Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ubbergen

Wegsleepverordening 2007 Gemeente Ubbergen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ubbergen
Officiële naam regelingWegsleepverordening 2007 Gemeente Ubbergen
CiteertitelWegsleepverordening 2007 Gemeente Ubbergen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2007Onbekend

24-05-2007

De Rozet

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Wegsleepverordening 2007

De raad van de Gemeente Ubbergen;

 

overwegende, dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 1 mei 2007;

 

gelet op:

-      artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet;

-      artikel 173, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

-      Besluit wegslepen van voertuigen;

 

 

besluit:

 

 vast te stellen de: Wegsleepverordening gemeente Ubbergen 2007

Wegsleepverordening gemeente Ubbergen 2007

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • b.

    College: het College van Burgemeester en Wethouders van Ubbergen;

  • c.

    Motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c, van de wet;

  • d.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • e.

    Verordening: de Wegsleepverordening;

  • f.

    Voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder a1, RVV 1990;

  • g.

    Wegslepen: het verwijderen, overbrengen en in bewaring stellen (van een op de weg staand voertuig);

  • h.

    Wet: de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2. Wegsleepbevoegdheid
  • 1. Met inachtneming van hetgeen daarover in de wet, het besluit en deze verordening is bepaald, is het college bevoegd op de weg staande voertuigen weg te slepen.

  • 2. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, indien met een op een weg staand voertuig een bij of krachtens de wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met:

    • a.

      het belang van de veiligheid op de weg,

    • b.

      het belang van de vrijheid van het verkeer of

    • c.

      het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

Artikel 3. Aanwijzing van vrij te houden van weggedeelten en wegen

Artikel 3. Aanwijzing van vrij te houden van weggedeelten en wegen

Als weggedeelten en wegen zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c van deze

verordening worden alle weggedeelten en wegen binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot één van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van weggedeelten en wegen.

Wegslepen kan dientengevolge:

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voor zover:

    • ·

      het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

    • ·

      het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

    • ·

      het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

    • ·

      tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

    • ·

      tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte

    • ·

      gehandicaptenparkeerkaart;

    • ·

      die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat

    • ·

      voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voor zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage.

    Artikel 4. Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

    • 1.

      Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen:

      Het terrein van J.H. Schamp Autotakel- en bergingsbedrijf gevestigd aan Schoolpad 3 in Ooij.

    • 2.

      De bewaarplaats is 24 uur per dag geopend.

    Artikel 5. Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

    • 1.

      De eigenaar/houder van het weggesleepte voertuig is de kosten verbonden aan het wegslepen en het bewaren van het voertuig verschuldigd.

    • 2.

      a. De kosten voor het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats en het bewaren gedurende de eerste drie etmalen of een gedeelte daarvan bedragen € 85,--.

    • b.

      De kosten voor het bewaren van het voertuig na afloop van de derde dag bedragen € 6,-- voor elk volgend etmaal of een gedeelte daarvan.

    Artikel 6. Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat.

    Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, artikel 164, zevende lid, of artikel 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 4 en 5 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 7. Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt op 1 juni 2007 in werking. Per gelijke datum wordt Wegsleepregeling 1993 ingetrokken.

    Artikel 8. Citeertitel

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Wegsleepverordening gemeente Ubbergen 2007.

Bijlage 1 bij Wegsleepverordening 2007, verkeersborden

Bord Omschrijving E1

Parkeerverbod Wegsleepverordening gemeente

Ubbergen, artikel 3, onder a

Bord Omschrijving E2

Verbod stil te staan Wegsleepverordening gemeente

Nijmegen, artikel 3, onder b

Bord Omschrijving E4

Parkeergelegenheid Wegsleepverordening gemeente

Nijmegen, artikel 3, onder c

Bord Omschrijving E5

Taxistandplaats Wegsleepverordening gemeente

Nijmegen, artikel 3, onder d

Bord Omschrijving E6

Gehandicaptenparkeerplaats Wegsleepverordening gemeente

Nijmegen, artikel 3, onder e

Bord Omschrijving E7

Gelegenheid bestemd voor het Wegsleepverordening gemeente

onmiddellijk laden en lossen van Ubbergen artikel 3, onder f

goederen

Bord Omschrijving E8

Parkeergelegenheid alleen Wegsleepverordening gemeente

bestemd voor de Ubbergen artikel 3, onder g

voertuigcategorie of groep

voertuigen die op het bord is

aangegeven

Bord Omschrijving E9

Parkeergelegenheid alleen Wegsleepverordening gemeente

bestemd voor vergunninghouders Ubbergen artikel 3, onder h

Bord Omschrijving G7

Voetpad Wegsleepverordening gemeente

Nijmegen artikel 3, onder i

Bord Omschrijving C1

Gesloten in beide richtingen voor Wegsleepverordening gemeente

Bestuurders Ubbergen artikel 3, onder i

Bron: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV1990)

Bijlage 2 bij Wegsleepverordening 2007, Wetsartikelen

Art. 130, vierde lid, Wvw 1994

In geval van toepassing van het tweede lid kan het motorrijtuig, voor zover geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet aanstonds voldoet aan de vordering, onder toezicht of, voor zover degene die de vordering heeft gedaan, zulks nodig oordeelt, in bewaring worden gesteld. In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde en vijfde lid, 171, 172 en 173, eerste lid, van deze wet en de artikelen 5:25, eerste lid, 5:26, 5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Teruggave van het motorrijtuig vindt slechts plaats, indien aan de vordering is voldaan.

Art. 164, zevende lid, Wvw 1994

In geval van toepassing van het eerste lid kan het motorrijtuig, voor zover geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet aanstonds voldoet aan de vordering, onder toezicht of, voor zover degene die het proces-verbaal opmaakt zulks nodig oordeelt, in bewaring worden gesteld. In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde en vijfde lid, 171, 172 en 173, eerste lid, van deze wet en de artikelen 5:25, eerste lid, 5:26, 5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Teruggave van het motorrijtuig vindt slechts plaats indien aan de vordering is voldaan of indien de officier van justitie zich niet langer tegen de teruggave verzet.

Art. 170, eerste lid, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde en vijfde lid, Wvw 1994

  • 1.

    Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met:

  • a.

    het belang van de veiligheid op de weg, of

  • b.

    het belang van de vrijheid van het verkeer, of

  • c.

    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten of wegen.

  • 2.

    Bij de toepassing van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats van de overtreder. Bij de toepassing van artikel 5:29, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het afschrift van het proces-verbaal verstrekt aan de rechthebbende die het voertuig afhaalt

  • 4.

    Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat in een daartoe aangelegd register aantekening wordt gehouden van de gevallen waarin de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend.

  • 5.

    Bij toepassing van het eerste lid wordt onder rechthebbende verstaan: degene die ofwel eigenaar is van het voertuig ofwel anders dan als bezitter het voertuig ten tijde van de overtreding ten gebruike onder zich had. Hierbij geldt artikel 1, tweede lid, niet.

Art. 171 Wvw 1994

  • 1.

    Een beschikking tot toepassing van bestuursdwang overeenkomstig artikel 170, eerste lid, wordt bekendgemaakt:

  • a.

    aan de rechthebbende die het voertuig afhaalt, of

  • b.

    indien het voertuig binnen achtenveertig uur na de inbewaringstelling niet is afgehaald, zo mogelijk binnen een week:

    1º aan degene aan wie het kenteken is opgegeven, indien het voertuig een kenteken voert;

    2º aan degene die aangifte heeft gedaan, indien blijkt dat ter zake van het voertuig aangifte van vermissing is gedaan, of

    3º in nader bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen op de daarbij aangegeven wijze.

  • 2.

    Bij de bekendmaking krachtens het eerste lid, onderdeel b, wordt gewezen op het verschuldigd zijn van kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang.

Art. 172 Wvw 1994

  • 1.

    Tot de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 170, eerste lid, worden gerekend:

  • a.

    de kosten die verband houden met de overbrenging en bewaring;

  • b.

    de kosten die verband houden met de bekendmaking van de beschikking tot overbrenging en inbewaringstelling, en

  • c.

    de kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging.

  • 2.

    Verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging vindt niet plaats binnen twee weken na de bekendmaking van de beschikking tot toepassing van bestuursdwang krachtens artikel 171, eerste lid, onderdeel b. De opbrengst van verkoop of de geschatte sloopwaarde bij vernietiging wordt in mindering gebracht op de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders betalen het bedrag van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang terug, indien:

  • a.

    niet tot overbrenging en inbewaringstelling had mogen worden overgegaan;

  • b.

    de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet verschuldigd zijn, of

  • c.

    aannemelijk is dat het voertuig tegen de wil van de rechthebbende is gebruikt en hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    In een geval als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, zijn de kosten verschuldigd door degene die de overtreding heeft begaan. Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

  • 5.

    Indien de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, die door de rechthebbende zijn betaald, te hoog zijn berekend, betalen burgemeester en wethouders het te veel betaalde terug.

  • 6.

    Indien de in het derde lid, onderdeel b, bedoelde omstandigheden van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet volledig verschuldigd zijn, betalen burgemeester en wethouders het niet verschuldigde bedrag terug.

  • 7.

    Bij toepassing van het derde lid, onderdeel a, betalen burgemeester en wethouders tevens een redelijke schadeloosstelling aan de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald. Indien het voertuig ten tijde van de overtreding in gebruik was bij een ander dan de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald, treedt die ander voor de toepassing van dit lid in de plaats van de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald.

  • 8.

    Indien aantoonbaar is dat tijdens de overbrenging en bewaring schade aan het voertuig is toegebracht, is de gemeente gehouden deze schade te vergoeden.

Art. 173 Wvw 1994

  • 1.

    Bij algemene maatregel van bestuur worden:

  • a.

    de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;

  • b.

    nadere regels vastgesteld over de registratie van gegevens in geval van toepassing van artikel 170, eerste lid;

  • c.

    nadere regels gesteld over de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en

  • d.

    de overige regels vastgesteld die voor de uitvoering van de artikelen 170 t/m 172 nodig worden geacht.

  • 2.

    Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 t/m 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval:

  • a.

    de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en

  • b.

    de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en voorts

  • c.

    de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.

Art. 174, eerste lid, Wvw 1994

Indien ter zake van een overtreding van artikel 40, eerste lid, proces-verbaal wordt opgemaakt door een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel een op dat voorschrift betrekking hebbende gedraging, omschreven in de in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften bedoelde bijlage door hem wordt geconstateerd, begaan met een op de weg staand motorrijtuig, terwijl niet terstond blijkt wie de eigenaar of houder van dat motorrijtuig is, is de burgemeester bevoegd op verzoek van die ambtenaar dat motorrijtuig naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen.

5:25 Awb

  • 1.

    De overtreder is de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

  • 2.

    De beschikking vermeldt dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder plaatsvindt.

  • 3.

    Indien echter de kosten geheel of gedeeltelijk niet ten laste van de overtreder zullen worden gebracht wordt zulks in de beschikking vermeld.

  • 4.

    Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden begrepen de kosten verbonden aan de voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze kosten zijn gemaakt na het tijdstip waarop de termijn, bedoeld in artikel 5:24, vierde lid, is verstreken.

  • 5.

    De kosten zijn ook verschuldigd indien de bestuursdwang door opheffing van de onwettige situatie niet of niet volledig is uitgevoerd.

  • 6.

    Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden tevens begrepen de kosten voortvloeiende uit de vergoeding van schade ingevolge artikel 5:27, zesde lid.

5:26 Awb

  • 1.

    Het bestuursorgaan dat bestuursdwang heeft toegepast, kan van de overtreder bij dwangbevel de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen.

  • 2.

    Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 3.

    Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.

  • 4.

    Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de rechtspersoon kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

5:29, tweede en derde lid, Awb

1 Indien zaken zijn meegevoerd en opgeslagen, doet het bestuursorgaan dat bestuursdwang heeft toegepast daarvan proces-verbaal opmaken, waarvan afschrift wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.

2.Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.

5:30, eerste, tweede en vierde lid, Awb

  • 1.

    Het bestuursorgaan dat bestuursdwang heeft toegepast, is bevoegd, indien een ingevolge artikel 5:29, eerste lid, meegevoerde en opgeslagen zaak niet binnen dertien weken na de meevoering kan worden teruggegeven, deze te verkopen of, indien verkoop naar zijn oordeel niet mogelijk is, de zaak om niet aan een derde in eigendom over te dragen of te laten vernietigen.

  • 2.

    Gelijke bevoegdheid heeft het bestuursorgaan ook binnen die termijn, zodra de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van de zaak onevenredig hoog worden.

  • 3.

    Gedurende drie jaren na het tijdstip van verkoop heeft degene die op dat tijdstip eigenaar was, recht op de opbrengst van de zaak onder aftrek van de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten en de kosten van de verkoop. Na het verstrijken van die termijn vervalt het eventuele batige saldo aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.

Toelichting op de wegsleepverordening gemeente Ubbergen 2007

Hierna zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Er zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.

Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

a.een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

  • b.

    een voertuig is tot stilstand gebracht:

  • 1.

    op een kruispunt, rotonde of een overweg;

  • 2.

    op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

  • 3.

    op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

  • 4.

    in een tunnel;

  • 5.

    bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

  • 6.

    op de rijbaan langs een busstrook;

  • 7.

    op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

  • 8.

    langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;

  • 9.

    op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of – behoudens in noodgevallen – op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg.

(Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Parkeren

  • c.

    een voertuig is geparkeerd:

  • 1.

    bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

  • 2.

    voor een inrit of een uitrit;

  • 3.

    buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • 4.

    langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

  • 5.

    op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

  • 6.

    binnen een erf, waarbij – voorzover het een motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

  • 7.

    op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

  • 8.

    zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

(Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Bevel of aanwijzing

d.een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon;

(Zie artikel 82 RVV 1990.)

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

e.een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.

(Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Hierna zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In de praktijk zijn er veel locaties denkbaar waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk wordt geacht zonder dat er direct sprake is van verkeersonveiligheid of belemmering van de doorstroming van het verkeer. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn onder a tot en met i nader aangeduid.

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voorzover:

  • -

    het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • -

    het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

  • -

    het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

  • -

    tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

  • -

    tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren).

Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt.