Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ubbergen

Subsidieverordening groenblauwe diensten 2010 Gemeente Ubbergen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ubbergen
Officiële naam regelingSubsidieverordening groenblauwe diensten 2010 Gemeente Ubbergen
CiteertitelSubsidieverordening groenblauwe diensten 2010 Gemeente Ubbergen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 149 Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-10-2010Onbekend

07-10-2010

De Rozet

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening groenblauwe diensten 2010

De raad van de gemeente Ubbergen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 september 2010;

 

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening;

 

 SUBSIDIEVERORDENING GROENBLAUWE DIENSTEN GEMEENTE UBBERGEN 2010

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

SUBSIDIEVERORDENING GROENBLAUWE DIENSTEN GEMEENTE UBBERGEN 2010

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze subsidieverordening wordt verstaan onder:

  • a)

    Dienstverlener: natuurlijk persoon of rechtspersoon die krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht voor de looptijd van de gevraagde dienst beschikt over het recht tot gebruik en onderhoud van een of meerdere percelen grond, met uitzondering van een publiekrechtelijk lichaam of een instelling als bedoeld in artikel 3 (eerste lid en tweede lid) van de Regeling Subsidies Particuliere Terreinbeherende Natuurbeschermingsorganisaties zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde en subsidie aanvraagt voor het aanleggen en onderhouden van landschapselementen.

  • b)

    Eigenaar: natuurlijk persoon, privaatrechtelijk rechtspersoon, die volgens het kadastrale register in het bezit is van een of meerdere percelen grond.

  • c)

    Subsidieontvanger: eindbegunstigde van de vergoeding.

  • d)

    Uitvoeringsorganisatie: partij als bedoeld in artikel 6.

  • e)

    Dienst: het aanleggen en/of onderhouden van een landschapselement, al dan niet gecombineerd met de recreatieve ontsluiting daarvan, dat via een overeenkomst langlopende vergoedingstermijn duurzaam in stand wordt gehouden en waarvoor de dienstverlener een vergoeding ontvangt.

  • f)

    Catalogus Groen-Blauwe Diensten: de door de Europese Commissie goedgekeurde Nederlandse Catalogus Groen-Blauwe Diensten 2007, zoals deze luidt op het tijdstip van verlenen van een subsidie op grond van deze verordening.

  • g)

    Landschapselement: in het landschap voorkomend ruimtelijk eenheid, die voldoet aan de eisen zoals opgenomen in het gemeentelijk uitvoeringsprogramma.

  • h)

    Gemeentelijk uitvoeringsprogramma: het door de gemeenteraad vastgestelde programma, waarin een overzicht is opgenomen van de diensten die zijn opengesteld voor deze verordening.

  • i)

    Erf: een al of niet omheind stuk grond met gebouwen en onbebouwde ruimte, die samen een functionele eenheid vormen. De onbebouwde ruimten tussen en rondom de gebouwen bestaan uit de tuin en de al dan niet agrarische gebruiksruimte.

  • j)

    Tuin: grond begroeid met sierbeplanting, inclusief de op deze grond aanwezige afscheidingen (haag, hek, muur of anderszins) die de afbakening vormen tussen deze grond en de omliggende grond.

  • k)

    Overeenkomst langlopende vergoedingstermijn: de door het college vastgestelde overeenkomst, waarin de dienstverlener en de gemeente Ubbergen zich voor een langlopende vergoedingstermijn verbinden tot het onderhoud van een landschapselement en het verstrekken van een vergoeding daarvoor.

  • l)

    Langlopende vergoedingstermijn: aaneengesloten periode van 30 jaar. In uitzonderlijke gevallen kan deze periode 12, 18 of 24 jaar bedragen.

  • m)

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ubbergen.

  • n)

    Gemeenteraad: gemeenteraad van de gemeente Ubbergen.

Artikel 2. Doel

Het doel van deze verordening is het aanleggen en duurzaam in stand houden van een samenhangend netwerk van landschapselementen in het gebied waarvoor deze verordening is opengesteld. Het streven is gericht op 5% groenblauwe dooradering van dit gebied in de vorm van lijnvormige in dit gebied passende landschapselementen. Tenminste een kwart van de lengte van de landschapselementen wordt ook recreatief ontsloten. Ten behoeve van de duurzame instandhouding wordt uitgegaan van overeenkomsten voor 30 jaar. In uitzonderlijke gevallen kunnen overeenkomsten voor 12, 18 of 24 jaar worden gesloten.

Om hieraan invulling te geven hebben dienstverleners de mogelijkheid om op basis van diensten, zoals bedoeld in artikel 1, lid e, subsidie te krijgen voor de volgende maatregelen:

  • I.

    Aanleg van een landschapselement en/of;

  • II.

    Onderhoud van een landschapselement.

HOOFDSTUK 2. RANDVOORWAARDELIJK KADER

Artikel 3

Deze subsidieverordening is binnen het grondgebied van de gemeente Ubbergen van toepassing op de gebieden waarvoor een gemeentelijk uitvoeringsprogramma is vastgesteld en waarvoor het budget is vastgelegd. Wanneer dat gewenst is voor het tot stand brengen van een samenhangend netwerk van landschapselementen in het betreffende gebied binnen het grondgebied van de gemeente Ubbergen, kan op grond van deze verordening ook subsidie worden verstrekt binnen het direct aansluitende grondgebied van een andere gemeente, mits het gemeentelijk uitvoeringsprogramma daarin voorziet en het budget daarvoor ook bedoeld is.

Artikel 4

Subsidie wordt geweigerd indien op het gedeelte van het perceel waarvoor subsidie wordt aangevraagd een subsidie is verleend op grond van de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (PSAN), de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) of het Subsidiestelsel Natuur & Landschap (SNL). Landschapselementen die deel uitmaken van een landschapsplan waarvoor op grond van deze subsidieverordening subsidie wordt toegekend, en voor welke elementen een subsidie is verleend op grond van PSAN, PSN of SNL, worden voor de resterende looptijd van die subsidie geacht deel uit te maken van de overeenkomst langlopende vergoedingstermijn die voor het betreffende landschapsplan wordt gesloten.

Artikel 5

Subsidie voor aanleg en/of onderhoud van een landschapselement wordt geweigerd indien en voor zover de aanleg en/of het onderhoud voortvloeit uit een wettelijke plicht of een publiekprivate overeenkomst.

Artikel 6

Ten behoeve van de uitvoering van onderhavige subsidieverordening zorgt de gemeente ervoor dat een uitvoeringsorganisatie beschikbaar is, die als intermediair optreedt tussen dienstverleners en de gemeente.

Artikel 7
  • a. Op grond van deze verordening kan uitsluitend subsidie worden verleend indien het college een subsidieplafond voor het betreffende aanvraagjaar heeft vastgesteld en bekend gemaakt.

  • b. Het college kan verschillende subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende maatregelen zoals beschreven in artikel 2.

Artikel 8

Geen subsidie kan worden verleend voor diensten die betrekking hebben op een landschapselement dat is gelegen op een erf of in een tuin.

Artikel 9

De subsidie kan worden geweigerd indien:

  • a.

    de dienst niet past in het gemeentelijk uitvoeringsprogramma;

  • b.

    de dienst niet past in het vigerende overheidsbeleid;

  • c.

    uit andere hoofde reeds een zodanige subsidie is ontvangen dat daarmee de dienst gerealiseerd kan worden;

  • d.

    de subsidieaanvraag minder dan € 50,00 per jaar bedraagt;

  • e.

    voor de dienstverlener sprake is van uit wet- en regelgeving voortkomende verplichtingen;

  • f.

    het een landschapselement betreft dat gelegen is op grond die in eigendom is van een instelling als bedoeld in artikel 3 (eerste lid en tweede lid) van de Regeling Subsidies Particuliere Terreinbeherende Natuurbeschermingsorganisaties zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde;

  • g.

    indien er andere, zwaarwegende redenen zijn.

HOOFDSTUK 3. AANVRAGEN VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10

De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij de uitvoeringsorganisatie met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Daarin moet in ieder geval worden aangegeven:

  • a.

    of er sprake is van een vergoeding voor de aanleg van een landschapselement;

  • b.

    of er sprake is van een vergoeding voor onderhoud van een landschapselement;

  • c.

    of al uit andere hoofde subsidie wordt ontvangen voor de betrokken activiteiten.

Artikel 11

Een dienstverlener die niet tevens eigenaar is van de grond dient in het geval van aanleg van een landschapselement de subsidieaanvraag mede te laten ondertekenen door de eigenaar, waarmee laatstgenoemde verklaart geen bezwaar te hebben tegen de aanleg van het landschapselement en akkoord te zijn met alle rechten en plichten voortvloeiende uit de aanvraag.

Artikel 12

Indien een landschapselement voldoet aan het gemeentelijk uitvoeringsprogramma, maar het gebruiksrecht bij twee of meer dienstverleners berust, dan is er sprake van meerdere dienstverleners. Deze dienstverleners kunnen ieder individueel in aanmerking komen voor subsidie voor de toepassing van een dienst op het landschapselement. De dienstverleners dienen gezamenlijk de aanvraag in, vergezeld van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken betreffende het onderhoud van het landschapselement. De vastgestelde bijdrage voor aanleg en onderhoud van het desbetreffende landschapselement wordt in dat geval over de dienstverleners opgedeeld.

Artikel 13

De omvang van de subsidies wordt bepaald door de normen die in de Catalogus Groen-Blauwe Diensten voor de betreffende diensten zijn opgenomen.

HOOFDSTUK 4. SUBSIDIE VOOR AANLEG

Artikel 14

Ten behoeve van de aanleg van een landschapselement, zijnde een dienst als bedoeld in artikel 2, kan een subsidie worden verstrekt, indien:

  • a.

    de aanvraag in overeenstemming is met het gemeentelijke uitvoeringsprogramma;

  • b.

    tevens een aanvraag voor onderhoud van het landschapselement is ingediend of het onderhoud voor een termijn van 30 jaar op een andere wijze gegarandeerd is.

Artikel 15

De aanleg van een landschapselement als bedoeld in artikel 14 dient te zijn uitgewerkt in een landschapsplan, waarin in ieder geval zijn opgenomen:

  • a.

    de bijdrage van het plan aan een samenhangend netwerk van landschapselementen en recreatieve ontsluitingen in de omgeving, zoals beschreven in het gemeentelijk uitvoeringsprogramma;

  • b.

    de uit te voeren werkzaamheden;

  • c.

    de dienst waarvoor de aanleg plaatsvindt;

  • d.

    de motivering voor het treffen van die werkzaamheden;

  • e.

    de oppervlakte waarop, het aantal, of de lengte en breedte waarover die werkzaamheden zullen worden uitgevoerd (ha/m¹/m²/stuks);

  • f.

    het gebruikte assortiment beplanting en/of de samenstelling van het zaai- en/of plantgoed;

  • g.

    de periode waarin de aanleg zal plaatsvinden en een daarbij behorende planning;

  • h.

    een begroting voor inrichtingskosten zoals bepaald in artikel 20;

  • i.

    een topografische kaart, van ten hoogste 1:5.000, met daarop aangegeven de locaties waar de landschapelementen worden gerealiseerd.

Artikel 16

Tot de subsidiabele kosten behoren kosten verband houdende met:

  • a.

    planvorming, zoals het opstellen van een (collectief) landschapsplan en benodigd onderzoek, voor zover de kosten voor planvorming niet meer bedragen dan € 1.000,- of 10% van de subsidiabele aanlegkosten;

  • b.

    arbeidskosten;

  • c.

    maatregelen gericht op wijziging van de waterhuishouding;

  • d.

    grondverzet;

  • e.

    materiaalkosten en aanplant;

  • f.

    inboet en onderhoud tot twee jaar na de start van de aanleg;

  • g.

    plaatsen/ verwijderen van raster/ boompalen;

  • h.

    plaatsing van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van recreatieve doeleinden;

  • i.

    vergunningen en financiële verantwoording;

  • j.

    overige werkzaamheden voor zover noodzakelijk in verband met de aanleg van het landschapselement en

  • k.

    de BTW, voor zover verrekening niet mogelijk is.

Artikel 17

Kosten die verband houden met de volgende activiteiten komen in ieder geval niet voor een subsidie in aanmerking:

  • a.

    de bouw van opstallen;

  • b.

    de aanschaf van machines;

  • c.

    de verwijdering van bodemverontreiniging of afval.

    Artikel 18

    Een subsidie wordt verstrekt voor de aanlegperiode als bedoeld in artikel 15, sub 9. De aanlegperiode bedraagt maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van het besluit. Het college kan, bij aangetoonde overmacht door de dienstverlener, besluiten hiervan af te wijken en een andere periode vaststellen.

Artikel 19

Een subsidie voor de aanleg van een landschapselement wordt verstrekt aan de individuele dienstverlener, die in geval van diensten met een collectief karakter er zorg voor dient te dragen dat de aanvraag aansluit bij een (bestaande) integrale visie op aanleg en onderhoud ten behoeve van recreatieve ontsluiting van het totale gebied.

Artikel 20

Een subsidie voor de aanleg van een landschapselement wordt verstrekt aan de dienstverlener op basis van de ingediende begroting voor inrichtingskosten.

Artikel 21

Indien subsidie wordt verleend ten behoeve van de aanleg van een landschapselement, dan vermeldt de subsidieverleningsbeschikking in ieder geval:

  • a.

    het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

  • b.

    de datum waarop de periode, bedoeld in artikel 18, aanvangt en afloopt;

  • c.

    het totaal aantal ha, m¹, m² of stuks per landschapselement waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, en

  • d.

    de geldende voorschriften.

Artikel 22
  • a. Binnen 8 weken na afloop van de vastgestelde periode overeenkomstig artikel 21, sub b, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij de uitvoeringsorganisatie, gebruikmakend van een daartoe bestemd aanvraagformulier.

  • b. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een verklaring dat het landschapselement overeenkomstig de subsidieverleningsbeschikking is aangelegd.

Artikel 23

Indien subsidie wordt verleend op grond van artikel 14, is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de aanleg overeenkomstig het inrichtingsplan als bepaald bij de subsidieverlening uit te voeren en overeenkomstig de planning, bedoeld in artikel 15, sub f;

  • b.

    uiterlijk 8 weken na gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en onderhoud van het betrokken landschapselement, schriftelijk daarvan melding te doen bij de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 24

Wanneer een subsidiebesluit met betrekking tot de aanleg van een landschapselement is genomen, wordt op aanvraag van de dienstverlener een voorschot op de subsidiebijdrage verstrekt van 80% van het beschikte bedrag voor inrichtingskosten, met een minimum van € 1.000,--.

Artikel 25
  • a. Het voorschot als bedoeld in artikel 24 wordt uiterlijk binnen vier weken na het onherroepelijk worden van het besluit betaald.

  • b. Bij een vaststelling als bedoeld in artikel 22, lid a, wordt het vaststellingsverzoek beoordeeld en het resterende bedrag, binnen acht weken, uitgekeerd.

Artikel 26

Indien niet is voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 23, sub a, kan het college besluiten tot het beëindigen, verlagen of intrekken en terugvorderen van de subsidie.

HOOFDSTUK 5. SUBSIDIE VOOR ONDERHOUD

Artikel 27

Ten behoeve van de uitvoering van maatregelen, als bedoeld in artikel 2 kan een subsidie worden verstrekt voor onderhoud van een landschapselement, indien de aanvraag voldoet aan het gemeentelijk uitvoeringsprogramma.

Artikel 28
  • a. De subsidie voor onderhoud wordt verstrekt voor een tijdvak van zes jaar en onder de voorwaarde dat bij het verzoek tot subsidieverlening een overeenkomst langlopende vergoedingstermijn is ondertekend.

  • b. Indien het duurzaam gebruiksrecht overgaat naar een andere dienstverlener zal ook de overeenkomst langlopende vergoedingstermijn overgaan op de nieuwe dienstverlener. Hiervoor dient een drie partijen overeenkomst te worden gesloten tussen de gemeente Ubbergen, de verkopende en de aankopende dienstverlener.

Artikel 29

Indien voor een dienst een subsidie voor onderhoud wordt verleend, dan vermeldt de subsidieverleningsbeschikking in ieder geval:

  • a.

    de ligging en maatvoering (ha, m¹, m² of stuks) van het landschapselement;

  • b.

    het doel van de dienst, bestaande uit het gedurende het tijdvak onderhouden van het desbetreffende landschapselement conform het gemeentelijke uitvoeringsprogramma;

  • c.

    de maximale totale vergoeding en een uitsplitsing per jaar;

  • d.

    de datum waarop het tijdvak waarover een vergoeding wordt verstrekt, aanvangt en eindigt.

Artikel 30
  • 1. Binnen 8 weken na afloop van een tijdvak, dient de subsidieontvanger een verzoek tot subsidievaststelling in bij de uitvoeringsorganisatie, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een verklaring dat het doel, bedoeld in artikel 29, sub b, is gerealiseerd.

Artikel 31

Indien een subsidie wordt verstrekt op grond van de artikelen 27 en 28, is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de in de subsidieverleningsbeschikking vermelde doelen, bedoeld in artikel 29, sub b, te realiseren;

  • b.

    uiterlijk 8 weken na gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en onderhoud van het betrokken landschapselement, schriftelijk daarvan melding te doen.

Artikel 32

Bij een subsidieverleningsbeschikking als bedoeld in artikel 29 wordt na afloop van ieder jaar de vastgestelde jaarlijkse bijdrage, binnen vier weken, als voorschot uitbetaald.

Artikel 33

Indien niet is voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 29, sub b kan het college besluiten tot het beëindigen, verlagen of intrekken en terugvorderen van de subsidie.

Artikel 34

De subsidie voor onderhoud wordt na afloop van het tijdvak vastgesteld in overeenstemming met het bedrag dat voortvloeit uit de subsidieverleningsbeschikking voor het desbetreffende landschapselement en naar aanleiding van besluiten op basis van artikel 33.

HOOFDSTUK 6. WIJZIGING EN INTREKKING

Artikel 35

Een verzoek tot wijziging van de subsidieverleningsbeschikking voor aanleg en/of onderhoud kan worden gedaan met het oog op het vergroten van het landschapselement waarvoor de beschikking is afgegeven.

Artikel 36

Een verzoek als bedoeld in artikel 35 kan worden ingewilligd indien:

  • a.

    de uitbreiding gunstig is voor de toepassing van de betrokken dienst;

  • b.

    de uitbreiding is gerechtvaardigd uit het oogpunt van de aard van de verbintenis, de duur van de resterende looptijd en de omvang van de extra oppervlakte;

  • c.

    de uitbreiding geen afbreuk doet aan een doeltreffende controle op de naleving van de voor de vergoeding geldende voorschriften.

Artikel 37
  • a. In het geval, bedoeld in artikel 36, sub a, zijn de bepalingen omtrent minimale maatvoering (lengte, breedte, oppervlak), zoals opgenomen in het gemeentelijk uitvoeringsprogramma, voor de toe te voegen deel van het landschapselement niet van toepassing.

  • b. De artikelen 15 tot en met 20 zijn overeenkomstig van toepassing in het geval van artikel 36, sub a.

Artikel 38

De subsidie voor het onderhoud van het landschapselement, als bedoeld in artikel 35, wordt naar evenredigheid verleend voor het resterende deel van het tijdvak waarvoor reeds een vergoeding was verleend.

Artikel 39

In geval op grond van de onderhavige subsidieverordening een vergoeding is verleend ten behoeve van een gedeelte van een perceel, waarvan het duurzaam gebruiksrecht van de subsidieontvanger overgaat op een derde gedurende het tijdvak genoemd in de beschikking, dan wordt met ingang van de dag waarop het recht is overgegaan, de subsidieverlening ingetrokken, voor zover deze betrekking heeft op:

  • a.

    aanleg als bedoeld in hoofdstuk 4;

  • b.

    onderhoud als bedoeld in hoofdstuk 5.

Artikel 40

In geval van intrekking uit hoofde van artikel 39, sub a en b, wordt de te verlenen vergoeding aan de subsidieontvanger ambtshalve vastgesteld over het tijdvak tot aan het moment van overdracht, en naar evenredigheid van de subsidiebijdrage als genoemd in de beschikking.

Artikel 41

In uitzondering op artikel 39 kan in geval subsidie is verleend voor aanleg en/of onderhoud, en het duurzaam gebruiksrecht van het landschapselement gedurende het tijdvak van de subsidieontvanger over gaat op een derde, de desbetreffende beschikking worden gewijzigd in een beschikking aan deze derde, indien deze, uiterlijk 8 weken na de datum waarop het recht is overgegaan, in een gericht schrijven aan de uitvoeringsorganisatie, verklaart te treden in de aan de subsidieverleningsbeschikking verbonden rechten en plichten, waarvan de wijziging uit hoofde van dit artikel van kracht zal zijn.

Artikel 42

In geval een subsidie is verleend met betrekking tot een landschapselement waarvan het duurzaam gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die komt te overlijden gedurende het tijdvak waarover een vergoeding is verleend, gaat de desbetreffende subsidieverleningsbeschikking over op de wettelijke erfgenamen dan wel de gerechtigde bij testament, tenzij deze uiterlijk 1 jaar na het overlijden schriftelijk verzoeken om subsidievaststelling en stopzetting. Dit verzoek wordt gedaan aan de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 43

Stopzetting als bedoeld in artikel 42 en vaststelling van de subsidiebijdrage vinden plaats met ingang van de dag volgend op de dag van overlijden en op overeenkomstige wijze als bedoeld in artikel 40.

Artikel 44

Onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd vermeerderd met de wettelijke rente tot de datum van ontvangst van de teruggevorderde bedragen. De wettelijke rente wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugbetalingsverplichting aan degene die de subsidie ontvangen heeft en de terugbetaling of verrekening.

HOOFDSTUK 8. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 45

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze subsidieverordening bepaalde worden door het college aan te wijzen personen of instanties belast.

Artikel 46
  • a. Het college is bevoegd, al dan niet onder het stellen van nadere voorwaarden, artikelen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, voor zover toepassing gelet op het belang daarvan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • b. Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

  • c. In de gevallen waarin de verordening niet voorziet, treft het college de nodige voorzieningen.

Artikel 47

Deze subsidieverordening treedt in werking op 22 oktober 2010.

Artikel 48

Deze subsidieverordening wordt aangehaald als "Subsidieverordening Groenblauwe Diensten gemeente Ubbergen 2010".

Vastgesteld door de raad van de gemeente Ubbergen in zijn openbare vergadering van

7 oktober 2010

H.W.G.M. Vreman, griffier             

P.G.I. Wilbers, voorzitter