Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Eijsden

Financiële verordening gemeente Margraten 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Eijsden
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Margraten 2008
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Margraten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciën

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening verordening vervangt de financiële verordening gemeente Margraten.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200801-04-2011nieuwe regeling

18-12-2007

onbekend

2007, IV/9/IV

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Margraten 2008

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Margraten en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    beleidsveld: eenheid waarin programma’s in zijn onderverdeeld, als zodanig door het college bepaald.

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten;

    • c.

      de baten en lasten.

  • 3. De Raad stelt op voorstel van het college per programma indicatoren vast met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de beleidsveldenraming ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de beleidsveldenrealisatie ingedeeld naar programma’s.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 4. Afwijkingen groter dan 2% per beleidsveld, met dien verstande dat de 2% afwijking meer bedraagt dan € 10.000, dienen te worden toegelicht in de jaarrekening.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt de Raad jaarlijks de perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 4. Bij verwachte overschrijdingen van een geautoriseerd investeringskrediet met minimaal 10%, met dien verstande dat de afwijking meer dan € 20.000 bedraagt doet het college de raad vooraf, voor het aangaan van verplichtingen, bij afzonderlijk raadsvoorstel of bij tussenrapportage een voorstel voor het vaststellen van een aanvullend investeringskrediet. Bij overschrijding van een geautoriseerd budget doet het college de raad vooraf, voor het aangaan van verplichtingen, bij afzonderlijk raadsvoorstel of bij tussenrapportage een voorstel voor het bijstellen van het budget indien de overschrijding per beleidsveld meer dan 2% bedraagt, met dien verstande dat de 2% afwijking meer bedraagt dan € 20.000.

  • 5. Het college is bevoegd onvoorziene, onuitstelbare en onvermijdbare lasten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien.

3. Financieel beleid

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste zeven maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. De rapportage gaat in op de relevante onderwerpen uit de programmabegroting en de inmiddels ontstane afwijkingen en risicofactoren.

  • 4. In de tussenrapportage worden (verwachte) afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000 toegelicht.

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar de nota waardering en afschrijving vaste activa aan.

  • 2. De nota behandelt:

    • a.

      definitie van de investeringen;

    • b.

      de minimum grenzen voor activering;

    • c.

      wijze van waardering (investeringen, reserves, bijdragen van derden;

    • d.

      wijze van afschrijven en afschrijvingstermijnen;

    • e.

      de ingangsdatum (datum van aanschaf of vervaardiging) van de investeringen (ter afbakening van de activa, waarvoor de termijnen en methodes van afschrijving in bijlage 1 van de nota waarderen en afschrijven vaste activa van toepassing zijn).

  • 3. De raad stelt deze nota uiterlijk 2 maanden na aanbieding vast.

Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen, niet zijnde vorderingen van openbare lichamen, wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd, zijnde 50% van het totaal van de openstaande vorderingen ouder dan 6 maanden mits dit totaal groter is dan € 5.000.

Artikel 9. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. In de perspectiefnota wordt door de Raad het percentage voor de rentetoerekening aan de activa vastgesteld.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en de prijzen voor gemeentelijke diensten (Werken derden).

Artikel 11. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt in een treasurystatuut de regels op die zij hanteert voor het dagelijkse beheer van koersrisico en valutarisico, kredietrisico en relatiebeheer, intern liquiditeitsrisico en geldstromenbeheer, administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie. Het college biedt het treasurystatuut en het wijzigen ervan aan ter behandeling en vaststelling aan de raad.

  • 2. Bij gewijzigde wetgeving of indien interne organisatorische maatregelen hiertoe aanleiding geven draagt het college zorg voor aanpassing van het treasurystatuut.

  • 3. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

    • a.

      de kasgeldlimiet;

    • b.

      de renterisico norm;

    • c.

      de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

4. Paragrafen

Artikel 12. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval informatie op over de volgende onderdelen:

  • a.

    personeel;

  • b.

    informatie;

  • c.

    financieel beheer;

  • d.

    huisvesting/facilitaire dienstverlening;

  • e.

    automatisering;

  • f.

    dienstverlening;

  • g.

    per programma de toegerekende apparaatskosten

Artikel 13. Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

  • b.

    de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • c.

    de verwerving en uitgifte van gronden;

  • d.

    de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden.

5. Financieel beheer en interne controle

Artikel 14. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 15. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 16. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

6. Financiële organisatie

Artikel 17. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 18. Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Artikel 19. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

7. Slotbepaling

Artikel 20. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008 en geldt daarmee voor alle stukken opgesteld en vastgesteld na 1 januari 2008.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Margraten”

  • vastgesteld door de raad op 12 december 2005.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Margraten”.

Toelichitng

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet). Een programma is gebaseerd op de drie W-vragen(lid 2 a t/m c): Wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma’s te beoordelen. Overigens bepaalt het artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken overhoop moeten worden gehaald. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt in het eerste lid het college opgedragen de raming per beleidsveld bij de begroting te voegen. En zo wordt ook bepaald de realisatie per beleidsveld bij het jaarverslag te voegen. Dit is geen standaardverplichting in het BBV. Verder wordt in dit artikel de grenzen aangegeven waarboven afwijkingen in de jaarrekening op beleidsveld toegelicht moeten worden (lid 4).

Artikel 4. Kaders begroting

Dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerpbegroting en meerjaren raming.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. De Raad autoriseert de baten en lasten op programmaniveau (lid 1). De uitgaven voor investeringen worden bij de begrotingsbehandeling meegenomen (lid 2). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgave nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan. Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Lid 3 van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen. Als bij de uitvoering van een investeringsafspraak wordt voorzien dat de lasten 10% hoger uitvallen dan gepland, met dien verstande dat de afwijking meer dan € 20.000 bedraagt, moet de raad een aanvullend krediet goedkeuren voordat verplichtingen worden aangegaan die leiden tot deze duidelijke afwijking. Dit geldt eveneens indien de jaarlijkse raming per beleidsveld met meer dan 2% wordt overschreden en deze overschrijding meer dan € 20.000 bedraagt (lid 4). Voor onvoorziene, onuitstelbare en onvermijdbare zaken is het college bevoegd de post onvoorzien te benutten voor zover deze financiële consequenties tot gevolg hebben (lid 5). Door die bevoegdheid bij het college te leggen kan sneller worden opgetreden, waarbij de raad achteraf wordt geïnformeerd middels een tussenrapportage of de jaarrekening.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

Artikel 6, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Artikel 6 regelt dat de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor een tussentijdse rapportage over de eerste zeven maanden van het lopende boekjaar. In het derde lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussenrapportages. Het vierde lid geeft aan dat het college bij en op basis van de tussenrapportages voorstelt om indien nodig (afwijking groter dan € 10.000) de budgetten, kredieten en/of het vastgestelde beleid te wijzigen. De tussenrapportages dienen dus niet alleen ter informatie, maar ook als sturingsinstrument voor zowel de beleidsmatige als de financiële aspecten gedurende de realisatie van de begroting.

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Het eerste lid bepaald dat het college ten minste een maal in de vier jaar een nota over de waardering & afschrijving vaste activa aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In het tweede lid zijn de voorwaarden opgenomen waaraan de nota moet voldoen.

Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 8 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen.

Artikel 9. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 9 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten,heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Dit artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en prijzen gemeentelijke diensten (Werken derden) jaarlijks vaststelt.

Artikel 11. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212 GW, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het BBV is voorgeschreven. Dit draagt het college op een financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in zo’n besluit aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer (voor zover van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie. Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing). In Margraten is dit in het Treasurystatuut geregeld. Lid 3 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.

Artikel 12. Bedrijfsvoering

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 14 welke informatie de paragraaf Bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad gedefinieerd.

Artikel 13. Grondbeleid

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf Grondbeleid in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad gedefinieerd.

Artikel 14. Administratie

Onder artikel 14 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 15. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 15 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 16. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 16 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.

Artikel 17. Financiële organisatie

Artikel 17 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid onder a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten. De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. De regels voor de organisatie van de financieringsfunctie (onder de letter d) zijn opgenomen in het treasurystatuut. Onder letter f wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.

Artikel 18. Inkoop en aanbesteding

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 18 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd; het is een onderdeel van de rechtmatigheidtoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 19. Subsidieverstrekking en steunverlening

Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Voor de steunverlening en subsidieverstrekking aan ondernemingen en instellingen (die volgens het Europees mededingingsrecht als onderneming worden aangemerkt) zijn de Europese staatssteunregels (artikel 87, 88 en 89 EG-verdrag), de Europese regels voor diensten van algemeen economisch belang (artikel 86 EG-verdrag), de regels uit de Algemene Wet Bestuursrecht en de eigen subsidieverordening van de gemeente van toepassing.

Artikel 20. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening in werking treedt op 1 januari 2008 en van toepassing is op alle stukken welke zijn opgesteld en vastgesteld vanaf 1 januari 2008. Dit houdt in dat de jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten voldoen aan de bepalingen uit verordening.

Artikel 21. Citeertitel

Artikel 20 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen. Vaststelling Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet). Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet). De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.