogste beschikbaar zijn gedurende het begrotingsjaar voor de verstrekking van subsidies krachtens deze afdeling voor:

a de bevordering van de jeugdsport;

b de bevordering van de kadervorming en bijzondere activiteiten gezamenlijk.

 

Artikel 4.5.2.3 Verdelingsmaatstaf
  • 1 Indien het voor de subsidieverstrekking ingevolge deze afdeling beschikbare bedrag voor de bevordering van de jeugdsport wordt overschreden, bepaalt het college de korting op het subsidiebedrag, waar bij een toereikend budget op basis van artikel 4.5.2.4 aanspraak op zou bestaan. Deze korting wordt bepaald naar verhouding van het aantal jeugdleden met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.5.2.5. 

  • 2 Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling voor kadervorming en bijzondere activiteiten beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen. 

Artikel 4.5.2.4 Hoogte subsidie jeugdsport
  • 1 De subsidie bedraagt € 2,50 per jeugdlid per jaar op basis van het aantal jeugdleden, dat op 1 januari van het kalenderjaar, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, bij een landelijke sportbond is aangemeld, met inachtneming van het gestelde in artikel 4.5.2.5. 

  • 2 De subsidie bedraagt minimaal € 113,45 per sportvereniging. 

  • 3 Voor verenigingen waarvan een belangrijk deel van de jeugdleden in een andere gemeente woont, wordt de subsidie bepaald op basis van het aantal jeugdleden, die ingezetene zijn van de gemeente. 

Artikel 4.5.2.5 Vermenigvuldigingsfactor jeugdsport
  • 1 Op het volgens artikel 4.5.2.4 berekende aantal jeugdleden is een vermenigvuldigingsfactor van toepassing, afhankelijk van de kwaliteit van de bevoegdheden van de leiding, die de jeugdleden persoonlijk traint. 

  • 2 Deze factor bedraagt:

    • 1.

      1 voor jeugdleden, die training krijgen van een leid(st)er, die niet in het bezit is van enige erkende bevoegdheid;

    • 2.

      1,5 voor jeugdleden, die training krijgen van een leid(st)er die een sporttechnische opleiding met een maximale duur van 75 lesuren met goed gevolg heeft voltooid (basisopleidingen);

    • 3.

      3 voor jeugdleden, die training krijgen van een leid(st)er die een sporttechnische opleiding met een duur van 76 tot 200 lesuren met goed gevolg heeft voltooid (voortgezette opleidingen);

    • 4.

      4,5 voor jeugdleden, die training krijgen van een leid(st)er, die een sporttechnische opleiding met een minimale duur van 200 lesuren met goed gevolg heeft voltooid (hoogste bondsdiploma, CIOS of akte lichamelijke opvoeding).

  • 3 Ten behoeve van de waardering van de kwaliteit van de bevoegdheid van de technische leiding stelt het college na ingewonnen advies van SPORT friesland een lijst samen van alle voor de toepassing van deze afdeling van belang zijnde sporttechnische opleidingen. Deze lijst zal zo nodig jaarlijks bij de beoordeling van de subsidieaanvragen kunnen worden herzien.

     

Artikel 4.5.2.6 Subsidievereisten jeugdsport
  • 1 In het voor de betreffende sport geldende seizoen oefenen de jeugdleden onder voortdurende leiding als regel ten minste eenmaal per week bij de jeugdafdeling van de betrokken vereniging. 

  • 2 Om voor subsidie ter bevordering van de jeugdsport in aanmerking te komen heeft de subsidieontvanger ten minste tien jeugdleden, die ingezetene van de gemeente zijn. 

Artikel 4.5.2.7 Hoogte subsidie kadervorming en bijzondere activiteiten

Het bedrag van de subsidie voor kadervorming of bijzondere activiteiten wordt per aanvraag door het college vastgesteld.

 

Artikel 4.5.2.8 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen in de gemeente gevestigde sportverenigingen in aanmerking.

 

 

Artikel 4.5.2.9 Subsidieaanvraag
  • 1 In afwijking van artikel 1.2.1 wordt de subsidieaanvraag uiterlijk 1 oktober van het jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij het college ingediend. 

  • 2 De subsidieaanvrager, die niet bij een erkende landelijke sportbond is aangesloten en volgens het gestelde in deze afdeling voor subsidie in aanmerking komt, legt de ledenlijst tegelijkertijd met de aanvraag over aan het college.

     

     

Artikel 4.5.2.10 Subsidieverlening en vaststelling

Het college stelt subsidies voor kadervorming en voor bijzondere activiteiten beschikbaar in de vorm van een stimuleringsbijdrage hetgeen betekent dat achteraf geen verantwoording nodig is.

 

Artikel 4.5.2.11 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht een deugdelijke en overzichtelijke ledenadministratie te voeren.

 

 

Artikel 4.5.2.12 Intrekking of wijziging

In aanvulling op de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de wet kan het college een besluit tot verlening of vaststelling van een subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

a de subsidie niet uitsluitend is of wordt gebruikt voor het doel, waarvoor deze is verstrekt;

b naar het oordeel van het college te grote reserves aan financiële middelen en/of vermogen zijn of worden gevormd.

 

Afdeling 4.6 Meer bewegen voor ouderen
Paragraaf 4.6.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.6.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a doelgroep: in de gemeente gevestigde rechtspersonen, die als doel hebben ouderen te stimuleren om meer te bewegen en daar door hun activiteiten blijk van geven;

b ouderen: natuurlijke personen van 60 jaar en ouder.

 

Artikel 4.6.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten die gericht zijn op het stimuleren van ouderen om meer te bewegen.

 

Paragraaf 4.6.2 Subsidieverstrekking
Artikel 4.6.2.1 Subsidie

Het college kan een stimuleringssubsidie verstrekken voor activiteiten, die erop gericht zijn ouderen meer te doen bewegen.

 

Artikel 4.6.2.2 Verdelingsmaatstaf

Indien het voor de subsidieverstrekking ingevolge deze afdeling beschikbare bedrag wordt overschreden, bepaalt het college de korting op het subsidiebedrag, waar bij een toereikend budget op basis van artikel 4.6.2.3 aanspraak op zou bestaan. Deze korting wordt bepaald naar verhouding van het aantal deelnemers met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.6.2.4.

 

 

Artikel 4.6.2.3 Hoogte subsidie

Het college stelt jaarlijks het subsidie per deelnemer vast. De hoogte van het subsidie wordt vervolgens berekend op basis van het aantal personen dat op 1 januari van het kalenderjaar, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, aan de activiteit deelneemt met inachtneming van het gestelde in artikel 4.6.2.5.

 

Artikel 4.6.2.4 Vermenigvuldigingsfactor
  • 1 Op het volgens artikel 4.6.2.3 berekende aantal deelne(e)m(st)ers is een vermenigvuldigingsfactor van toepassing, afhankelijk van de kwaliteit van de bevoegdheden van de leiding. 

  • 2 Deze factor bedraagt:

    1 voor deelne(e)m(st)ers, die les krijgen van een leid(st)er, die niet in het bezit is van een erkende bevoegdheid;

    1,5 voor deelne(e)m(st)ers, die les krijgen van een leid(st)er, diein het bezit is van een landelijk erkende bevoegdheid MBVO (Meer Bewegen Voor Ouderen).

     

Artikel 4.6.2.5 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen doelgroepen als bedoeld in artikel 4.6.1.1 in aanmerking.

 

Artikel 4.6.2.6 Vereisten
  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen heeft de subsidieontvanger op 1 januari van het kalenderjaar, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ten minste tien deelne(e)m(st)ers. 

  • 2 De activiteiten hebben in georganiseerd verband plaats en staan onder voortdurende leiding. De leid(st)er is persoonlijk bij alle activiteiten aanwezig en draagt de verantwoordelijkheid. 

  • 3 De doelgroep komt als regel eenmaal per week bijeen. 

  • 4 De activiteiten zijn gericht op de beoefening van sporten en gezelschapsspelen als badminton, gymnastiek, jeu de boules, koersbal, spelinstuif, volksdansen, wandelen, watergymnastiek en dergelijke.

     

     

Artikel 4.6.2.7 Subsidieaanvraag
  • 1 In aanvulling op artikel 1.2.1 van deze verordening wordt voor de subsidieaanvraag gebruik gemaakt van het daarvoor bestemde formulier, dat volledig en juist wordt ingevuld. 

  • 2 In afwijking van artikel 1.2.1 van deze verordening wordt de subsidieaanvraag uiterlijk 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, bij het college ingediend. 

Artikel 4.6.2.8 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht een deugdelijke en overzichtelijke deelne(e)m(st)ers administratie te voeren.

 

Artikel 4.6.2.9 Intrekking of wijziging

In aanvulling op artikel 4:49 van de wet kan het college een besluit tot vaststelling van een subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

a de subsidie niet uitsluitend is of wordt gebruikt voor het doel, waarvoor deze is verstrekt;

b naar het oordeel van het college te grote reserves aan financiële middelen en/of vermogen zijn of worden gevormd. 

Afdeling 4.7 Ouderenbeleid
Paragraaf 4.7.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.7.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder ouderen: natuurlijke personen van 60 jaar en ouder.

 

Artikel 4.7.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor activiteiten in het kader van de bevordering van het zelfstandig functioneren van ouderen in de samenleving.

 

 

Paragraaf 4.7.2 Subsidieverstrekking
Artikel 4.7.2.1 Subsidie

Het college kan stimuleringssubsidie verstrekken teneinde het zelfstandig functioneren van

ouderen in de samenleving te bevorderen.

 

Artikel 4.7.2.2 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen met inachtneming van het gestelde in artikel 4.7.2.3.

 

 

Artikel 4.7.2.3 Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie wordt door het college vastgesteld op grond van een beoordeling van de mate, waarin de te subsidiëren activiteiten bijdragen aan de bevordering van het zelfstandig functioneren van ouderen in de samenleving.

 

Artikel 4.7.2.4 Subsidieontvanger

Voor subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen in aanmerking.

 

 

Afdeling 4.8 Openbare manifestaties
Paragraaf 4.8.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.8.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder openbare manifestaties: voor een ieder toegankelijke culturele activiteiten met een nieuw, vernieuwend, spontaan en/of experimenteel karakter.

 

Artikel 4.8.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor openbare manifestaties.

 

 

Paragraaf 4.8.2 Subsidieverstrekking
Artikel 4.8.2.1 Subsidie
  • 1 Het college kan een subsidie verstrekken voor het organiseren van openbare manifestaties. 

  • 2 Het subsidie moet een stimulans zijn voor het organiseren van nieuwe-, vernieuwende, spontane en/of experimentele culturele activiteiten. 

  • 3 Activiteiten waarop het reguliere subsidiebeleid van toepassing is komen niet inaanmerking voor een bijdrage op grond van deze regeling. 

  • 4 Een bijdrage wordt verleend voor maximaal vier opeenvolgende jaren. Tussentijds enuiterlijk halverwege het derde jaar wordt, aan de hand van een door de organiserende instantie te overleggen inhoudelijke en financiële verslaglegging door het college een standpunt ingenomen met betrekking tot eventuele structurele opname in de gemeentebegroting.

     

  • 5 Het college motiveert zijn standpunt als bedoeld in het voorgaande lid en deelt dit schriftelijk mee aan de betreffende organisatie. De motivering wordt mede ingegeven door toetsing aan het bestaande cultureel beleid en voorts aan criteria als behoefte, uitstraling en bezoekersaantallen. 

  • 6 Het subsidie is voor een als eenmalig bedoelde manifestatie een incidentele subsidie. 

Artikel 4.8.2.2 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen met dien verstande dat de hoogte van de jaarlijkse subsidies per manifestatie eens in de vier jaar worden vastgesteld.

 

Artikel 4.8.2.3 Hoogte subsidie

Het subsidie als bedoeld in artikel 4.8.2.1 is een bijdrage in de organisatiekosten en bedraagt per evenement maximaal € 2.500,00.

 

Artikel 4.8.2.4 Subsidieontvanger

Voor een subsidie ingevolge deze afdeling komen alleen niet commercieel werkende instellingen met volledige rechtsbevoegdheid in aanmerking.

 

Artikel 4.8.2.5 Vereisten

Om voor subsidie op basis van deze afdeling in aanmerking te komen

a heeft de manifestatie plaats in de gemeente;

b heeft de manifestatie een uniek of uitzonderlijk karakter c.q. stijgt de artistieke inhoud uit boven het reguliere aanbod, dit ter beoordeling van het college;

c mag de manifestatie niet concurrerend zijn met een reeds bestaande manifestatie;

d levert de manifestatie een laagdrempelige bijdrage aan het vergroten van de culturele participatie van bewoners;

e moeten de benodigde vergunningen zijn verleend.

 

Artikel 4.8.2.6 Subsidieaanvraag

In aanvulling op artikel 1.2.1 van deze verordening gaat de aanvraag om een subsidie vergezeld van een toelichting, waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de subsidieaanvrager er ondanks gerichte inspanningen niet in zal slagen tot een sluitende begroting van de manifestatie te komen.

 

Artikel 4.8.2.7 Intrekking of wijziging

In aanvulling op artikel 1.6.1 van deze verordening kan het college een besluit tot verstrekking van een subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

a indien de subsidieontvanger niet langer voldoet aan de vereisten als genoemd in artikel 4.8.2.6;

b indien de manifestatie niet (meer) het daarvoor naar het oordeel van het college redelijkerwijs te verwachten aantal bezoekers trekt.

 

Afdeling 4.9 Feestelijke evenementen
Paragraaf 4.9.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.9.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1.1 van deze verordening wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:

a feestelijke evenement: een dorpsfeest, een oranjefeest of een feest in verband met de jaarwisseling;

b dorpsfeest: feest dat bedoeld is om de onderlinge band van de inwoners van een dorp en daarmede de leefbaarheid van dat dorp te versterken;

c Oranjefeest: een feest ter gelegenheid van de verjaardag van de Koningin.

 

Artikel 4.9.1.2 Reikwijdte

Deze afdeling is van toepassing op de subsidieverstrekking voor feestelijke evenementen.

 

Paragraaf 4.9.2 Subsidieverstrekking
Artikel 4.9.2.1 Subsidie

Het college kan een stimuleringssubsidie verstrekken voor het organiseren van een feestelijk evenement.

 

Artikel 4.9.2.2 Verdelingsmaatstaf

Het voor subsidiëring in het kader van deze afdeling beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen met dien verstande dat bij de verdeling van het beschikbare bedrag voor feesten in verband met de jaarwisseling het bedrag als bedoeld in artikel 4.9.2.4, lid 2, bepaald wordt voor:

a het dorp Joure afzonderlijk;

b het dorp Sint Nicolaasga afzonderlijk;

c de dorpen met meer dan 500, doch minder dan 1.500 inwoners gelijkelijk;

d de dorpen met meer dan 200, doch minder dan 500 inwoners gelijkelijk.

 

Artikel 4.9.2.3 Hoogte subsidie
  • 1 De subsidie voor een dorps- of Oranjefeest dan wel voor beide evenementen gezamenlijk

    bedraagt jaarlijks:

    a een eenmalig bedrag van € 240,00 per dorp en

    b een bedrag van € 1,00 per leerling van de basisscholen in het dorp.

     

  • 2 De subsidie voor een feest in verband met de jaarwisseling bedraagt 100% van de naar het oordeel van het college noodzakelijke organisatiekosten met dien verstande dat de subsidie niet meer zal zijn dan een nader door het college te bepalen bedrag per dorp. 

  • 3 Dorpen met minder dan 200 inwoners komen niet in aanmerking voor een subsidie voor een feest in verband met de jaarwisseling. 

Artikel 4.9.2.4 Vereisten

Om voor subsidie voor een feest in verband met de jaarwisseling in aanmerking te komen:

a wordt het feest gehouden op oudejaarsavond met een overloop naar nieuwjaarsdag;

b is het feest voor alle inwoners van het dorp toegankelijk;

c wordt de toegankelijkheid voor alle inwoners van het dorp in voldoende mate bekend gemaakt.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Indien toepassing van de verordening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard kan het college op grond van bijzondere omstandigheden afwijken van één of meer bepalingen van deze verordening in voor de subsidieaanvrager gunstige zin, mits dit past binnen de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budgetten.

 

Artikel 5.2 Overgangsbepaling
  • 1 Op subsidies, die voor de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt zijn, blijven de bepalingen van toepassing, die golden op het moment van de subsidieverstrekking. 

  • 2 Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet is besloten, wordt op grond van de op het moment van ontvangst van de aanvraag geldende regels beslist. 

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Subsidieverordening gemeente Skarsterlân 2007".

 

Artikel 5.4 Inwerkingtreding
  • 1 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na haar bekendmaking. 

  • 2 De Subsidieverordening gemeente Skarsterlân, vastgesteld op 25 september 2006, wordt met het in werking treden van deze verordening ingetrokken. 

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Skarsterlân in zijn openbare vergadering van 25 september 2007.

 

De raad voornoemd,

De voorzitter, De griffier