Overheidsorganisatie | Stadsregio Rotterdam |
---|---|
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam |
Citeertitel | Subsidieverordening Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Datum inwerkingtreding en bron bekendmaking zijn bij benadering bepaald.
Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-06-2001 | 16-10-2014 | nieuwe regeling | 20-06-2001 De Havenloods, 27-06-2001 e.a. | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Doelstelling Fonds en Programma.
Artikel 2 Doelstelling Fonds
Artikel 3 Programma
Hoofdstuk 3 Aanvragers.
Artikel 4 Aanvragers
Hoofdstuk 4 Subsidieaanvraag, -verlening en voorschotten
Artikel 5 Subsidieaanvraag
Artikel 6 Subsidieplafond
Artikel 7 Eisen aan de aanvraag
Artikel 8 In behandeling nemen aanvraag
Artikel 9 Beoordeling van de aanvraag
Artikel 10 Afwijzing aanvraag
Artikel 11 Inhoud beschikking tot subsidieverlening
Artikel 12 Te verlenen subsidies
Artikel 13 Nieuw voor oud
Artikel 14 Bevoorschotting
Artikel 15 Intrekking en wijziging van de subsidiebeschikking
Hoofdstuk 5 Vaststelling subsidie
Artikel 16 Aanvraag subsidievaststelling
Artikel 17 Subsidievaststelling
Artikel 18 Betaling
Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en van de verordening
Artikel 19 Inwerkingtreding verordening
Hoofdstuk 7 Slotbepaling
Artikel 20 Citeertitel
Algemene toelichting
vastgesteld regioraad 20 juni 2001
In deze verordening wordt verstaan onder:
het regiofonds: het Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam;
de Stadsregio Rotterdam: het regionaal openbaar lichaam, bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering, ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam;
de regioraad: het algemeen bestuur van de Stadsregio Rotterdam;
het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam;
projecten: het aanleggen of reconstrueren van infrastructuur;
vervoersdiensten: het aanbieden van personenvervoer;
maatregelen:overige activiteiten ter verbetering van de bereikbaarheid;
begroting: de begroting van de Stadsregio Rotterdam;
Spitstarief: mobiliteitstarief dat wordt geheven ter zake van het passeren tijdens een aangewezen tijdsperiode van een voor dat tarief aangewezen betaalpoort op een weg met een motorrijtuig in de voor die betaalpoort aangewezen richting.
Het regiofonds heeft tot doel het realiseren en versnellen van projecten, vervoersdiensten en maatregelen met een herkenbaar regionaal karakter, gericht op
verbetering van de bereikbaarheid van het gebied van de Stadsregio Rotterdam;
het leveren van een bijdrage aan alternatieve vervoermogelijkheden voor het gebruik van de auto in relatie met de proeven voor spitstarief gericht op het gebied van de Stadsregio Rotterdam.
1. Met het oog op het verbeteren van de bereikbaarheid wordt door de regioraad jaarlijks een lijst van projecten, maatregelen en vervoersdiensten, hierna te noemen “programma”, vastgesteld waarvan de financiering (mede) geschiedt op basis van het regiofonds.
2. Een project, maatregel of vervoersdienst komt slechts voor (mede) financiering uit het regiofonds in aanmerking indien deze in het programma is opgenomen.
Subsidies ten laste van het regiofonds kunnen worden aangevraagd door:
de wegbeheerders;
openbaar vervoerbedrijven, voorzover de wegbeheerder daarmee instemt.
landinrichtingscommissies, recreatieschappen en andere rechtspersonen op basis van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, voorzover de deelnemers hiermee hebben ingestemd;
privaatrechtelijke rechtspersonen.
1. Financiële bijdragen aan een project, maatregel of vervoersdienst op grond van deze verordening worden toegekend als subsidie.
2. De in het eerste lid bedoelde subsidie kan worden gegeven als aanvulling op een door het Rijk of de Stadsregio Rotterdam verleende subsidie voor het betreffende project of maatregel.
3. Van het gestelde in het tweede lid kan worden afgeweken, indien een project, maatregel of vervoersdienst uitsluitend of overwegend op grond van deze verordening moet worden gesubsidieerd.
4. Door of namens het daartoe bevoegde bestuursorgaan van een aanvrager kan een aanvraag voor subsidieverlening ten behoeve van een project of maatregel, dat of die voorkomt op het in hoofdstuk 2 bedoelde programma, worden ingediend bij het dagelijks bestuur.
1. Het subsidieplafond voor het totaal op grond van deze verordening te verstrekken subsidies, alsmede voor de per project of maatregel te verstrekken subsidies bedraagt jaarlijks niet meer dan het door de regioraad in de begroting van de stadsregio Rotterdam voor het regiofonds en de onderscheiden projecten en maatregelen beschikbaar gestelde bedrag.
2. Op grond van deze verordening wordt met in achtneming van een anderszins op het project, maatregel of vervoersdienst van toepassing zijnde subsidieregeling nimmer meer subsidie verleend dan 100% van de kosten als bedoeld in artikel 13 en 14.
1. Bij een subsidieaanvraag, als bedoeld in artikel 5, tweede lid, dient de aanvrager een afschrift van de subsidiebeschikking van het rijk of de Stadsregio Rotterdam te overleggen en opgave te doen van de projectverantwoordelijke, de planning van het project, de totale kosten van het project en het daarbij behorende uitgavenpatroon.
2. Een subsidieaanvraag, als bedoeld in artikel 5, derde lid, dient de volgende gegevens en stukken te bevatten:
een beschrijving op hoofdkenmerken, waaronder te verstaan de probleemstelling, de probleemanalyse, het programma van eisen, de gekozen uitvoeringsmethoden, een raming van het gebruik en de verwachte effecten daarvan;
een kostenraming en het bijbehorende uitgavenpatroon;
een opgave van kostenelementen die ten laste van andere kostendragers kunnen worden gebracht;
een opgave van de bijdragen uit andere subsidieregelingen.
3. Indien een subsidieaanvraag, als bedoeld in artikel 5, derde lid, betrekking heeft op een project, dient de subsidieaanvraag naast het gestelde in het tweede lid tevens de volgende gegevens te bevatten:
een projectplanning met tenminste de data van start uitvoering en oplevering;
tekeningen van het project, inclusief die van de bestaande situatie;
een opgave van kostenelementen die vallen onder de noemer van nieuw voor oud;
4. In voorkomende gevallen kan -aan de hand van de specifieke problematiek van de betreffende subsidieaanvraag- aanvullende informatie gevraagd worden.
1. Het dagelijks bestuur beslist op een aanvraag om subsidie binnen drie maanden nadat de volledige aanvraag is ontvangen.
2. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag het dagelijks bestuur niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan beslissen, dan kan het deze termijn éénmaal met ten hoogste drie maanden verlengen. Het dagelijks bestuur doet hiervan binnen de eerste termijn mededeling aan de aanvrager.
1. Aanvragen worden getoetst aan het programma, als bedoeld in hoofdstuk 2, en aan deze verordening.
2. Aan (mede) financiering van projecten, maatregelen of vervoerdiensten uit het regiofonds kan de voorwaarde gesteld worden dat een dotatie aan het regiofonds is gedaan.
1. Op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5, tweede en derde lid, kan het dagelijks bestuur naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen afwijzend beslissen, indien naar zijn oordeel gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat met het betrokken project of maatregel de beoogde doelstellingen niet worden bereikt.
1. De beschikking waarbij subsidie wordt verleend wordt met redenen omkleed en bevat in ieder geval:
de aard en omvang van het project, de maatregel of de vervoersdienst waarvoor subsidie wordt verleend;
het maximumbedrag van de subsidie;
de voorwaarden waaronder subsidie wordt verleend.
2. Tot de voorwaarden bedoeld in lid 1 sub c behoren in ieder geval:
de termijn waarbinnen met de uitvoering begonnen moet zijn;
de wijze waarop en de termijn waarbinnen over de voortgang moet worden gerapporteerd;
de termijn waarbinnen declaraties moeten worden ingediend.
1. Voor het berekenen van de grondslag van de subsidie voor een project worden de volgende kostenposten in aanmerking genomen:
verwerving van onroerend goed, met uitzondering van onroerend goed dat reeds in eigendom is van de opdrachtgever dan wel een (andere) overheidsinstantie en waarbij geen sprake is van onttrekking aan een winstgevende bestemming;
met het project samenhangende redelijk te achten schadevergoeding aan derden
leges;
materialen;
werkzaamheden van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;
bijkomende voorzieningen nodig om de betrokken infrastructuur na voltooiing van het werk zijn functie te laten vervullen;
de BTW voor zover deze niet kan worden teruggevorderd;
De kosten voor studies voor het betrokken project, voorlichting, voorbereiding, administratie en toezicht in de vorm van een forfaitair percentage van zestien procent van de projectkosten bedoeld in de onderdelen d, e en f.
2. Voor alle in aanmerking te nemen kostenposten genoemd in het eerste lid geldt dat deze getoetst worden aan de eisen van sober- en doelmatigheid. Het dagelijks bestuur kan besluiten om standaardbedragen als uitgangspunt te nemen.
3. De subsidieverlening geschiedt met inachtneming van het in artikel 6 genoemde plafond.
In verband met mogelijke baten bij de opdrachtgever of bij derden als gevolg van vervanging van bestaande infrastructuur en overige voorzieningen worden bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie ten behoeve van een projecte de volgende correcties toegepast op de in aanmerking te nemen kosten:
Indien de kosten van het verleggen of vervangen van kabels en leidingen niet meer bedragen dan 10 % van de in aanmerking te nemen kosten onderdelen d, e en f, worden deze slechts voor 50 % meegeteld;
Indien de kosten van het verleggen of vervangen van kabels en leidingen meer bedragen dan 10 % van de 'n aanmerking te nemen projectkosten onderdelen d, e en f zal de hoogte van de in aanmerking te nemen kosten worden bepaald aan de hand van de economische levensduur van de verlegde of vervangen kabels en leidingen.
Ingeval van vervanging van een verkeersregelinstallatie zal de hoogte van de in aanmerking te nemen kosten worden bepaald aan de hand van de economische levensduur van de te vervangen installatie.
indien de kosten voor vervanging c.q. aanpassing van het wegdek een aanzienlijk deel van de projectkosten uitmaken, zullen de kosten geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht.
1. Het dagelijks bestuur kan aan de subsidie-ontvanger één of meer voorschotten verlenen, voorzover dit bij de subsidieverlening is bepaald.
2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt het bedrag van de voorschotten vermeld, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
3. Indien subsidie wordt verleend voor meer dan één kalenderjaar, dan wordt bij de subsidieverlening het bedrag aangegeven dat per kalenderjaar aan voorschotten kan worden verleend.
4. Indien een project of maatregel slechts gedeeltelijk uit het regiofonds wordt betaald, is het bedrag dat aan voorschotten wordt verleend niet hoger dan het aandeel van het regiofonds in de financiering van het project of de maatregel.
5. Indien er sprake is van een aanvullende subsidie, als bedoeld in artikel 4 tweede lid, dan vindt de bevoorschotting van de subsidie op basis van deze verordening volgtijdig op de anderszins verleende subsidies plaats.
Zolang de subsidie niet is vastgesteld overeenkomstig de artikelen 17 en 18 kan het dagelijks bestuur de subsidieverlening intrekken of wijzigen, indien:
de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen;
de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid.
1. Binnen een termijn van zes maanden na ingebruikname van het project of na het treffen van de maatregel dient de subsidie-ontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling bij het dagelijks bestuur in.
2. De aanvraag tot subsidievaststelling dient de volgende gegevens te bevatten;
een eindrapportage, voorzien van een accountantsverklaring omtrent de kosten en baten van het project of maatregel;
de einddeclaratie.
3. De accountantsverklaring bedoeld in artikel 17, derde lid, dient te worden opgesteld overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vastgesteld model.
1. Op de aanvraag tot subsidievaststelling beslist het dagelijks bestuur binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
2. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag het dagelijks bestuur niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan beslissen, dan kan het deze termijn éénmaal met ten hoogste drie maanden verlengen. Het dagelijks bestuur doet hiervan binnen de eerste termijn mededeling aan de aanvrager.
3. Indien de aanvraag niet binnen de gestelde termijn is ontvangen, dan kan het dagelijks bestuur de subsidie ambtshalve vaststellen.
1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling door het dagelijks bestuur betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.
2. Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van het besluit.
Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de regioraad van de Stadsregio Rotterdam, d.d. 20 juni 2001.
de secretaris, de voorzitter,
mr M. C. Jansen. mr I. W. Opstelten.
ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE VERORDENING OP HET REGIONAAL FONDS BEREIKBAARHEIDSOFFENSIEF STADSREGIO ROTTERDAM 2001
1. Inleiding
Op 12 oktober 2000 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat namens de Staat der Nederlanden met betrekking tot het Bereikbaarheidsoffensief Randstad met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en de stadsregio Rotterdam de bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam gesloten. Deze overeenkomst bevat een samenhangend pakket aan maatregelen. Ook zijn er afspraken in opgenomen over bijdragen van het Rijk aan een in te stellen regionaal fonds.
Eveneens op 12 oktober 2000 hebben de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en de Stadsregio Rotterdam een convenant gesloten inzake de nadere uitwerking van dat regiofonds. Daarin is overeengekomen dat de Stadsregio het fonds beheert en dat er nadere regels worden opgesteld over beheer en programmering van het fonds. De inhoudelijke uitwerking daarvan wat betreft de voeding, de besteding, het financieel beheer en de procedurele aspecten is neergelegd in de Beleidsnota Fonds Bereikbaarheidsoffensief Rotterdam, die gelijktijdig met deze verordening door de regioraad wordt vastgesteld.
Op grond van artikel 4.23 van de Algemene wet bestuursrecht moet in een verordening geregeld worden voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt en op welke voorwaarden.
2. Regiofonds
Het doel van het regiofonds is het (mede) bekostigen van infrastructurele maatregelen en vervoersdiensten, indien daarmee de bereikbaarheid in de stadsregio Rotterdam en directe omgeving wordt verbeterd.
De Minister van Verkeer en Waterstaat kan ten gunste van het regiofonds bijdragen verlenen.
Deze rijksbijdragen zijn tweeledig. In artikel 30 van het ontwerp van Wet bereikbaarheid en mobiliteit, dat thans bij de Tweede Kamer in behandeling is, wordt dit bepaald.
De Ministerverdubbelt de inleg van de convenantspartijen met maximaal 250 miljoen gulden. Daarnaast stort de Minister een bedrag gelijk aan de opbrengsten van het spitstarief en de opbrengsten van de pilots met betaalstroken.
De jaarlijkse rente over het liquiditeitenoverschot komt ook ten goede aan de middelen van het regiofonds.
3. Subsidieverordening.
De rijksbijdrage, die de stadsregio ontvangt, wordt door de minister als een subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht toegekend.
In de meeste gevallen zal de bijdrage vanuit het regiofonds aanvullend zijn op een rijkssubsidie op grond van de Wet en Besluit infrastructuurfonds of op een subsidie uit de Gebundelde Doeluitkering (GDU).
Ook de bijdragen uit het regiofonds zijn subsidies.
Dit betekent dat de bepalingen van Titel 4.2 Subsidies van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn.
Een besluit betreffende een aanvraag om subsidie valt onder de werking van de Awb. Op een subsidieverhouding zijn daardoor ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing. Voorts gelden de bepalingen van de Awb voor het indienen van aanvragen en het beslissen op aanvragen. Op besluiten betreffende subsidie is de rechtsbescherming krachtens de Awb van toepassing. De subsidieaanvrager of een andere belanghebbende heeft de mogelijkheid van bezwaar of beroep tegen een besluit, waar hij het niet mee eens is.
In artikel 4:21, lid 1 van de Awb worden in de begripsomschrijving van subsidie vier elementen onderscheiden, waaraan een subsidie voor de toepasselijkheid van Titel 4.2 Subsidies van de Awb moet voldoen. Deze elementen van subsidie zijn een aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager en anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. De verstrekking van gelden uit het regiofonds door het dagelijks bestuur van de stadsregio voor infrastructurele maatregelen, vervoersdiensten en maatregelen van de aanvragers valt onder de vorengenoemde elementen van het begrip subsidie.
4. Subsidieaanvraag
Bij een subsidie op grond van het regiofonds worden twee mogelijkheden onderscheiden.
In de eerste plaats kan het gaan om een subsidie, die aanvullend wordt verleend op een andere subsidie. Voorbeelden hiervan zijn subsidies op grond van de Wet en het Besluit infrastructuurfonds of op grond van de Subsidieverordening infrastructuur.
De tweede mogelijkheid betreft subsidie, die uitsluitend of in eerste instantie uitsluitend op basis van het regiofonds wordt aangevraagd.
Dit onderscheid is van belang voor de wijze waarop een aanvraag tot subsidieverlening moet worden gedaan.
Een aanvraag tot aanvullende subsidie kan op zeer eenvoudige wijze worden ingediend. Er kan volstaan worden met het overleggen van een afschrift van de subsidiebeschikking van het rijk of de stadsregio, de planning van het project, het totaal van de geraamde kosten van het project en het daarbij behorende uitgavenpatroon.(zie hiervoor artikel 7, eerste lid).
Indien de subsidie uitsluitend of overwegend op grond van de onderhavige verordening moet worden verleend, dan dient de aanvraag tot subsidieverlening van meer gegevens en bescheiden te worden voorzien. In de verordening is dit in artikel 7, tweede lid, geregeld. Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de gebruikelijke voorwaarden.
Met betrekking tot het niet in behandeling nemen van een niet volledige aanvraag, nadat de gelegenheid tot aanvulling is geboden, wordt verwezen naar de toepasselijkheid van in het bijzonder artikel 4:5 van afdeling 4.1.1 "De aanvraag" van de Awb.
5. Subsidieplafond
In de verordening wordt aangegeven dat jaarlijks door de regioraad in de begroting wordt aangegeven welk bedrag maximaal beschikbaar is voor het totaal van de te verstrekken subsidies, alsmede voor de onderscheiden projecten, vervoersdiensten en maatregelen. Ingevolge artikel 4:24, tweede lid van de Awb moet een subsidie worden geweigerd, voor zover door de verstrekking ervan het subsidieplafond zou worden overschreden. Het subsidieplafond moet voor de aanvang van het tijdvak, waarvoor het is vastgesteld, worden bekend gemaakt.
6. Bepalingen betreffende subsidieverlening en subsidievaststelling
Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds de fase van subsidieverlening (artikelen 5, 7 tot en met 15) en anderzijds de fase van vaststelling van de subsidie (artikelen 16 tot en met 18).
Op de subsidieverlening zijn de bepalingen van afdeling 4.2.3 van de Awb van toepassing.
Regels met betrekking tot de verplichtingen die het dagelijks bestuur aan de subsidie-ontvanger kan opleggen, zijn te vinden in afdeling 4.2.4 van de Awb.
De vaststelling van de subsidie wordt geregeld in afdeling 4.2.5 van de Awb.
De beschikking tot vaststelling van subsidie stelt het definitieve subsidiebedrag vast. Deze beschikking geeft aanspraak op betaling.