Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ouderkerk

Toeslagenverordening Wet Werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ouderkerk
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet Werk en bijstand
CiteertitelToeslagenverordening Wet Werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, 30

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-11-201001-07-201001-07-2012nieuwe regeling

28-10-2010

Postiljon, 10 november 2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Ouderkerk

gelezen het voorstel van het K5- bestuur d.d. 10 augustus 2010, nummer K510/01495;

gezien het advies van de commissie W&O van 12 oktober 2010;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c in samenhang met artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

besluit vast te stellen de volgende:

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      zorgbehoefte: zodanige behoefte aan zorg dat het zelfstandig wonen van de zorgbehoevende niet mogelijk is voorzover dit door middel van een indicatie tot opname of een andere medische indicatie is vastgesteld;

    • c.

      gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet.

    • d.

      K5- bestuur: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling K5.

Artikel 2 Leeftijdsbepaling en individualisering
  • 1.

    De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor de uitkeringsgerechtigden van 27 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 27 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 2.

    De bepalingen in hoofdstuk II en III laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

Hoofdstuk II Categorieën

Artikel 3 Categorieën
  • 1.

    Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2.

    De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • a.

    alleenstaande;

  • b.

    alleenstaande ouder;

  • c.

    gehuwden.

Hoofdstuk III Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 4 De gemeentelijke toeslagen
  • 1.

    De bijstandsnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder wordt conform artikel 25 van de wet verhoogd met een toeslag.

  • 2.

    Deze toeslag bedraagt 20% van de gehuwdennorm indien in de woning van de alleenstaande of de alleenstaande ouder geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 3.

    De bijstandsnorm als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder eveneens verhoogd met een toeslag van 20% van de gehuwdennorm indien:

  • a.

    er uitsluitend sprake is van een medebewoner, waarbij als gevolg van die medebewoning beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

  • b.

    er uitsluitend één of meerdere kinderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, die ieder een inkomen hebben dat lager is dan € 1.000 netto per maand;

  • c.

    er uitsluitend sprake is van een inwonende bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad waarbij bij deze bloedverwant sprake is van zorgbehoefte en de alleenstaande of de alleenstaande ouder deze zorg verleent.

  • 4.

    Als in de woning van de alleenstaande of de alleenstaande ouder één of meerdere niet tot het gezin behorende personen het hoofdverblijf hebben, en er is geen sprake van een situatie als bedoeld in het derde lid, dan wordt de toeslag gesteld op 10% van de gehuwdennorm.

Hoofdstuk IV Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag

Artikel 5 Verlaging bijstandsnorm voor gehuwden
  • 1.

    De bijstandsnorm van gehuwden wordt conform artikel 26 van de wet lager vastgesteld als sprake is van lagere noodzakelijke kosten van het bestaan dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van het kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    Deze verlaging van de bijstandsnorm blijft achterwege indien:

  • a.

    er uitsluitend sprake is van een medebewoner, waarbij als gevolg van die medebewoning beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

  • b.

    er uitsluitend één of meerdere kinderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, waarbij per kind sprak is van een inkomen dat lager is dan € 1.000 netto per maand;

  • d.

    er uitsluitend sprake is van een inwonende bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad waarbij bij deze bloedverwant sprake is van zorgbehoefte en de alleenstaande of de alleenstaande ouder deze zorg verleent.

  • 3.

    De verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt voor gehuwden bepaald op 10% van de gehuwdennorm.

Artikel 6 Verlaging bijstandsnorm of toeslag i.v.m. woonsituatie
  • 1.

    De bijstandsnorm of toeslag wordt verlaagd als bedoeld in artikel 27 van de wet indien er als gevolg van de woonsituatie sprake is van lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan waarin de bijstandsnorm voorziet,.

  • 2.

    Deze verlaging bedraagt 10% van de gehuwdennorm als een woning wordt bewoond waaraan voor de belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten zijn verbonden.

  • 3.

    In overige situaties waarin sprake is van lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan in verband met de woonsituatie kan de bijstandsnorm of toeslag afwijkend worden vastgesteld.

Artikel 7 Verlaging bijstandsnorm of toeslag voor schoolverlaters
  • 1.

    De verlaging voor een schoolverlater als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm.

  • 2.

    Deze verlaging wordt toegepast gedurende zes maanden na het tijdstip van de beëindiging van het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding.

  • 3.

    Onder een schoolverlater wordt degene verstaan die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding, waarbij voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 8 Anti-cumulatiebepaling

Toepassing van de artikelen 4 tot en met 7 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbenden ten minste bedraagt:

  • a.

    35% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;

  • b.

    55% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;

  • c.

    65% van de gehuwdennorm voor gehuwden.

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 9 Hardheidsclausule
  • 1.

    Het K5- bestuur behoudt zich het recht voor anders te besluiten indien de bepalingen in deze verordening leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • 2.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het K5- bestuur.

Artikel 10 Uitvoering van de verordening

Het K5- bestuur is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Toeslagenverordening Wet werk en bijstand”.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na haar bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2010.

De Verordening toeslagen en verlagingen ingevolge de Wet werk en bijstand, van 1 juli 2006 wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare raadvergadering van 28 oktober 2010.

De voorzitter,

J.de Prieëlle

De griffier,

mr. M. Metz