Overheidsorganisatie | Gemeente Ouderkerk |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg |
Geen.
Wet werk en bijstand, art. 8 lid 1, 36
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-11-2010 | 01-07-2010 | 01-07-2012 | nieuwe regeling | 28-10-2010 Postiljon, 10 november 2010 | Onbekend |
Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand
De raad van de gemeente Ouderkerk
gelezen het voorstel van het K5 bestuur van 10 augustus 2010 nummer K510/01495, inzake de verordening langdurigheidstoeslag;
gelet op artikel 8 lid 1 sub d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;
gezien het advies van de commissie W&O van 12 oktober 2010;
Besluit vast te stellen de volgende
Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het K5 bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling K5.
de wet: de Wet werk en bijstand.
WIJ: Wet investeren in jongeren.
Referteperiode: een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.
Peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.
Bijstandsnorm: de norm, bedoeld in artikel 5 onder c van de wet.
Inkomensvoorzieningsnorm: de norm, bedoeld in artikel 26 tot en met 29 van de Wet investeren in jongeren.
De uitvoering van deze verordening berust bij het K5 bestuur.
1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet, komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode onafgebroken is aangewezen geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 101% van de voor hem geldende bijstands- of inkomensvoorzieningsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die tijdens de referteperiode een tijd in detentie heeft doorgebracht.
3. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende bij wie er gedurende de referteperiode sprake is van een terugvordering als gevolg van fraude in het kader van een uitkering Wet werk en bijstand (WWB), Wet investeren in jongeren (WIJ), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
4. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos), dan wel een studie volgt als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).
De hoogte van de toeslag bedraagt per jaar:
voor gehuwden € 501,00;
voor een alleenstaande ouder € 450,00;
voor een alleenstaande € 353,00.
De in het eerste lid genoemde bedragen worden eenmaal per jaar en wel op 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm op 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm op 1 januari van het daaraan voorafgaande jaar.
Indien één van de geh
uwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het K5 bestuur.
De verordening wordt aangehaald als Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na haar bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2010.
De verordening Langdurigheidstoeslag, in werking sinds 1 januari 2009 wordt hiermee ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare raadvergadering van 28 oktober 2010.
De voorzitter,
J.de Prieëlle
De griffier,
mr. M. Metz