Overheidsorganisatie | Gemeente Wymbritseradiel |
---|---|
Officiële naam regeling | Monumentenverordening van de gemeente Wymbritseradiel |
Citeertitel | Monumentenverordening Gemeente Wymbritseradiel 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Eenmalig gewijzigd n.a.v. wijzigingsverordening (10i/000913)
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 31-08-2010 Sneker Nieuwsblad, 09-09-10 | 10r/000101 |
De raad van de gemeente Wymbritseradiel,
gezien het voorstel van het college van 14 februari 2007;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988,
BESLUIT
vast te stellen de volgende
Deze verordening verstaat onder:
gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen.
vervallen;
vervallen;
gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;
beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
monumentencommissie: de op basis van art. 15, lid 1 van de Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;
bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wymbritseradiel;
vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.
3. Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
4. Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.
5. Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.
6. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.
7. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Fryslân.
1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.
2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
1. Het college registreet het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
1. Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
2. Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.
4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede, vierde en vijfde lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening van de provincie Fryslân.
3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Vervallen.
1. Het is verboden een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1 onder a, sub 1, te beschadingen of te vernielen.
2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1 onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1 onder a, sub 1, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.
1. Het bevoegd gezag zendt onmiddelijk een afschrift van de ontvankelijk aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentcommissie voor advies.
2. Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.
3. De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:
a. Blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onhuiste of onvolledige opgave is verleend;
b. De omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.
1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de monumentencommissie.
2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
Degene, die handelt in strijd met artikel 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen belast.
1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na bekendmaking.
2. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad 26 november 1996, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.
3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.
4. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 26 november 1996, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.
5. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
6. De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
7. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Gemeente Wymbritseradiel 2007”.