Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Middelharnis

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Middelharnis
Officiële naam regelingAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelAfstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWerk en loopbaan

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2012Nieuwe regeling

04-12-2008

Ons Eiland, 18-12-2008

Besluitnummer: 11

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Middelharnis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 oktober 2008gelet op artikel 8 van de Wet werk en bijstand, waarin is geregeld dat de gemeenteraad bijverordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de algemene bijstand als bedoeldin artikel 18 tweede lid;

b e s l u i t:

vast te stellen de navolgende verordening:

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2009

hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

artikel 1 Algemeen

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschrevenhebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wetbestuursrecht.

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);b. verlaging: het verlagen van bijstand of langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18,tweede lid, van de wet;c. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelharnis.

artikel 2 De afstemming van de bijstand

Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de omstandigheden waarinde belanghebbende verkeert.

artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1 De verlaging wordt toegepast op de periodieke bijzondere bijstand en de algemene bijstandsnorm.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzonderebijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassingvan artikel 12 van de wet.

artikel 4 Zienswijze van belanghebbende (mondeling of schriftelijk)

  • 1 Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheidgesteldzijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2 De zienswijze van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naarvoren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebbenvoorgedaan;c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van eenderde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden inhet kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen teverstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet;d. het college met toepassing van artikel 10 lid 3 van de verordening een verlaging oplegt;e. het college de zienswijze van belanghebbende niet nodig acht voor het vaststellenvan de ernst van de gedraging.

artikel 5 Het besluit tot het verlagen

In het besluit tot opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld de reden en duurvan de verlaging, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd, het bedrag waarmeede bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm, de zienswijze en, indien vantoepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

artikel 6 Afzien van het opleggen van een verlaging

  • 1 Het college ziet af van het opleggen van een verlaging indien:a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; ofb. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het collegeheeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudten als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een verlagingwegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop vanvijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2 Het college kan afzien van het opleggen van een verlaging indien het daarvoor dringenderedenen aanwezig acht.

  • 3 Indien het college afziet van het opleggen van een verlaging kan het een schriftelijkewaarschuwing geven.

  • 4 Het college geeft in ieder geval een waarschuwing wanneer het afziet van het opleggenvan een verlaging op grond van dringende redenen.

artikel 7 De wijze van oplegging van de verlaging

  • 1 Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de verlaging opgelegd met ingang vande eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggenvan de verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaanvan de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de verlaging met terugwerkende kracht worden opgelegd,voor zover de bijstand of de langdurigheidstoeslag nog niet is uitbetaald.

  • 3 Een verlaging wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een verlaging die voor een periode vanmeer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze tenuitvoer is gelegd heroverwogen.

artikel 8 Cumulatie van verlagingen

Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan meerdere gedragingen die het niet nakomenvan een verplichting als genoemd in artikel 2 inhouden, waardoor over dezelfde periodemeerdere verlagingen moeten worden toegepast, worden de verlagingspercentages bijelkaar opgeteld. Indien het college echter van oordeel is dat zwaarwegende omstandighedenzich hiertegen verzetten, kan het besluiten de verlagingen over verschillende maanden toe tepassen.

hoofdstuk 2 Onvoldoende medewerking verlenen aan op arbeidsinschakeling gerichte activiteiten

artikel 9 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van dewet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:1. Eerste categorie:a. het niet desgevraagd tonen van een identiteitsbewijs;b. het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 55 of 57van de wet.2. Tweede categorie:a. het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 56 vande wet;b. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werken inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;c. het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats entijdstip aanwezig te zijn;d. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkhedentot arbeidsinschakeling;e. het niet aan het college verstrekken van een ondertekend trajectplan.3. Derde categorie:a. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;b. het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangebodenvoorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeelb en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering;c. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen.4. Vierde categorie:a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;c. het door eigen toedoen niet verkrijgen of behouden van het recht op een voorliggendevoorziening.

artikel 10 De hoogte en duur van de verlaging

  • 1 Onverminderd artikel 2 wordt de verlaging vastgesteld op:a. vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerstecategorie;b. tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van detweede categorie;c. twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van dederde categorie;d. honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van devierde categorie.

  • 2 De duur van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbendezich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij eenverlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfdeof hogere categorie. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteldhet besluit om een schriftelijke waarschuwing te geven, bedoeld in artikel 6,derde lid.

  • 3 Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld een schriftelijkewaarschuwing als bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 4 Indien de belanghebbende binnen 12 maanden na de recidive blijkt te volharden in degedraging, kan het college de uitkering telkens voor drie maanden verlagen. Er dient danbinnen de 3 maanden een heroverweging van de verlaging plaats te vinden.

hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

artikel 11

(vervallen)

artikel 12 Niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht met gevolgen voor de bijstand

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand,bedraagt de verlaging, onverminderd artikel 2:a. vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij benadeling van € 0,00 tot€ 1.500,00;b. tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij benadeling van€ 1500,00 tot € 2500,00;c. twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij benadeling van€ 2500,00 tot € 3500,00;d. honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij benadeling van€ 3500,00 tot € 6000,00.

  • 2 Indien de verlaging niet of niet volledig kan worden opgelegd over de periode waarin degedraging heeft plaatsgevonden, wordt zij opgelegd met ingang van de eerstvolgendekalendermaand nadat het college het besluit tot het opleggen van de verlaging heeft genomen.

artikel 13 Niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zonder gevolgen voor de

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen vanbijstand, bedraagt de verlaging, onverminderd artikel 2, vijf procent van de bijstand gedurendeeen maand.

  • 2 De duur van de verlaging bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbendezich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij eenverlaging wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan temerken gedraging. Met een besluit waarbij een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteldeen schriftelijke waarschuwing als bedoeld in artikel 6, derde lid.

  • 3 Van het opleggen van de verlaging bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien enworden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of nietbehoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar terekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwingis gegeven.

hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1 Van een tekortschietend besef als bedoeld in lid 2 is in elk geval sprake indien:a. de belanghebbende zich gedurende een langere periode niet beschikbaar stelt voorde arbeidsmarkt, waardoor hij ingeteerd heeft op zijn in aanmerking te nemen vermogen,algemeen geaccepteerde arbeid en aanspraken op een voorliggende voorzieningheeft verloren;b. de belanghebbende zijn in aanmerking te nemen vermogen te snel heeft ingeteerd;c. de belanghebbende zich onttrekt aan detentie in Nederland of het buitenland.

  • 2 Het college besluit over afstemming van de bijstand in alle overige gevallen waarin debelanghebbende blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid,dan wel in de periode voorafgaand aan de bijstandaanvraag of nadien onvoldoendeheeft meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerdearbeid.

  • 3 Bij de gedragingen genoemd in het eerste lid verlaagt het college de bijstand als volgt:a. in het geval genoemd in het eerste lid onder a, met 20 % gedurende een periode vandezelfde duur als de periode waarin de belanghebbende zich niet ter beschikkingstelde voor de arbeidsmarkt;b. in het geval genoemd in het eerste lid onder b, met 

  • 4 Het college verlaagt de bijstand gedurende 1 maand met 100% voor een ex-zelfstandigedie ten gevolge van het niet verzekerd zijn tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid, eenaanvraag voor een uitkering op grond van de wet doet.

artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

  • 1 Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijnambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoeringvan de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2,tweede lid, een verlaging opgelegd honderd procent van de bijstandsnorm gedurende 1maand.

  • 2 Indien de belanghebbende zich binnen vijf jaar voor een tweede keer zeer ernstig misdraagttegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeksverband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid vande wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een verlaging opgelegd van honderdprocent van de bijstandsnorm gedurende minimaal 2 maanden.

hoofdstuk 5 Slotbepalingen

artikel 16 Reikwijdte

De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op de uitkeringsgerechtigdendie op grond van een mandaatregeling van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een uitkeringingevolge de WWB ontvangen. Op deze personen is het maatregelenbeleid van de SVB vantoepassing.

artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingenin deze verordening, als strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegendeaard zou leiden.

artikel 18 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin zij niet voorziet, beslisthet college.

artikel 19 Wijzigingen

Het door de gemeente terzake van deze verordening gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd;indien deze evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt de verordening aangepast.

artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand2009.

artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raadvan de gemeente Middelharnis op 4 december 2008.

De griffier,                                       De voorzitter,

P.W. Berrevoets-Ringelberg.      G. de Vries-Hommes. 

1 Toelichting op de Afstemmingsverordening

De regeling in de Wet werk en bijstandMet de inwerkingtreding van de WWB is het systeem van boeten en verlagingen van de Algemenebijstandswet (de artikelen 14 tot en met 14f, nader uitgewerkt in het Maatregelenbesluiten Boetebesluit) komen te vervallen. In plaats daarvan hebben gemeenten zelf hunsanctiebeleid moeten vormgeven. De WWB kent slechts één soort sanctie: het verlagen vande uitkering. De boete als sanctie voor uitkeringsgerechtigden die hun inlichtingenplicht hebbengeschonden, is verdwenen.

In artikel 18 van de WWB is het verlagen van de bijstand wettelijk geregeld, als volgt:1. (…)2. Indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheidbetoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit deze wet dan wel de artikelen28, tweede lid, of 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomenvoortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegenshet college zeer ernstig misdragen, verlaagt het college overeenkomstig de verordening, bedoeldin artikel 8, eerste lid, onderdeel b, de bijstand of de langdurigheidstoeslag. Van een verlagingwordt afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.3. Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het tweede lid binnen een door hem te bepalentermijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.4. (…)

Verlaging van de uitkering moet plaatsvinden overeenkomstig de door de gemeenteraadvastgestelde verordening. Dit is de afstemmingsverordening (artikel 8 WWB).

De term ‘verlaging’Het verlagen van de bijstand op grond van het feit dat de belanghebbende zijn verplichtingenniet of in onvoldoende mate is nagekomen, wordt in de terminologie van de WWB aangeduidals het afstemmen van de uitkering op de mate waarin de belanghebbende de opgelegdeverplichtingen nakomt. Met het begrip ‘afstemmen’ wordt het uitgangspunt van de WWB benadruktdat rechten en plichten twee kanten van dezelfde medaille vormen.In de Memorie van Toelichting bij het ontwerp van de WWB is steeds gesproken over de ‘afstemmingsverordening’.Er is dan ook bij de wettelijke terminologie aangesloten en gekozenvoor de afstemmingsverordening met de daarin genoemde verlaging van de bijstand of langdurigheidstoeslag.

Het verlagen van de bijstandOp grond van artikel 18, tweede lid, WWB kan zowel de bijstand (dat wil zeggen: algemenebijstand en bijzondere bijstand) als de langdurigheidstoeslag worden verlaagd.In deze verordening worden verlagingen in beginsel opgelegd over de bijstandsnorm (de opbelanghebbende van toepassing zijnde norm plus eventuele toeslagen). De uitzonderinghierop vormt de bijzondere bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar. Deze groep ontvangteen lage algemene bijstandsuitkering die wordt aangevuld door middel van aanvullende bijzonderebijstand in de kosten van levensonderhoud. Indien de verlaging alleen op de lagejongerennorm wordt opgelegd, zou dit leiden tot rechtsongelijkheid ten opzichte van de groep21-jarigen en ouder.In de verordening wordt het mogelijk gemaakt om in incidentele gevallen een verlaging toe tepassen op de langdurigheidstoeslag.De keuze om niet in zijn algemeenheid verlagingen toe te passen op de langdurigheidstoeslaghoudt verband met artikel 36, eerste lid sub c.Op grond van deze bepaling moet het college de langdurigheidstoeslag weigeren als iemandgedurende 60 maanden (= vijf jaar) naar het oordeel van het college onvoldoende heeft getrachtalgemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden. De verplichting om delangdurigheidstoeslag te weigeren verhoudt zich niet met een eventuele verplichting dezetoeslag te verlagen.Het ligt niet voor de hand om niet-bijstandsgerechtigden die in aanmerking komen voor eenlangdurigheidstoeslag een verlaging op te leggen. De enige verplichting die zij kunnenschenden in verband met de langdurigheidstoeslag is het verstrekken van geen of onvoldoendegegevens waardoor het college de rechtmatigheid van het verlenen van deze uitkeringniet kan vaststellen. De sanctie die hierop rust is niet het verlagen van de langdurigheidstoeslag,maar het weigeren van deze toeslag.Gezien het karakter van de bijzondere bijstand, ligt een verlaging van het uitkeringsbedragwegens schending van een of meer verplichtingen ook niet in de rede. Wel kan bij de beoordelingof iemand in aanmerking komt voor bijzondere bijstand een rol spelen of betrokkenezijn verplichtingen in voldoende mate is nagekomen. Dit geldt dan vooral voor de plicht omvoldoende besef van verantwoordelijkheid te tonen voor de voorziening in het bestaan.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 BegripsomschrijvingDe begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis alsde omschrijving in de WWB.In de verordening wordt het begrip ‘belanghebbende’ gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1:2van de Algemene wet bestuursrecht omschreven als ‘degene wiens belang rechtstreeks bijeen besluit is betrokken’.Dit artikel spreekt verder voor zich.

Artikel 2 De afstemming van de bijstand of langdurigheidstoeslagDe WWB verbindt aan het recht op een bijstandsuitkering de volgende verplichtingen:Het tonen van voldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan(artikel 18, tweede lid).De plicht tot arbeidsinschakeling (artikel 9). Deze plicht bestaat uit twee soorten verplichtingen: