Overheidsorganisatie | Gemeente Millingen aan de Rijn |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening Kinderopvang Millingen aan de Rijn 2006 |
Citeertitel | Verordening Wet Kinderopvang gemeente Millingen aan de Rijn 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | kinderopvang |
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-08-2006 | Onbekend | 27-06-2006 De Rozet, 24-08-2006 | Onbekend |
De raad van de gemeente Millingen aan de Rijn;
gezien het advies van de Commissie Inwonerszaken,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Millingen aan de Rijn d.d. 25 april 2006,
gelet op artikel 25 van de Wet Kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet;
BESLUIT:
Vast te stellen de Verordening Kinderopvang Millingen aan de Rijn 2006
In deze verordening wordt verstaan onder:
het college: het college van burgemeester en wethouders
de wet: de Wet Kinderopvang
1. Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als bedoeld in artikel 23 van de wet bevat in ieder geval de volgende gegevens:
naam en adres van de ouder;
indien van toepassing: naam en, indien de partner een ander adres heeft dan de ouder, het adres van de partner;
naam en geboortedatum van het kind of kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;
overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming, opgenomen in het aanvraagformulier.
2. Het college stelt voor de aanvraag een aanvraagformulier beschikbaar.
3. Indien de ouder een partner heeft wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.
1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:
de geldigheidsduur van de indicatie
de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.
Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien:
de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen; of
de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel k of l van de wet.
1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:
naam, adres en sofi-nummer van de ouder;
indien van toepassing: naam, adres en sofi-nummer van de partner;
naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;
een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;
gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;
overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.
2. Het college bepaalt dat de aanvraag geschiedt met behulp van het door het college vastgestelde en beschikbaar gestelde aanvraagformulier.
3. Indien de ouder een partner heeft wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.
1. Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.
Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.
1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.
2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.
1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een tegemoetkomingsjaar.
2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een ander periode verlenen.
1. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.
2. In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a. of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang bevat in ieder geval:
de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;
de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;
de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;
de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;
de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;
de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;
de verplichtingen van de ouder.
1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.
2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.
1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.
2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van de overzichten vast.
De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de voorschotten.
1. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.
2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.
1. Deze verordening treedt in werking 3 dagen na bekendmaking.
2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 2 tot en met 5 betreffende sociaal medische indicatie pas in werking op het moment dat artikel 23 van de Wet Kinderopvang in werking treedt.
De verordening wordt na inwerkingtreding aangehaald als Verordening Wet Kinderopvang gemeente Millingen aan de Rijn 2006.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 juni 2006
P.J. Peters Drs. A. de Beer-Vermeulen
griffier voorzitter