Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ouderkerk

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ouderkerk
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelMaatregelenverordening Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-11-201001-07-201001-07-2012nieuwe regeling

28-10-2010

Postiljon, 10 november 2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Ouderkerk

gezien het voorstel van het K5- bestuur d.d. 10 augustus 2010, nummer K510/01495;

gehoord de commissie W&O van 12 oktober 2010;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

besluit vast te stellen de volgende:

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB) (Stb. 2003, 375);

    • b.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • c.

      algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

    • d.

      bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

    • e.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

    • f.

      verlaging: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

    • g.

      voorziening: voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet: een instrument binnen een traject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

    • h.

      traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het K5 - bestuur aan hem opgelegd geheel van activiteiten, gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid;

    • i.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • j.

      K5- bestuur: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling K5.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Het verlagen van de uitkering
  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het K5- bestuur een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het K5- bestuur zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand verlaagd of de betaling van de bijstand opgeschort.

  • 2. De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag
    • 1.

      De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm inclusief toeslagen en verlagingen.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet.

Artikel 4 Het besluit tot verlaging van de bijstand
  • 1.

    In het besluit tot verlaging wordt in ieder geval vermeld de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing, gemotiveerd de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

Artikel 5 Afzien van verlaging van de bijstand
  • 1. Het K5 - bestuur ziet af van verlaging indien:

  • a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

  • b. de gedraging meer dan een jaar vóór constatering van die gedraging door het K5 - bestuur heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Indien de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.

  • 2. Het K5 - bestuur kan afzien van verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het K5 - bestuur afziet van verlaging op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum, tijdvak en recidive
  • 1. Tenzij in de verordening anders is bepaald, gaat de verlaging in met ingang van de eerst- volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. De verlaging wordt toegepast op de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging met terugwerkende kracht worden toegepast, voorzover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3. Daar waar mogelijk is de periode van verlaging van de bijstand gekoppeld aan de periode gedurende welke de belanghebbende de aan hem opgelegde verplichtingen verwijtbaar niet nakomt. De duur van de verlaging geldt echter minimaal voor de termijnen die in de hoofdstukken 2 tot en met 4 vermeld staan.

  • 4. Indien de belanghebbende, binnen een jaar nadat de verwijtbare gedraging zich heeft voorgedaan, wederom zijn verplichtingen verwijtbaar niet nakomt, worden de duur en de hoogte welke in de hoofdstukken 2 tot en met 4 vermeld staan, verdubbeld.

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, worden beide van toepassing zijnde verlagingen als vermeld in hoofdstuk 2 tot en met 4, gelijktijdig toegepast waarbij de verlaging ten hoogste 100% bedraagt per maand.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8 Categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

  • a.

    het zich niet als werkzoekende doen inschrijven bij de Centrale organisatie werk en inkomen, dan wel de inschrijving niet of niet tijdig doen verlengen.

  • 2.

    Tweede categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

  • b.

    het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

  • c.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot inschakeling in de arbeid, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding.

  • 3.

    Derde categorie:

  • a.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

  • b.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een voor de inschakeling in de arbeid noodzakelijk geachte scholing of opleiding, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen.

  • 4.

    Vierde categorie:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking.

Artikel 9 De hoogte en duur van de verlaging
  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid en met toepassing van artikel 6 derde lid, wordt de verlaging vastgesteld op:

  • a. 5% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b. 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c. 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

  • d. 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie. De maatregel voor het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt verhoogd van een maand uitsluiting van de WWB naar drie maanden bij het niet aanvaarden van een werkplek bij het Work-first project.

  • 2. Het K5 - bestuur kan, in afwijking van het eerste lid, het percentage van de verlaging hoger of lager vaststellen, tot een minimum van 5% en een maximum van 100%, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan het K5 - bestuur in bijzondere gevallen de bijstand verlagen voor een bepaalde langere periode of totdat de belanghebbende zijn gedrag heeft gecorrigeerd als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 3 Inlichtingenplicht

Artikel 10 Te laat verstrekken van inlichtingen
  • 1.

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet nakomt door informatie, die van belang is voor de verlening van bijstand, niet tijdig te verstrekken, kan, met toepassing van artikel 54 van de wet, ingaande de eerste dag van het verzuim het recht op bijstand worden opgeschort.

  • 2.

    Indien een belanghebbende de in het eerste lid genoemde verplichting herhaaldelijk niet tijdig nakomt, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, een verlaging toegepast van 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 11 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen
  • 1.

    Indien het herhaaldelijk niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand of langdurigheidstoeslag, kan, onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging toegepast worden van 5% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand of langdurigheidstoeslag, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging bedoeld in het tweede lid op de volgende wijze vastgesteld:

  • a.

    Bij een benadelingsbedrag tot € 1.000: 10% van de bijstandsnorm;

  • b.

    Bij een benadelingsbedrag van € 1.000 tot € 2.000: 20% van de bijstandsnorm;

  • c.

    Bij een benadelingsbedrag van € 2.000 tot € 4.000: 40% van de bijstandsnorm;

  • d.

    Bij een benadelingsbedrag van € 4.000 of meer: 100% van de bijstandsnorm.

    De duur van de verlaging wordt vastgesteld op een maand.

  • 4.

    Indien het bruto benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan de aangiftegrens wordt

    geen verlaging toegepast maar aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

  • 5.

    Van een verlaging wordt afgezien:

  • a.

    Zodra ter zake van de gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

  • b.

    Zodra het recht op strafvervolging is vervallen doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Artikel 12 Onverwijld

Bij toepassing van artikel 17, eerste lid, van de wet dient onder onverwijld te worden verstaan: de datum waarop belanghebbende het eerst rechtmatigheidonderzoekformulier moet inleveren of, indien dit niet van toepassing is, vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet zich heeft voorgedaan.

Artikel 13 Overige bepalingen met betrekking tot schending van de inlichtingenplicht
  • 1. Indien de verlaging als bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid, als gevolg van beëindiging van de uitkering niet kan worden toegepast op de wijze zoals vermeld in artikel 6, eerste en tweede lid, wordt de bijstand welke belanghebbende heeft ontvangen gedurende de periode dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht, door middel van herziening verminderd met het bedrag van de verlaging. Het bedrag dat voortvloeit uit deze herziening wordt van belanghebbende teruggevorderd.

  • 2. Wanneer het brutobedrag dat ten gevolge van het schenden van de informatieverplichting ten onrechte door de uitkeringsgerechtigde is ontvangen, samen met het bedrag van de verlaging, meer bedraagt dan het totaalbedrag dat aan uitkering is ontvangen, terwijl de uitkering is beëindigd, kan er slechts een verlaging opgelegd worden tot het bedrag dat maximaal aan uitkering is ontvangen, na aftrek van de te veel ontvangen bijstand. Indien de uitkeringsgerechtigde binnen een jaar na het besluit tot het opleggen van een verlaging opnieuw een beroep doet op de wet kan het resterende bedrag van de verlaging alsnog met die uitkering worden afgestemd.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot verlaging

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
  • 1. Indien een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een verlaging van 100% gedurende één maand toegepast op de bijstandsnorm of indien van toepassing een verlaging van 100% op de bijzondere bijstand.

  • 2. In afwijking van lid 1 bedraagt de verlaging bij het onverantwoord interen van vermogen 20% gedurende het aantal maanden dat te snel op het vermogen is ingeteerd.

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich jegens het K5- bestuur of diens ambtenaren zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 18 lid 2 van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging opgelegd van 50% van de bijstandsnorm.

De duur van de verlaging, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

In afwijking van het eerste lid en onverminderd artikel 2, tweede lid, kan een verlaging worden opgelegd van 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging als bedoeld in het eerste lid is opgelegd, sprake is van een zelfde verwijtbare gedraging;

Artikel 16 Nadere verplichtingen
  • 1. Indien aan belanghebbende een of meerdere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt een verlaging toegepast van 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2. Indien aan belanghebbende de verplichting als bedoeld in artikel 57 onder a van de wet is opgelegd en deze niet in voldoende mate wordt nagekomen, wordt een verlaging toegepast van 5% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand treedt in werking op de achtste dag na haar bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2010.

Artikel 18 Intrekking

De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand van kracht sinds 1 juli 2006, wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 19 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

Aldus vastgesteld in de openbare raadvergadering van 28 oktober 2010

De voorzitter,

J.de Prieëlle

De griffier,

mr. M. Metz