Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsregio Rotterdam

Omslagverordening 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsregio Rotterdam
Officiële naam regelingOmslagverordening 2005
CiteertitelOmslagverordening 2005
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum inwerkingtreding wijkt af van artikel 6 lid 2 van de regeling.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Kaderwet bestuur in verandering, art. 14
  2. gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-06-200501-01-200510-02-2011nieuwe regeling

11-05-2005

De Havenloods, 02-06-2005 e.a.

documentnummer 22184

Tekst van de regeling

Intitulé

Omslagverordening 2005

De regioraad van de stadsregio Rotterdam,

 

gelet op de besluitvorming van de Regioraad op 22 december 2004 aangaande de Verstedelijkingsafspraken 2005-2010 en in het bijzonder het besluit tot verlenging van het Omslagfonds en de wijziging van de grondslag van de omslagheffing voor woningen met ingang van het productiejaar 2005 in bruto toename in plaats van netto toename en de overeenkomstige aanpassing van de Omslagverordening 1998, zoals laatstelijk gewijzigd op 18 december 2002;

 

gelet op artikel 14 van de Kaderwet bestuur in verandering en artikel 9, tweede lid van de Gemeenschappelijke Regeling Stadsregio Rotterdam;

 

overwegende dat bij de totstandkoming van projecten op het gebied van infrastructuur, openbaar vervoer en groenvoorziening een regionale bijdrage vereist is;

 

overwegende dat de instelling van een Omslagfonds waarin de regionale bijdrage wordt opgenomen, gewenst is;

 

gelezen het voorstel van 13 april 2005 van het dagelijks bestuur;

 

b e s l u i t :

 

I.          de "Omslagverordening 2005" als volgt vast te stellen.

Artikel 1: begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • a.

    omslagfonds: afzondering van geldmiddelen ten behoeve van de regionale bijdrage voor realisatie van grote infrastructurele werken en groen die een directe en indirecte betekenis hebben voor de VINEX-plangebieden als ook voor het gehele gebied van de stadsregio Rotterdam.

  • b.

    woning: een tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, geschikt en blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een particulier huishouden, waarbij:

    • -

      De toegang tot de woonruimte wordt geboden door een toegangsdeur, hetzij direct vanaf de openbare weg, hetzij via een gemeenschappelijke ruimte (zoals portiek, galerij, trappenhuis of corridor);

    • -

      De woning dient tenminste 14 m² aan verblijfsruimte te bevatten;

    • -

      De woning dient te beschikken over een toilet en over een keukeninrichting die is bestemd voor de bereiding van complete maaltijden.

  • c.

    bedrijventerrein:de grondoppervlakte die in gebruik is of komt voor bedrijven, bebouwd of onbebouwd.

  • d.

    agrarisch bedrijf: landbouw- of veeteeltbedrijf voor de vervaardiging van (voor consumptie bestemde) producten.

  • e.

    tuinbouwbedrijf: bedrijf voor het telen van consumptieve gewassen

  • f.

    woningequivalent:

    • -

      voorzieningen die nodig zijn ter ondersteuning van het wonen (scholen, ziekenhuizen e.d.) die niet als belangrijkste oogmerk het maken van winst hebben, waarbij elke 100 m² bebouwd oppervlakte die nodig is voor voorzieningen gelijk staat met een woning;

    • -

      commerciële voorzieningen (winkels, horeca e.d.), waarbij elke 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o., N.E.N 2580) gelijk staat met een woning;

    • -

      kantoren, waarbij elke 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o., N.E.N 2580) gelijk staat met een woning;

    • -

      bedrijventerreinen, waarbij elke 100 m² uitgeefbaar terrein gelijk staat met een woning.

  • g.

    grote uitleglocaties: de in het VINEX-uitvoeringsconvenant tussen het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de Stadsregio Rotterdam en de bouwgemeenten genoemde locaties Nesselande (Achtkamp), Noordrand II en III en Midden-IJsselmonde (Smitshoek).

  • h.

    omslag(heffing): op basis van artikel 9 lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling, een vooraf door de Stadsregio bepaald bedrag te betalen door de gemeenten in de Stadsregio over de toename van het aantal woningen en woningequivalenten op hun grondgebied, gedurende één jaar.

  • i.

    Havengebied: het gebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende tekening.

  • j.

    Kop van Zuid: het plangebied Kop van Zuid, zoals aangegeven in het door de Staat der Nederlanden en de gemeente Rotterdam op 6 juli 1989 ondertekende convenant over de Kop van Zuid in Rotterdam.

Artikel 2: Omslagen

  • 1. De Stadsregio heft een omslag van € 2.268,90 per woning en/of woningequivalent op de grote uitleglocaties van de gemeenten op wier gebied zich grote uitleglocaties bevinden.

  • 2. De Stadsregio heft van alle gemeenten een omslag van € 1.134,45 per in aanvang genomen woning en/of woningequivalent, voor zover deze niet wordt gerealiseerd op de grote uitleglocaties.

  • 3. Bij wijziging van bestemmingen wordt ter voorkoming van dubbele heffing het nieuwe aantal te realiseren woningen en woningequivalenten gecorrigeerd met het oorspronkelijk aanwezige aantal woningequivalenten, waarbij:

    • -

      bij herontwikkeling van bedrijfsterreinen het oorspronkelijk uitgegeven bedrijfsterrein maatgevend is;

    • -

      bij herontwikkeling van een voorzieningenlocatie het oorspronkelijk bebouwde oppervlak maatgevend is;

    • -

      bij herontwikkeling van een kantoorlocatie het oorspronkelijk aanwezige bedrijfsvloeroppervlak maatgevend is;

    • -

      deze correctie beperkt zich tot locaties, waarop bedrijventerreinen zijn gelegen die na 1 januari 1995 beschikbaar zijn gekomen of komen en kantoren of voorzieningen die na 1 januari 1995 leeggekomen zijn of komen.

  • 4. De heffingsbedragen, zoals benoemd in lid 1 en 2, worden met ingang van 1 januari 1998 voor de eerste maal en vervolgens jaarlijks geïndexeerd met de index Bruto Overheids Investeringen.

  • 5. Het Havengebied en de Kop van Zuid zijn uitgezonderd van omslagheffing.

  • 6. Agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven zijn uitgezonderd van omslagheffing.

Artikel 3: Start omslagheffing

De omslagheffing op basis van deze verordening is met ingang van 1 januari 2005 van toepassing.

Artikel 4: Inning omslagheffing

  • 1. De gemeenten dienen uiterlijk 3 maanden na afloop van een kalenderjaar een opgave te doen van de begonnen woningen in het voorgaande kalenderjaar, voorzover van toepassing gecorrigeerd met het aantal woningen dat begonnen is op de grote uitleglocaties.

  • 2. De gemeenten dienen uiterlijk 3 maanden na afloop van een kalenderjaar een door een accountantsverklaring vergezelde opgave te doen van de toename van het aantal woningequivalenten, voorzover van toepassing gecorrigeerd met het aantal woningequivalenten dat begonnen is op de grote uitleglocaties.

  • 3. Gemeenten op wiens grondgebied zich grote uitleglocaties bevinden, dienen uiterlijk 3 maanden na afloop van een kalenderjaar een door een accountantsverklaring vergezelde opgave aan de Stadsregio te doen van de toename van het aantal begonnen woningen en woningequivalenten op deze grote uitleglocaties.

  • 4. De gemeenten dienen tevens uiterlijk drie maanden na afloop van een kalenderjaar een opgave te doen van correcties ter voorkoming van dubbele heffing, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3.

  • 5. De omslagheffing voor woningequivalenten neemt een aanvang op het moment van het slaan van de eerste paal dan wel het voor feitelijk gebruik gereed maken van het terrein.

  • 6. De Stadsregio zal de gemeenten jaarlijks vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het voorafgegane productiejaar een aanslag doen toekomen. Betaling dient te geschieden binnen dertig dagen na ontvangst van de factuur.

Artikel 5: Overgangsbepaling.

  • 1. De omslagverordening 1998 zoals laatstelijk gewijzigd op 18 december 2002 wordt ingetrokken.

  • 2. Tot en met het productiejaar 2004 wordt de door de gemeenten verschuldigde omslagbijdrage berekend en vastgesteld op basis van de Omslagverordening 1998, zoals laatstelijk gewijzigd op 18 december 2002.

  • 3. Met ingang van de vaststelling van de door gemeenten verschuldigde omslagbijdrage over het productiejaar 2005 is de Omslagverordening 2005 van toepassing.

  • 4. Indien uit de berekening op basis van de Omslagverordening 1998 voor een bepaald jaar een negatief saldo is ontstaan, kan dit negatieve saldo verrekend worden met het positieve saldo van een volgend jaar.

Artikel 6: Slotbepalingen

  • 1. Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het dagelijks bestuur zou leiden tot een onredelijk besluit kan het dagelijks bestuur, op verzoek van gemeenten, afwijken van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op het moment van vaststelling door de regioraad.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Omslagverordening 2005".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 mei 2005.

 

 

de secretaris,                          de voorzitter,

 

 

 

mr. M.C. Jansen.                     mr. I.W Opstelten

Toelichting bij de Omslagverordening 2005 (zoals deze luidt op 11 mei 2005)

Algemene toelichting

Historie en systematiek

In het kader van de realisering van het convenant dat gesloten is met het rijk inzake de uitvoering van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra wordt de Stadsregio voor een aantal aanzienlijke financiële opgaven gesteld met betrekking tot het realiseren van regionale plannen voor infrastructuur en groen.

Aangezien het hier gaat om regionale voorzieningen, waarvan de kosten niet (uitsluitend) toe te rekenen zijn aan specifieke locaties, maar wel ten gunste komen van de regio als geheel is in 1995 besloten tot de instelling van een omslagfonds.

Oorspronkelijk was de werking van het omslagverordening beperkt tot de uitvoeringsperiode van de Vinex-opgave. In 1998 en 1999 heeft de stadsregio de regionale bijdrage voor de ontwikkeling van de grote uitleglocaties (zogenaamde “lump sum”) mede vastgesteld op basis van de te betalen omslagbijdrage over de totale plancapaciteit aan woningen en woningequivalenten. De werking van de omslagverordening werd hiermede althans voor dit deel verlengd tot de ontwikkelingsperiode van de grote uitleglocaties. Nu is de werking van de Omslagverordening voor de andere onderdelen verlengd tot de uitvoeringsperiode van de Verstedelijkingsafspraken.

Voor de vulling van het fonds wordt omslag geheven op woningen en woningequivalenten. Woningequivalenten zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en voorzieningen, waarbij respectievelijk 100 m² terrein, 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte en 100 m² bebouwd oppervlakte gelijk staat aan een woning.

In de verordening wordt uitgegaan van een heffing van € 2.268,90 voor de zogenaamde grote uitleglocaties en € 1.134,45 voor de overige locaties, aangezien de grote uitleglocaties meer direct aanwijsbaar profiteren van regionale infrastructuur. Dit zijn de basisbedragen per 1.1.1995. Na indexering zijn deze bedragen per 1.1.2005 € 1.318,80 respectievelijk € 2.637,60).

Oorspronkelijk is voor de heffing op woningen uitgegaan van de CBS-statistiek “Begonnen woningen” Sinds 2001 wordt deze statistiek niet meer bijgehouden door het CBS. Om praktische redenen wordt sindsdien uitgegaan van een eigen opgave van de gemeente.

Aangezien voor woningequivalenten een vergelijkbare statistiek niet bestond, is van het begin af aan gekozen voor een eigen opgave van de gemeenten, voorzien van een accountantsverklaring.

Uitgangspunt van de verordening is dat omslag wordt geheven over het totaal van de productie van begonnen woningen en woningequivalenten in het gebied van de stadsregio. Het betreft hier zowel uitgifte door gemeenten als particuliere ontwikkelingen. Uitgegaan wordt van de regels en procedures die gebruikelijk zijn bij gemeentelijke gronduitgifte, welke analoog worden toegepast bij particuliere ontwikkelingen.

Omdat rigide toepassing van het uitgangspunt tot onbillijkheden en dubbele heffingen zou kunnen leiden, is een aantal nuanceringen aangebracht:

  • -

    een bepaling bij bestemmingswijzigingen teneinde "dubbele heffing" te voorkomen;

  • -

    een uitzondering voor het havengebied, omdat de omslagheffing betrekking heeft op uitbreiding van het stedelijk gebied, waarbij is uitgegaan van "droge" bedrijventerreinen en nimmer aan het havengebied is gedacht. Bovendien zijn, gegeven de bestaande financiële en bestuurlijke verhoudingen, de investeringen in en ten behoeve van de havengebied gefinancierd vanuit de havenexploitatie zelf en door het rijk in het kader van het mainportbeleid;

  • -

    een uitzondering voor de locatie Kop van Zuid in Rotterdam, omdat de gemeente zelf zorg draagt voor infrastructuur van regionale betekenis en waarvan de kosten een veelvoud bedragen van de omslagheffing voor deze locatie. Bovendien heeft de gemeente Rotterdam voor deze locatie zelf een convenant afgesloten met het Rijk. In de Omslagverordening 1998 is dit artikel komen te vervallen, omdat het alleen van toepassing is voor de Kop van Zuid. In de praktijk wordt dit artikel onverkort toegepast, mede op grond van het afgesloten Vinex-deelconvenant met Rotterdam. Onlangs is de werking van dit convenant verlengd tot 2010. Voor de rechtszekerheid is de uitzondering daarom weer formeel opgenomen in de verordening.

Daarnaast was in artikel 5 van de Omslagverordening 1998 een overgangsbepaling opgenomen voor locaties, waarvoor vóór 5 juli 1995 bindende overeenkomsten met marktpartijen zijn gesloten en locaties, waarvan tussen 1 januari 1994 en 1 januari 1996 wel de woningen zijn onttrokken aan de voorraad maar nog geen vervangende nieuwbouw heeft plaatsgevonden. De besluitvorming over de hiervoor in aanmerking komende locaties en de daarop verleende ontheffingen zijn inmiddels afgerond. Deze bepalingen zijn derhalve niet meer nodig en niet meer in de verordening opgenomen. Wel is een algemene hardheidsclausule in artikel 6 toegevoegd.

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Woning.

In de Omslagverordening 1998 werd in de definitie van woning verwezen naar de Woningwet en de CBS-statistiek “begonnen woning”. De CBS-statistiek bestaat echter niet meer. Daarom is de definitie, zoals door het CBS gehanteerd in de andere woningstatistieken, overgenomen. Deze definitie wordt ook gehanteerd in het convenant woningbouwafspraken 2005 tot 2010 tussen stadsregio en rijk.

Woningequivalenten

Het betreft hier voorzieningen, kantoren en bedrijven. Bij bedrijven moet het gaan om bedrijfsmatige activiteiten met een nadrukkelijk winstoogmerk. Bij de bepaling van de omslagheffing gelden agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven niet als woningequivalent.

Bij voorzieningen moet gedacht worden aan voorzieningen ten behoeve van het wonen, zoals scholen en bijvoorbeeld ziekenhuizen, maar ook voorzieningen in meer algemene zin, veelal maatschappelijke instellingen, die als belangrijkste doel hebben te voorzien in maatschappelijk nuttige activiteiten, ook al wordt wellicht gestreefd naar een zekere mate van kostendekkendheid.

Grote uitleglocaties

In de Omslagverordening 1998 werd in de definitie ook de locatie Noordrand I genoemd. De ontwikkeling van deze locatie is uiteindelijk niet in de Vinex-periode gestart. Deze locatie wordt daarom niet langer aangemerkt als grote uitleg.

Omslagheffing.

In de definitie van de omslagheffing is in beginsel uitgegaan van de saldobenadering. Dit betekent dat omslag wordt geheven over het saldo van de toename van woningen en woningequivalenten in één jaar op het grondgebied van een gemeente. Dit wordt nader uitgewerkt en genuanceerd in artikel 2.

Kop van Zuid

Onderdeel van het convenant is een kaart, waarop de grenzen van het gebied staan aangegeven. Deze begrenzing is ook hier van toepassing.

De overige definities spreken voor zich.

Artikel 2.

De verordening gaat uit van twee soorten omslagheffing, € 2.268,90 voor woningen en woningequivalenten op de grote uitbreidingslocaties en € 1.134,45 voor woningen en woningequivalenten op de overige locaties. Het verschil wordt gerechtvaardigd door het feit dat de grote uitbreidingslocaties meer aanwijsbaar profiteren van regionale infrastructuur. Uiteraard dient over de grote uitbreidingslocaties niet "tweemaal" betaald te worden, vandaar dat in dit artikel is bepaald dat de heffing van € 1.134,45 niet geldt voor de grote uitbreidingslocaties.

In het kader van de verstedelijkingsafspraken 2005 – 2010 is door de regioraad op 22 december 2004 besloten met ingang van het productiejaar 2005 geen correctie toe te passen vanwege het aantal woningonttrekkingen.

Om "dubbele heffing" te voorkomen is een speciale voorziening opgenomen voor gevallen van bestemmingswijzigingen. Het gaat hierbij om situaties waar b.v. een bedrijventerrein wordt bebouwd met woningen en de bedrijven op deze locatie daarom moeten verhuizen naar een nieuw gecreëerd bedrijventerrein binnen dezelfde gemeente. Het zou onbillijk zijn indien zowel over alle nieuwe woningen op het oude bedrijfsterrein als over het nieuwe bedrijventerrein omslag geheven zou worden. In deze gevallen dient omslag betaald te worden over het aantal woningen en over de uitbreiding van het aantal woningequivalenten op deze nieuw gecreëerde bedrijvenlocatie ten opzichte van de oorspronkelijke bedrijvenlocatie. Indien het bedrijf verplaatst naar een bestaande bedrijvenlocatie waarvoor geen omslagheffing verschuldigd is of naar een bedrijvenlocatie buiten de gemeente, dan is geen sprake van dubbele heffing en is een correctie niet van toepassing.

Voor toepassing van deze correctie moet sprake zijn van een oorzakelijk verband tussen de wens woningbouw te realiseren op een locatie waarvoor de bestaande niet-wonen functie moet worden verplaatst. De correctie is beperkt tot locaties, die eerst na 1 januari 1995 beschikbaar zijn gekomen of komen. Hetzelfde geldt bij de omzetting van kantoren en voorzieningen tot woningen, etc.

In de oorspronkelijke omslagverordening van 1 januari 1995 was geen indexering van de heffingsbedragen opgenomen. In verband met de reële kostenstijgingen van de uit te voeren projecten zijn in de omslagverordening 1998 de heffingsbedragen met ingang van

1 januari 1998 jaarlijks geïndexeerd met de Index Bruto Overheids Investeringen (IBOI). Omdat er een relatie ligt tussen de rijks- en de regionale investeringen, is hier voor dezelfde indexering als die van het rijk gekozen.

In dit artikel wordt tevens geregeld dat het havengebied gezien de bestaande financiële en bestuurlijke verhouding buiten de omslagheffing valt. Hiervoor is een aantal redenen. De Vinex-opgave op grond van het Vinex-uitvoeringsconvenant is voornamelijk een stedelijke opgave en het havengebied is hier altijd impliciet van uitgezonderd. Het buiten beschouwing laten van het havengebied betekent ook geen vermindering van de beoogde en geschatte inkomsten van het omslagfonds, aangezien voor die raming het havengebied buiten beschouwing is gelaten. De investeringen in en ten behoeve van het havengebied worden gefinancierd vanuit de havenexploitatie zelf en door het rijk in het kader van het mainportbeleid.

Ook de Kop van Zuid is uitgezonderd van omslagheffing. De reden hiervan is dat de gemeente Rotterdam voor deze locatie zelf een convenant heeft afgesloten met het Rijk en daarmee zelf verantwoordelijk is voor investeringen van regionale betekenis. In 2004 heeft het rijk ingestemd met de verlenging van de convenantsperiode tot 2010. In het kader van de Verstedelijkingsafspraken met het rijk voor de periode 2005-2010 zijn de nog te realiseren 1500 woningen in de Kop van Zuid met het oog op het afgesloten convenant niet opgenomen in de berekening van de rijksbijdrage.

Artikel 3.

Dit artikel regelt dat de omslagheffing op basis van deze verordening eerst van toepassing is over het productiejaar 2005.

Artikel 4.

Er wordt per jaar afgerekend. Voor de bepaling van de hoogte van de heffing voor de grote uitbreidingslocaties dienen de betreffende gemeenten uiterlijk drie maanden na afloop van een kalenderjaar een door een accountantsverklaring vergezelde opgave te doen van de toename van het aantal woningen en woningequivalenten op de grote uitbreidingslocaties.

Voor de bepaling van de hoogte van de heffing over woningen op de overige locaties wordt gebruik gemaakt van een eigen opgave begonnen woningen van de gemeenten. Deze opgave dient jaarlijks voor 1 april te worden aangeleverd. Een accountantsverklaring is niet noodzakelijk.

Voor de bepaling van de hoogte van de heffing over woningequivalenten op de overige locaties wordt gebruik gemaakt van een eigen opgave begonnen woningequivalenten. Ook deze opgave dient jaarlijks voor 1 april te worden aangeleverd èn dient voorzien te worden van een accountantsverklaring.

In beginsel is bij omslagheffing over woningequivalenten het slaan van de eerste paal bepalend. Aangezien dit bij bedrijventerreinen problemen zou kunnen opleveren indien hier niet gebouwd wordt, maar bijvoorbeeld alleen maar containers geplaatst worden, is in dit artikel opgenomen dat in dergelijke gevallen het moment van het feitelijk geschikt maken voor gebruik bepalend is. Veelal zal dit het moment van uitgifte aan bedrijven zijn.

De bepalingen in de artikel 2 en 4 (en 5) leiden tot het volgende rekenmodel:

Woningen in jaar x aantal

CBS-statistiek begonnen woningen in jaar x

-/- Ontheffing Kop van Zuid (alleen Rotterdam)

Saldo toename aantal woningen in jaar x inclusief Grote Uitleg

-/- Opgave begonnen woningen in jaar x op de Grote Uitleg

Saldo toename aantal woningen in jaar x exclusief Grote Uitleg

Woningequivalenten in jaar x

Opgave begonnen woningequivalenten

-/- Correctie dubbele heffing in jaar x (artikel 2 lid 3)

-/- Ontheffing Kop van Zuid (alleen Rotterdam)

Saldo toename aantal woningequivalenten in jaar x inclusief Grote Uitleg

-/- Opgave begonnen woningequivalenten in jaar x op de Grote Uitleg

Saldo toename aantal woningequivalenten exclusief Grote Uitleg

Berekening van de verschuldigde omslagbijdrage in jaar x

Saldo toename aantal woningen in jaar x exclusief Grote Uitleg x € 1.134,45 = € .

Saldo toename aantal woningequivalenten exclusief Grote Uitleg x € 1.134,45 = € .

Opgave begonnen woningen in jaar x op de Grote Uitleg x € 2.268,90 = € .

Opgave begonnen woningequivalenten in jaar x op de Grote Uitleg x € 2.268,90 = € .+/+

Verschuldigde omslagbijdrage in jaar x € .

-/- Eventueel negatief saldo in voorgaande jaren (zie artikel 5) € .-/-

Per saldo verschuldigde omslagbijdrage in jaar x € .

Artikel 5.

In dit artikel wordt geregeld dat de Omslagverordening 1998, zoals laatstelijk gewijzigd op 18 december 2002, nog van toepassing is tot en met de definitieve vaststelling van de verschuldigde omslagbijdrage over het productiejaar 2004. Vanaf het productiejaar 2005 is de Omslagverordening 2005 van toepassing.

In artikel 4 lid 7 van de Omslagverordening 1998 was geregeld dat: “Indien uit de berekening voor een bepaald jaar een negatief saldo ontstaat, dit negatieve saldo verrekend kan worden met het positieve saldo van een volgend jaar”. Het ontstaan van een negatief saldo was mogelijk in de Omslagverordening 1998 doordat begonnen woningen werden gesaldeerd met de onttrokken woningen. In de Omslagverordening 2005 kunnen de onttrokken woningen niet langer in mindering worden gebracht. Bij de woningequivalenten is nooit sprake geweest van verrekening en de correctie ter voorkoming van dubbele heffing kan per definitie niet negatief zijn. Op grond van de Omslagverordening 2005 kan derhalve geen negatief saldo meer opgebouwd worden. Het gestelde in artikel 4 lid 7 van de Omslagverordening is echter gehandhaafd als overgangsbepaling opdat het mogelijk blijft een negatief saldo over 2004 te verrekenen met het positieve saldo over 2005 of zonodig 2006.

Artikel 6.

Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Toepassing hiervan vindt plaats op verzoek van een gemeente. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast.