Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bussum

Verordening op de Verblijfsgebouwen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bussum
Officiële naam regelingVerordening op de Verblijfsgebouwen
CiteertitelVerordening op de Verblijfsgebouwen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpgeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-09-198306-10-2015nieuwe regeling

09-06-1983

Gooi en Eembode van 15 september 1983

1981 No. 129

Tekst van de regeling

VERORDENING OP DE VERBLIJFSGEBOUWEN

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verblijfsgebouw: een bijzonder woongebouw of een logiesgebouw waarin huisvesting pleegt te worden verleend aan tenminste vijf personen;

  • b.

    bijzonder woongebouw: een bijzonder woongebouw als bedoeld in artikel 1van de bouwverordening;

  • c.

    logiesgebouw: een gebouw bestemd tot het verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging;

  • d.

    vergunning: een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 3.

Artikel 2. Toepassingsgebied van de verordening

  • 1. onder de in artikel 1, sub a bedoelde personen worden niet begrepen

    • a.

      de rechthebbende op de inrichting en de leden van zijn gezin, het inwonend dienstpersoneel daaronder begrepen;

    • b.

      de niet tot zijn gezien behorende bloed- en aanverwanten van de rechthebbende, in de rechte lijn onbeperkt en in de zijlijn tot en met de derde graad.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op gebouwen bestemd voor de legering van militairen, noch op bejaardenoorden bedoeld in de wet op de bejaardenoorden.

Artikel 3. De gebruiksvergunning

  • 1. Het is verboden een gebouw of een gedeelte daarvan als verblijfsgebouw in gebruik te nemen, te geven of te hebben zonder een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. Een vergunning moet tenminste twee maanden vóór de datum van voorgenomen ingebruikneming worden aangevraagd.

Artikel 4. De vergunningsaanvraag

  • 1. De vergunning, als in artikel 3 bedoeld, behoort schriftelijk te worden aangevraagd met gebruikmaking van een daartoe door burgemeester en wethouders vast te stellen formulier.

  • 2. De aanvraag, die in viervouw moet worden ingediend, moet in ieder geval inhouden:

    • a.

      naam, voorletters, geboortedatum van de aanvrager alsmede diens adres in Nederland;

    • b.

      een duidelijke, plaatselijke en kadastrale, aanduiding van de ligging van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft; c. de rechtsverhouding, op grond waarvan de aanvrager de beschikking heeft over het gebouw;

    • c.

      indien de aanvrager niet tevens eigenaar van het gebouw is: de naam, voorletters en het adres is Nederland van de eigenaar;

    • d.

      een aanduiding van de kamers, welke zullen worden verhuurd;

    • e.

      een gespecificeerde opgaaf van het maximum aantal personen, dat in iedere kamer kan worden gehuisvest.

  • 3. Indien de aanvrager niet tevens eigenaar van het gebouw is, dient de aanvraag door de eigenaar voor akkoord te worden ondertekend.

Artikel 5. Over te leggen bescheiden

  • 1. Bij de aanvraag, als in het vorige artikel bedoeld, moet eveneens worden overlegd:

  • a. een duidelijke en deskundig uitgevoerde tekening op schaal 1:100, waarop moet zijn aangegeven:

    • -

      de indeling van het gebouw en de bestemming van alle ruimten en vertrekken met een aanduiding van de juiste inwendige maten van lengte, breedte en hoogte;

    • -

      een aanduiding van de kamers, die zullen worden verhuurd en van het maximum aantal personen dat in ieder van die kamers kan worden gehuisvest;

    • -

      een aanduiding van de overige vertrekken en ruimten, die mede ter beschikking van de kamerverhuurders zullen worden gesteld;

    • -

      een aanduiding van de ontvluchtingsmogelijkheden voor het geval van brand;

    • -

      de wijze van verwarming der diverse ruimten en verstrekken en de plaats van opstelling der verwarmingstoestellen.

  • b. Indien de aanvrager der vergunning niet binnen de gemeente woonplaats heeft: een opgaaf van naam, voorletters, geboortedatum en -plaats, adres en telefoonnummer van een te Bussum woonachtige persoon, die met betrekking tot het exploiteren van het gebouw als gevolmachtigde getekend exemplaar van de terzake opgemaakte volmacht of lastgeving.

  • 2. Voorzover dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag nodig is, kan door of namens burgermeester en wethouders overlegging worden gevorderd van andere bescheiden en verdere gegevens. Om dezelfde redenen kan door of namens hen gevorderd worden, dat de tekening, als bedoeld in het vorige lid, sub a., van nadere aanduidingen, vermeldingen of detailleringen wordt voorzien.

Artikel 6. Ongenoegzaamheid der stukken

  • 1. Indien de aanvraag of de daarbij behorende bescheiden - de tekening daaronder begrepen - niet voldoen aan het gestelde in de artikelen 4 en 5, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag, de bescheiden of de tekening binnen een door of namens burgemeester en wethouders te stellen termijn aan te vullen of te verbeteren.

  • 2. Voldoet de aanvrager niet aan een vordering als bedoeld in artikel 5, lid 2, of maakt hij geen gebruik van de hem overeenkomstig het vorige lid geboden gelegenheid, dan kunnen burgemeester en wethouders hem in zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaren.

Artikel 7. Beslissing op de aanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twee maanden na de datum, waarop de aanvraag met de daarbij behorende tekeningen en bescheiden is ontvangen. In de gevallen, bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 1, vangt deze termijn eerst aan op de datum, waarop de aanvrager heeft voldaan aan de vordering, dan wel gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid tot verbetering of aanvulling.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing éénmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen. Van hun besluit tot verdaging doen zij, voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn, schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

  • 3. Indien blijkt, dat aan of in het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft, zonder de daartoe vereiste bouwvergunning verbouwingen of veranderingen werden uitgevoerd, kunnen burgemeester en wethouders, in afwijking van het bepaalde in de vorige leden, de beslissing op de aanvraag aanhouden totdat voor die verbouwing of verandering alsnog bouwvergunning is verkregen en het gebouw geheel in overeenstemming is gebracht met het bij die vergunning behorende, goedgekeurde bouwplan. Van deze aanhouding doen zij, voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn, schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op de aanvraag eveneens aanhouden in het geval zij van oordeel zijn, dat zij ten aanzien van et gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft, gebruik moeten maken van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen. Van deze aanhouding doen zij, voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn, schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder opgaaf van de voorzieningen, welke ter voldoening aan deze nadere eisen moeten worden getroffen. De aanhouding duurt voor totdat aan de nadere eisen is voldaan.

  • 5. Strekt hun beslissing, als in het eerste lid bedoeld, tot het verlenen der gevraagde vergunning dan voegen zij darbij een gewaarmerkt exemplaar van de op de vergunning betrekking hebbende tekening en bescheiden.

  • 6. Een weigering tot het verlenen der vergunning wordt met redenen omkleed.

Artikel 8. Voorwaarden

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorwaarden verbinden in het belang van de openbare orde, de zedelijkheid, de gezondheid en de veiligheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, de vergunninghouder gehoord, de aan de vergunning verbonden voorwaarden wijzigen of aanvullen, dan wel aan de vergunning alsnog voorwaarden verbinden.

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien:

    • a.

      het gebouw niet voldoet aan de eisen gesteld in of krachtens hoofdstuk 3, afdelingen B, C en D van de bouwverordening;

    • b.

      het gebouw niet voldoet aan de eisen gesteld in of krachtens de hoofdstukken 6 en 7 van de bouwverordening;

    • c.

      het gebouw niet voldoet aan de eisen gesteld in of krachtens hoofdstuk C van de brandbeveiligingsverordening;

    • d.

      zich het geval voordoet, als bedoeld in artikel 7, lid 3, en geen bouwvergunning wordt aangevraagd of verkregen, dan wel het gebouw binnen de door burgemeester en wethouders te bepalen termijn niet in overeenstemming met het goedgekeurde bouwplan blijkt te zijn gebracht.

    • e.

      zich het geval voordoet, als bedoeld in artikel 7, lid 4, en de voorzieningen, welke ter voldoening aan die nadere eisen moeten worden getroffen, binnen de door burgemeester en wethouders te bepalen termijn niet blijken te zijn uitgevoerd;

    • f.

      de aanvrager der vergunning, geen eigenaar van het gebouw zijnde, het gebouw niet rechtstreeks van de eigenaar huurt, tenzij burgemeester en wethouders terzake ontheffing hebben verleend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning bovendien weigeren indien de eerder aan de aanvrager of diens echtgenote verleende vergunning, dan wel ingevolge artikel 21 als zodanig aan te merken vergunning, minder dan vier jaar geleden is ingetrokken op grond van een der in artikel 11, lid 1, sub a en c en lid 2, sub b en d genoemde zaken.

Artikel 10. Overschrijven der vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning op schriftelijk verzoek van de houder, of van diens rechtverkrijgende overschrijven op naam van een ander dan de houder mits degene, op wiens naam de overschrijving wordt gevraagd:

  • a.

    schriftelijk verklaart met de overschrijving in te stemmen en de vergunning en de daaraan verbonden voorwaarden volledig te kennen;

  • b.

    aantoont, dat hij eigenaar of mede-eigenaar van het gebouw is, dan wel dat hij het gebouw rechtstreeks van de eigenaar huurt;

  • c.

    niet eerder in het bezit is geweest van een vergunning, welke minder dan vier jaar geleden werd ingetrokken op grond van een der in artikel 11, lid 1, sub a en c en lid 2, sub b en d genoemde redenen.

Artikel 11. Intrekking der vergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders trekken de vergunning in, indien:

    • a.

      de ter verkrijging van de vergunning verstrekte gegeven zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest;

    • b.

      de vergunninghouder de exploitatie van het verblijfsgebouw beëindigt, dan wel een jaar na de dagtekening der vergunning daarvan nog geen gebruik heeft gemaakt, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 10;

    • c.

      de aan de vergunning verbonden voorwaarden niet blijken te worden nagekomen;

    • d.

      het gebouw, waarvoor de vergunning geldt, niet meer voldoet aan het gestelde in of krachtens artikel 9, lid 1 onder a, b en c van deze verordening. Deze bepaling lijdt uitzondering, indien de voorschriften als hier bedoeld, na het verlenen van de vergunning zijn gewijzigd, zulks onverminderd de bevoegdheid als bedoeld in artikel 8.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning intrekken indien:

    • a.

      het gebouw zonder de daartoe vereiste bouwvergunning werd verbouwd, vergroot, verkleind of veranderd en terzake niet alsnog bouwvergunning wordt verkregen, dan wel, na alsnog verkregen bouwvergunning, niet binnen de door burgemeester en wethouders te bepalen termijn, in overeenstemming met het goedgekeurde bouwplan wordt gebracht;

    • b.

      de verplichtingen, omschreven in artikel 13 na een bij aangetekende brief aan de vergunninghouder gedane waarschuwing, niet blijken te worden nagekomen;

    • c.

      het gebouw door brand of enige andere oorzaak zodanig is vernield of beschadigd, dat het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik moet worden gesteld, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders;

    • d.

      zich in het gebouw feiten, handelingen of gedragingen hebben voorgedaan, welke de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning ernstig gevaar zal opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 3. Een besluit tot intrekking der vergunning wordt met redenen omkleed en onverwijld toegezonden aan de vergunninghouder, aan de eigenaar van het gebouw, zo deze niet tevens vergunninghouder is, alsmede aan de gebruikers van het verblijfsgebouw, voor zover deze blijkens het bevolkingsregister in het verblijfsgebouw wonen.

Artikel 12. Procedurevoorschriften voor intrekking

  • 1.

    • Burgemeester en wethouders gaan niet eerder tot intrekking ingevolge artikel 11, lid 1, sub b over dan nadat zij de vergunninghouder in de gelegenheid hebben gesteld zich te doen horen.

  • 2. Burgemeester en wethouders gaan niet eerder tot intrekking ingevolge artikel 11, lid 1, sub c over dan nadat zij de vergunninghouder bij aangetekende brief hebben gewaarschuwd dat zij de vergunning zullen intrekken, indien hij voor een door hen bepaalde datum niet zodanige maatregelen en/of voorzieningen heeft getroffen dat alsnog volledig aan desbetreffende voorwaarden en bepalingen als bedoeld in artikel 11, lid 1, sub c zal worden voldaan.

  • 3. Burgemeester en wethouders gaan niet eerder tot intrekking ingevolge artikel 11, lid 1, sub d over

    - dan nadat zij op grond van artikel 25 der woningwet degene, die als eigenaar van het gebouw of uit andere hoofde tot het treffen van de voorzieningen bevoegd is, hebben aangeschreven zodanige voorzieningen te treffen als naar hun oordeel nodig zijn om het gebouw in overeenstemming te brengen met de eisen gesteld in of krachtens de hoofdstukken 3 (afdelingen B, C en D), 6 en 7 der bouwverordening en/of hoofdstuk C van de brandbeveiligingsverordening en bovendien

    - die aanschrijving onherroepelijk is geworden en de termijn, binnen welke aan de aanschrijving moest zijn voldaan, is verstreken en

    - een afschrift van die aanschrijving is toegezonden aan de vergunninghouder zo deze niet tevens de eigenaar van het gebouw is

  • 4. Tot intrekking van de vergunning op grond van het gestelde in artikel 11, lid 2, sub a, gaan burgemeester en wethouders, in het geval voor die illegale wijzigingen alsnog bouwvergunning kan worden verkregen, niet over dan nadat zij de overtreder dan wel de eigenaar van het gebouw bij aangetekende brief in de gelegenheid hebben gesteld om binnen de daarin genoemde termijn en onder overlegging van een voor goedkeuring vatbaar bouwplan voor de veranderingen alsnog bouwvergunning aan te vragen en die veranderingen, nadat de bouwvergunning is verleend, in overeenstemming te brengen met het daarbij behorende, goedgekeurde bouwplan. Indien het hier bedoelde geval zich voordoet doen burgemeester en wethouders een afschrift van hun aangetekende brief toekomen aan de vergunninghouder zo deze niet tevens de eigenaar van het gebouw is of niet reeds als overtreder werd aangeschreven. Burgemeester en wethouders wachten bovendien het verstrijken der in hun aangetekende brief gestelde termijn af.

  • 5. Indien voor de illegaal tot stand gebrachte veranderingen niet alsnog bouwvergunning kan worden verkregen gaan burgemeester en wethouders niet eerder tot intrekking der vergunning over dan nadat zij de overtreder dan wel de eigenaar van het gebouw bij aangetekende brief in de gelegenheid hebben gesteld de veranderingen binnen een door hen te bepalen termijn ongedaan te maken en het gebouw in de vorige toestand te herstellen. De twee laatste volzinnen van het vorige lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13. Verplichtingen van de vergunninghouder

De vergunninghouder is verplicht:

  • a.

    een zodanige regeling of zodanige maatregelen te treffen, dat alle ruimten in het gebouw, die tot gemeenschappelijk gebruik van de kamerhuurders dienen, alsmede de in die ruimten aanwezige inventaris, bij voortduring in zindelijke staat wordt gehouden;

  • b.

    de vergunning en de daarbij behorende gewaarmerkte tekening achter glas op te hangen of achter glas te bevestigen op een plaats, die voor de in artikel 20 bedoelde ambtenaren steeds toegankelijk is en op zodanige wijze, dat genoemde stukken bij voortduring duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn;

  • c.

    in de onmiddellijke nabijheid van de plaats, waar de vergunning is opgehangen of bevestigd, een opschrift aan te brengen met de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de vergunninghouder en, indien deze een gevolmachtigde heeft aangewezen, van die gevolmachtigde, in duidelijke onuitwisbare letters van tenminste 1 cm hoogte en dit opschrift bij iedere wijziging van de gegevens onmiddellijk dienovereenkomstig aan te passen;

  • d.

    onmiddellijk na ontvangst van een aanschrijving daartoe van burgemeester en wethouders de door deze in verband met de hygiëne nodig geachte maatregelen of voorzieningen te treffen tot reiniging van het gebouw en het daarbij behorende erf;

  • e.

    er voor te zorgen, dat in het gebouw in een naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende mate is voorzien in de mogelijkheid zich op hygiënische en veiligheidshalve verantwoorde wijze van afval te ontdoen;

  • f.

    er voor te zorgen, dat degenen aan wie huisvesting wordt verleend, naar redelijkheid gebruik kunnen maken van tot het gebouw behorende installaties, toestellen, inventaris en voorzieningen en dat deze zaken in een behoorlijke staat van onderhoud verkeren;

  • g.

    er op toe te zien, dat de in het gebouw aanwezige vluchtwegen van elke belemmering worden vrijgehouden;

  • h.

    alle op het in gebruik nemen, geven of hebben van het gebouw als verblijfsgebouw betrekking hebbende bescheiden en beschikkingen, krachtens deze verordening vereiste of gegeven, ter onmiddellijke beschikking te hebben en deze op eerste aanvraag van de in artikel 20 bedoelde ambtenaren ter inzage over te leggen;

  • i.

    om van een ieder aan wie in het verblijfsgebouw huisvesting wordt verleend, in een register de volgende gegevens aan te tekenen of te doen aantekenen:

    a. naam en voornamen;

    b. geboorteplaats en -datum;

    c. nationaliteit;

    d. de datum van aankomst en vertrek

    e. indien mogelijk ook woonplaats en adres.

    Het in het vorige lid genoemde register moet op eerste aanvraag aan de in artikel 20 genoemde ambtenaren ter hand worden gesteld.

  • j.

    binnen 24 uur schriftelijk aan burgemeester en wethouders melding te maken van het zich voordoen van de hierna genoemde omstandigheden:

    • 1.

      dat hij heeft opgehouden het gebouw rechtstreeks van de eigenaar te huren dan wel de exploitatie van het verblijfsgebouw heeft gestaakt;

    • 2.

      dat hij zijn werkelijke woonplaats heeft verplaatst naar een andere gemeente, onder opgave van zijn nieuwe adres;

    • 3.

      dat zijn gevolmachtigde als bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b, diens werkelijke woonplaats naar een andere gemeente heeft verplaatst, is overleden of om andere redenen niet langer als zodanig optreedt;

  • k.

    indien het onder j. sub 2 en 3 genoemde geval zich voordoet, onverwijld een gevolmachtigde of nieuwe gevolmachtigde aan te wijzen, die binnen de gemeente werkelijke woonplaats heeft en daarvan aan burgemeester en wethouders binnen 24 uur schriftelijk mededeling te doen onder opgaaf van diens naam, voorletters, geboortedatum en -plaats, adres en telefoonnummer onder overlegging van de terzake opgemaakte volmacht of lastgeving;

  • l.

    aan burgemeester en wethouders desgevraagd alle door deze in verband met de uitvoering van deze verordening nodig geachte inlichtingen te verstrekken en inzage te geven van alle bescheiden, die verband houden met die uitvoering;

  • m.

    aan burgemeester en wethouders binnen 24 uur schriftelijk mededeling te doen van het onbruikbaar worden van het gebouw of een gedeelte daarvan als gevolg van brand, vernieling of beschadiging.

Artikel 14. Verplichting van de gebruiker

Een ieder aan wie in het verblijfsgebouw huisvesting wordt verleend, is verplicht:

- desgevraagd aan de vergunninghouder en aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 20, onmiddellijk en naar waarheid opgave te doen van hun naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, nationaliteit en plaats van herkomst.

Artikel 15. Sluiting van het gebouw

  • 1. In andere gevallen dan die waarin de burgemeester daartoe op grond van artikel 221 van de gemeentewet of op grond van enige andere wettelijke bepaling bevoegd is, kunnen burgemeester en wethouders de sluiting van en verblijfsgebouw of een gedeelte daarvan bevelen in her belang van de openbare orde, de zedelijkheid, de gezondheid of de veiligheid.

  • 2. Indien de sluiting wordt bevolen in het belang van de openbare orde of de zedelijkheid, geldt het bevel tot sluiting ten hoogste vier achtereenvolgende weken. Indien de sluiting wordt bevolen in het belang van de gezondheid of veiligheid, geldt het bevel tot sluiting totdat de door burgemeester en wethouders nodig geachte voorzieningen zijn getroffen.

  • 3. Het bevel tot sluiting wordt bij aangetekende brief medegedeeld aan de vergunninghouder. Een afschrift van het bevel tot sluiting wordt toegezonden aan de eigenaar van het gebouw, zo deze niet tevens vergunninghouder is, alsmede op een duidelijk zichtbare plaats bij de hoofdingang van het verblijfsgebouw dan wel bij de toegang(en) van het gesloten gedeelte ervan aangeplakt.

  • 4. Gedurende de tijd dat het bevel tot sluiting van kracht is, is het de vergunninghouder, verboden het verblijfsgebouw of het gesloten gedeelte daarvan geopend te hebben, daarin niet tot de gezinnen van vergunninghouder, of het inwonend dienstpersoneel behorende personen tot het houden van verblijf toe te laten of te gedogen dat deze personen in het gebouw of het gesloten gedeelte ervan verblijf houden, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

Artikel 16. Vrijstelling

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in de artikelen 5, lid 1, sub b en 13, sub k vrijstelling verlenen.

Artikel 17. Aanwijzing verantwoordelijke personen

Voor zover uit de voorgaande artikelen niet anders blijkt, rust de verplichting tot naleving van deze verordening en van de krachtens deze verordening gestelde voorwaarden en eisen, alsmede de verplichting tot uitvoering van krachtens deze verordening uitgevaardigde aanschrijvingen en lastgevingen op de vergunninghouder c.q. dienst gevolmachtigde.

Artikel 18. Gebruik in afwijking van de bestemming

Het is verboden de kamers en andere ruimten van het gebouw, waarvoor de in artikel 3 bedoelde vergunning is verleend, te gebruiken of te doen gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming zoals deze is aangegeven op de bij die vergunning behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening of met een groter aantal personen dan op die tekening is vermeld.

Artikel 19. Strafbare feiten

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie, als bedoeld in artikel 23 van het wetboek van strafrecht.

Artikel 20. Toezicht

  • 1. Het toezicht op de naleving van de bepalingen dezer verordening alsmede de opsporing van de in artikel 19 genoemde strafbare feiten is, onverminderd het bepaalde in artikel 141 van het wetboek van strafvordering, opgedragen aan de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Zo dikwijls de zorg van de naleving dezer verordening zulks vereist, wordt hierbij aan de in lid 1 bedoelde ambtenaren alsmede aan hen, die daaraan moeten meewerken en de daartoe genoemde ambtenaren vergezellen, de last verstrekt alle bouwwerken, open erven en terreinen, desnoods tegen de wil van de eigenaar of gebruiker, te allen tijde binnen te treden of te betreden, zulks voor zover het woningen betreft met inachtneming van het bepaalde bij de wet van 31 augustus 1853, staatsblad nr. 83.

Artikel 21. Verhouding tot verordening op de verblijfsgebouwen, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 13 november 1972

  • 1. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding dezer verordening wordt de verordening op de verblijfsgebouwen vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 13 november 1972 niet langer van toepassing geacht ten aanzien van het in gebruik nemen, geven of hebben van een gebouw als verblijfsgebouw.

  • 2. Het in gebruik nemen, geven of hebben van een gebouw als verblijfsgebouw, als bedoeld in lid 1, voor zover zulks geschiedt met een vergunning ingevolge de verordening op verblijfsgebouwen vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 13 november 1972, wordt geacht te geschieden met een vergunning als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

Artikel 22. Overgangsbepaling ten aanzien van overig bestaand gebruik

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 21 is het verbod van artikel 3, lid 1 gedurende drie maanden na het tijdstip inwerkingtreding dezer verordening niet van toepassing ten aanzien van een verblijfsgebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening als zodanig in gebruik is.

  • 2. Indien binnen drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding dezer verordening een aanvraag overeenkomstig de artikel 4 en 5 wordt ingediend is het verbod van artikel 3, lid 1 niet van toepassing totdat op die aanvraag onherroepelijk is beslist.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 7, lid 1, eerste volzin, beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag als bedoeld in het vorige lid binnen één jaar.

Artikel 23. Beroep

  • 1. Tegen een besluit genomen op grond van deze verordening, staat voor belanghebbende beroep open op de gemeenteraad.

  • 2. Het beroepschrift tegen het in het vorige lid bedoelde besluit dient, gemotiveerd en door belanghebbende ondertekend, te worden ingediend ter gemeentesecretarie binnen dertig dagen nadat het besluit is verzonden of uitgereikt, voor wat betreft de termijn behoudens wettelijke regelingen in andere zin.

  • 3. Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien de belanghebbende aantoont, dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.

  • 4. Indien tegen een besluit tot intrekking van een vergunning of tot sluiting van een verblijfsgebouw beroep is ingesteld, wordt de uitvoering van het besluit geschorst tot het moment dat door de gemeenteraad op het beroep is beslist.

  • 5. Indien een besluit vermeldt, dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders een onmiddellijke voorziening is vereist, is degene tot wie het besluit is gericht, verplicht daaraan te voldoen, ook wanneer de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld nog niet is verstreken of wanneer op het ingestelde beroep nog niet is beslist.

Artikel 24. Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "verordening op de verblijfsgebouwen".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van haar afkondiging.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Bussum van 8 april 1982 en gewijzigd bij raadsbesluiten van 9 juni 1983 en 6 juni 1985.

de secretaris,                                                                   de voorzitter,