Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bussum

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Bussum 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bussum
Officiële naam regelingVerordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Bussum 2009
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Bussum 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpGeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, artikel 36, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-02-201001-01-200908-11-2010Nieuwe regeling

02-04-2009

Bussumse Krant, 3 februari 2010

RV2009-121

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Bussum 2009

De raad van de gemeente Bussum; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Bussum, nummer RV2009-121

besluit:

Vast te stellen de Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Bussum 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    wet: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    bijstandsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde norm inclusief de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 2 van de wet;

  • d.

    gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet;

  • e.

    laag inkomen: uitkering op grond van de WWB of een inkomen uit of in verband met arbeid, niet hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm of gehuwdennorm;

  • f.

    referteperiode: een aaneengesloten periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • g.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • h.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  • i.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering

  • j.

    bescheiden vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende van 21 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar, die:

    • a.

      gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm;

    • b.

      op de peildatum niet meer dan het bescheiden vrij te laten vermogen heeft;

    • c.

      geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

  • 2. Niet voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking komt de persoon die:

    • a.

      op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000;

    • b.

      een uitkering heeft op grond van de Wet werk en bijstand, de Werkloosheidswet, de Wajong of de Wet werk inkomen naar arbeidsvermogen en naar oordeel van het college gedurende de referteperiode onvoldoende heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt (per 1 januari 2009)

    • a.

      voor gehuwden: € 505,-;

    • b.

      voor alleenstaande ouders: € 453,-;

    • c.

      voor alleenstaanden: € 355,-.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op bijstand ingevolge artikel 11 of 13 van de wet, maar wel aan de voorwaarden voor het recht op toeslag voldoet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem of haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met het percentage van de alimentatie-indexering.

Artikel 4 Uitvoering

Het college kan nadere beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Bussum 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 april 2009.

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting

Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 is een wetsvoorstel inwerking getreden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe langdurigheidstoeslag, heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld. Deze modelverordening is gebruikt als basis voor de verordening van de gemeente Bussum.

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft..”

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Mogelijkheden voor eigen beleid

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid.

Doelgroep

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. In Bussum is de keuze gemaakt om naast uitkeringsgerechtigden ook mensen met een inkomen uit of in verband met arbeid dat niet hoger is dan de voor de persoon geldende bijstandsnorm in aanmerking te laten komen voor de toeslag. Deze groep verkeert in gelijke omstandigheden als mensen met een uitkering op grond van de WWB.

Hoogte van de toeslag

Tot 1 januari 2009 was de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Met ingang van 1 januari 2009 mag de gemeente zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal zaken dingen bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

Er is voor gekozen om aan te sluiten bij de bedragen van 2008. Deze bedragen zijn verhoogd met het indexeringspercentage van de alimentatie.

Langdurig

Tot 1 januari 2009 was de referteperiode vijf jaar. Door het Nibud is al vaker aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden voor mensen met een minimuminkomen na 3 jaar minimaal worden. Er is voor gekozen om hierbij aan te sluiten en de referteperiode op 3 jaar vast te stellen.

Laag inkomen

Er is gekozen om het inkomen waarbij mensen in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag gelijk te stellen aan de geldende bijstandsnorm. Aan de ene kant speelt hierbij een financieel argument. Wanneer mensen met een inkomen hoger dan de geldende bijstandsnorm in aanmerking zouden komen voor langdurigheidstoeslag wordt de regeling zeer kostbaar. Daarnaast kent de gemeente Bussum een ruimhartig minimabeleid, waar mensen met een inkomen tot 115% van het minimum gebruik van kunnen maken. Ook op bijzondere bijstand kan een beroep gedaan worden. Mocht iemand dan een inkomen gaan krijgen dat hoger is dan 115% van de geldende bijstandsnorm verliest hij naast het recht op de overige regelingen ook het recht op de langdurigheidstoeslag. Hierdoor wordt de armoedeval groter en kan het recht op langdurigheidstoeslag een remmende werking hebben.

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

In het eerste lid wordt uitgewerkt wie er recht heeft op de langdurigheidstoeslag. Wanneer iemand langer dan 3 jaar een inkomen heeft dat niet hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm kan er vanuit gegaan worden dat er geen uitzicht is op inkomensverbetering.

In het tweede lid onder a wordt geregeld dat studerenden en scholieren niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. Bij studerenden is geen sprake van geen zicht op inkomensverbetering, het doel van de scholing is juist om een betere positie te krijgen op de arbeidsmarkt.

In het tweede lid onder b wordt vastgelegd dat wanneer iemand onvoldoende heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen hij niet in aanmerking komt voor de langdurigheidstoeslag. Wanneer dat wel het geval zou zijn kan iemand bewust zijn re-integratie frustreren om in aanmerking te (blijven) komen voor de toeslag. Dit onderdeel van de verordening geldt niet alleen voor uitkeringsgerechtigden met een uitkering op grond van de WWB. Ook mensen met een uitkering op grond van een andere wet, die de re-integratieverplichting hebben, vallen, in het kader van de rechtsgelijkheid, onder dit artikel.

Onvoldoende medewerking valt vast te stellen door te kijken of er in de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag een maatregel is opgelegd vanwege deze reden. Voor de mensen met een WWB-uitkering is dit vastgelegd in het bijstandsdossier, bij andere uitkeringen kan via Suwi-net gekeken worden of er sprake is van zo’n maatregel.

Artikel 3

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld.

Artikel 4

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om als dat nodig is binnen de kaders van deze verordening (aanvullende) beleidsregels vast te stellen. Doel hiervan is om beleidsmatig accuraat te kunnen inspelen op gewijzigde omstandigheden.

Artikel 5

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om in individuele schrijnende gevallen naar redelijkheid en billijkheid te kunnen afwijken van één of meer bepalingen van deze verordening.

Artikel 6

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.