Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Beleidsregels verhaal en terugvordering Participatiewet gemeente Slochteren 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingBeleidsregels verhaal en terugvordering Participatiewet gemeente Slochteren 2017
CiteertitelBeleidsregels verhaal en terugvordering Participatiewet 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet, art. 54, 58 en 63

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-10-2017Nieuwe regeling

17-10-2017

Gemeenteblad, Jaargang 2017, Nr. 185247

2017005836

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels verhaal en terugvordering Participatiewet gemeente Slochteren 2017

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Slochteren,

Gelet op de artikelen 54 en 58 tot 63 Participatiewet,

Besluit de beleidsregels verhaal en terugvordering Participatiewet 2017 Slochteren vast te stellen.

Hoofdstuk I: opschorting, herziening, intrekking en terugvordering Participatiewet.

ALGEMEEN

Artikel 1: Algemeen

Burgemeester en wethouders van de gemeente <naam invullen> (het college) maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het opschorten van het recht op bijstand ingevolge artikel 54, eerste lid Participatiewet (PW);

  • b.

    het herzien of intrekken van het besluit tot toekenning van bijstand ingevolge artikel 54, derde lid van de PW;

  • c.

    terug- en invordering van ten onrechte of teveel verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 58 tot 61 van de PW.

OPSCHORTING

Artikel 2: Opschorting recht op bijstand
  • 1. Het recht op bijstand wordt voor de duur van ten hoogste acht weken opgeschort indien:

    • a.

      de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt;

    • b.

      de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent.

  • 2. De opschorting gaat in:

    • a.

      vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

    • b.

      vanaf de dag van het verzuim als niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

  • 3. Indien de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen een daarvoor gestelde termijn, wordt de bijstand ingetrokken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

HERZIENING EN INTREKKING

Artikel 3: Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit en terugvordering

Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken als:

  • a.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in art. 17, eerste lid PW, artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, de hierdoor ten onrechte verkregen bijstand wordt teruggevorderd;

  • b.

    anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

TERUGVORDERING

Artikel 4: Terugvordering
  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand terug als de bijstand:

    • a.

      ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • b.

      in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

    • c.

      voortvloeit uit gestelde borgtocht;

    • d.

      ingevolge artikel 52 PW bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

    • e.

      anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of

    • f.

      anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

      • de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de PW beschikt of kan beschikken;

      • bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen zijn ontvangen met het oog op die bestemming.

  • 2. Onder kosten van bijstand wordt verstaan de netto bijstand verhoogd met loonbelasting en de premies volksverzekeringen, alsmede de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, voor zover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de af te dragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding.

  • 3. De in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen worden verrekend met de uitkering in plaats van teruggevorderd.

Artikel 5: Terugvordering van gezinsleden
  • 1. Onverminderd het bepaalde onder beleidsregel nummer 4 worden kosten van bijstand als de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

  • 2. Als de bijstand als gezinsuitkering aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat de belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid PW of artikel 30c, tweede lid of derde lid van de Wet uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk is nagekomen, worden de kosten van bijstand mede teruggevorderd van de gezinsleden met wier middelen als bedoeld in artikel 31 PW bij de verlening van bijstand of inkomensvoorziening rekening had moeten worden gehouden.

  • 3. De onder a. en b genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

Artikel 6: Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit

Het college ziet af van terugvordering:

  • a.

    als er sprake is van (zeer) dringende redenen;

  • b.

    als de vordering is vervallen of verjaard;

  • c.

    als belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt en redelijkerwijs niet kon weten dat er teveel of ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening werd verstrekt;

  • d.

    van loonbelasting, premies volksverzekeringen, alsmede de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet als de belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt;

  • e.

    het (nog) terug te vorderen bedrag (na eventuele verrekening) lager is dan € 100,00, als er een verrekening kan plaatsvinden wordt eerst verrekend;

  • f.

    het bepaalde onder e is niet van toepassing op vorderingen ontstaan als gevolg van het verwijtbaar niet (of niet volledig) nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste lid PW of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 7: Afzien van (verdere)inning

In afwijking van beleidsregel 4 besluiten burgemeester en wethouders van (verdere) inning af te zien als:

  • a.

    er sprake is van een problematische schuldensituatie, behoudens in het geval waarin de verlening van de bijstand is geschied of voor deze verstrekte bijstand zekerheden zijn gesteld in de vorm van pandrecht of (krediet)hypotheek;

  • b.

    intensief maar zonder succes (periodiek gedurende 60 maanden) is geprobeerd een vordering te innen en het niet aannemelijk is dat de debiteur op enig moment gaat aflossen, voor vorderingen als gevolg van artikel 17, eerste lid PW of artikel 30c, tweede of derde lid Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen geldt dit als gedurende 120 maanden intensief maar zonder succes is geprobeerd om een vordering te innen en het niet aannemelijk is dat de debiteur nog gaat aflossen;

  • c.

    de belanghebbende in totaal een bedrag op de vordering heeft voldaan dat overeenkomt met 60 maanden de aflossingsnorm bij de start van de vordering, of voor geldleningen in verband met woninginrichting 36 maanden de aflossingsnorm bij de start van de vordering. tenzij het gaat om:

• vorderingen als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste lid PW en/of artikel 30c, tweede of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

• vorderingen gedekt door pand of hypotheek

• vorderingen in verband met achteraf ontvangen middelen

• geldlening op grond van art. 48, tweede lid sub a PW

• bijstand verstrekt aan een derde niet rechthebbende (onverschuldigde betaling; art. 6:203 Burgerlijk Wetboek)

• zelfstandigen

• een aflossing door middel van beslag

• er voldoende vermogen is om de vordering te voldoen.

  • d.

    er sprake is van verjaring;

  • e.

    er sprake is van zeer dringende redenen.

Artikel 8: Terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsbesluit deelt het college aan de belanghebbende mee:

  • a.

    de reden van de terugvordering;

  • b.

    tot welk bedrag de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd;

  • c.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;

  • d.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 9: Dwangbevel

Als de debiteur de opgelegde betaalverplichting na een aanmaning nog niet (op tijd) nakomt, verstuurt het college een dwangbevel. Op grond van het dwangbevel kan vereenvoudigd derdenbeslag gelegd worden of wordt de vordering (ter executie) in handen van een deurwaarder gesteld.

Artikel 10: Inlichtingenplicht debiteur

De debiteur is verplicht op verzoek mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de hoogte van de aflossingsverplichting.

Artikel 11: Vaststelling aflossingsverplichting
  • 1. De debiteur moet iedere vordering ineens voldoen, tenzij een betalingsregeling is aangeboden of overeengekomen.

  • 2. Als daartoe aanleiding bestaat, wordt de betalingsverplichting gewijzigd en daarvan mededeling gedaan aan de belanghebbende.

  • 3. Bij de bepaling van de aflossingsverplichting wordt rekening gehouden met alle vermogens- en inkomstenbestanddelen waarover de debiteur en zijn/haar gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

  • 4. De op grond van de PW voor algemene bijstand vrij te laten middelen worden niet tot de middelen van de debiteur gerekend. Het algemeen vrij te laten vermogen en de vermogensvrijlatingen in een auto en/of huis zijn uitzonderingen, deze worden wel tot de middelen gerekend.

  • 5. Bij betaling in termijnen blijft de debiteur minimaal beschikken over de beslagvrije voet als bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 6. Als een aflossing in termijnen noodzakelijk is, wordt bij het vaststellen van de aflossing rekening gehouden met de beslagvrije voet (artikel 475d Wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Artikel 12: Ten uitvoerlegging
  • 1. Als de belanghebbende de opgelegde betalingsverplichting niet nakomt, wordt het dwangbevel of een terugvorderingsbeschikking ten uitvoer gelegd door middel van:

    • a.

      verrekening met de maandelijks te verlenen bijstand ingevolge de PW, Ioaw, Ioaz of Bbz 2004;

    • b.

      vereenvoudigd derden beslag;

    • c.

      executoriaal beslag door een deurwaarder;

    • d.

      conservatoir beslag (hiervoor is niet vereist dat eerst een dwangbevel wordt afgegeven).

  • 2. De kosten van (het betekenen en uitvoeren van) executoriaal- en conservatoir beslag worden bij de debiteur in rekening gebracht evenals de hiermee gepaard gaande overige kosten.

Hoofdstuk II: verhaal van bijstand.

ALGEMEEN

Artikel 13: Algemeen
  • 1. Burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer (het college) maken in alle gevallen gebruik van hun bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 61, 62, 62a, 62b, 62c, 62d, 62e, 62f, 62g, 62h en 62i PW.

  • 2. Onder kosten van bijstand wordt verstaan de netto bijstand verhoogd met loonbelasting en de premies volksverzekeringen en de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet voor zover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de af te dragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding.

VERHAAL

Artikel 14: Verhaalsituaties

Het college verhaalt de kosten van bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot maximaal de totale kosten van bijstand, als:

  • a.

    bij het ontbreken van een gezinsverband de (ex) echtgenoot/(ex)echtgenote, (ex) geregistreerde partner en/of de ouder van een minderjarig kind zijn of haar onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt (art. 62 aanhef en onder a en b PW);

  • b.

    de onderhoudsplichtige op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek zijn of haar onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend (art. 62 aanhef en onder c PW);

  • c.

    de bijstandsontvanger een schenking heeft gedaan op de ontvanger van die schenking, tenzij de noodzaak van bijstandsverlening ten tijde van de schenking redelijkerwijs niet was te voorzien (art. 62f aanhef en onder a PW)

  • d.

    ten onrechte bijstand is verleend en voor het overlijden van de ontvanger van bijstand nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden (art. 62f aanhef en onder b PW) of bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht (art. 62 aanhef en onder b PW) op de nalatenschap van de overledene.

Artikel 15: Verhaal op basis van rechterlijke uitspraak

Als een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek I van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak, tenzij redelijkerwijs vast staat dat de draagkracht van de onderhoudsplichtige dit redelijkerwijs niet toelaat.

Artikel 16: Inlichtingenplicht onderhoudsplichtige

De onderhoudsplichtige is verplicht op verzoek en onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verhaalsbijdrage.

Artikel 17: Beoordeling van de mate van onderhoudsplicht
  • 1. Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht in verband met onderhoudsplicht en de omvang van het verhaalsbedrag, wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of, en zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of in verband met onderhoudsplicht jegens minderjarige kinderen zou moeten worden vastgesteld (Trema-normen), rekening houdend met hetgeen is gesteld onder sub b.

  • 2. Niet tot de middelen van de onderhoudsplichtige worden gerekend de in de PW vrijgelaten middelen.

Artikel 18: Wijzigen eerder opgelegd verhaalsbedrag en verhalen in afwijking van de beschikking van de rechter

Als uit signalen blijkt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden kan de gemeente (verzoeken) het eerder (door de rechter) vastgestelde bedrag (te) wijzigen:

  • a.

    als de rechter het bedrag zou kunnen wijzigen op gronden genoemd in art. 157 en 401 van Boek 1 BW;

  • b.

    als de rechter of het college geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokkenen beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende de onderhoudsplichtige en/of bijstandsgerechtigde.

Artikel 19: Geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal

Het college ziet af van verhaal als:

  • a.

    en voor zover het burgemeester en wethouders duidelijk is dat een eerder opgelegde verhaalsbijdrage niet (meer) overeenkomt met de (financiële) omstandigheden van de onderhoudsplichtige;

  • b.

    het te verhalen bedrag minder is dan € 25,00 per maand en/of € 300,00 per jaar (kruimelbedrag), als de onderhoudsplichtige een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt (of een ander inkomen heeft van gelijke omvang) is de verhaalsbijdrage nihil;

  • c.

    als daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die bijstand of inkomensvoorziening ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn;

  • d.

    de onderhoudsplichtige uit de bijstand is gestroomd naar betaald werk, dit afzien van verhaal is beperkt tot 12 maanden;

  • e.

    de onderhoudsplichtige buiten Nederland woont en een Nederlandse inkomen- en vermogensbron onbekend is.

Artikel 20: Afzien van (verdere )inning van verhaal

In afwijking van beleidsregel 2 besluit het college van (verdere) inning van de verhaalsbijdrage af te zien, als:

  • a.

    er sprake is van een problematische schuldensituatie;

  • b.

    intensief is geprobeerd een verhaalsbijdrage te innen zonder succes en het niet aannemelijk is dat de onderhoudsplichtige op enig moment gaat betalen

  • c.

    als daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 21: Verhaalsbesluit
  • 1. In het verhaalsbesluit deelt het college aan de onderhoudsplichtige mede:

    • a.

      de reden van verhaal van kosten van bijstand

    • b.

      het bedrag dat wordt verhaald en met ingang van wanneer

    • c.

      de termijn of termijnen waarbinnen de onderhoudsplichtige de verhaalsbijdrage dient te betalen

  • 2. Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht aan de langstlevende echtgeno(o)t(e) of één der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Artikel 22: Ingangsdatum verhaalsbijdrage

De maandelijkse verhaalsbijdrage in verband met onderhoudsplicht wordt opgelegd met ingang van de 1e van de maand volgend op de datum van de brief “vooraankondiging verhaal”.

Artikel 23: Verhaal in rechte

Het college gaat over tot verhaal in rechte als de onderhoudsplichtige niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan het college te betalen, dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat.

Artikel 24: Dwanginvordering

De kosten van het betekenen en uitvoeren van executoriaal- en conservatoir beslag worden bij de debiteur in rekening gebracht evenals de hiermee gepaard gaande overige kosten.

Hoofdstuk III: opschorting, herziening, intrekking en terugvordering Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikt werkloze werknemers (Ioaw) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).

ALGEMEEN

Artikel 25: Algemeen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer (het college) maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het opschorten van het recht op een uitkering krachtens de Ioaw en Ioaz ingevolge artikel 17, eerste lid van de Ioaw en de Ioaz;

  • b.

    het herzien en intrekken van het besluit tot toekenning van een Ioaw- of Ioaz-uitkering ingevolge artikel 17, derde en vierde lid van de Ioaw en de Ioaz;

  • c.

    terug- en invordering van ten onrechte of teveel verleende uitkering op grond van de Ioaw en Ioaz overeenkomstig artikel 25 tot en met 31 van de Ioaw en Ioaz.

OPSCHORTING

Artikel 26: Opschorting recht op uitkering Ioaw of Ioaz
  • 1. Het recht op een uitkering krachtens de Ioaw en Ioaz wordt voor de duur van ten hoogste acht weken opgeschort als:

    • a.

      de belanghebbende de voor de verlening van de uitkering van belang zijnde gegevens of gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt;

    • b.

      de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek.

  • 2. De opschorting gaat in:

    • a.

      vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

    • b.

      vanaf de dag van het verzuim als niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

  • 3. Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen een daarvoor gestelde termijn, wordt de uitkering ingetrokken met ingang van de eerste dag waarover het recht op Ioaw of Ioaz is opgeschort.

HERZIENING EN INTREKKING

Artikel 27: Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Een besluit tot toekenning van Ioaw of Ioaz wordt herzien of ingetrokken als:

  • a.

    een gedraging als bedoeld in art. 20, eerste lid van de Ioaw en Ioaz, of het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in art. 13 Ioaw of Ioaz, of artikel 30c, tweede lid of derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering krachtens de Ioaw of Ioaz.

  • b.

    anderszins de Ioaw of Ioaz-uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

TERUGVORDERING

Artikel 28 Terugvordering
  • 1. Het college vordert de uitkering krachtens de Ioaw of Ioaz terug als:

    • a.

      de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, alsmede anderszins onverschuldigd is betaald;

    • b.

      blijkt dat over dezelfde periode waarover een uitkering op grond van de Ioaw of Ioaz is verleend, later inkomsten wordt ontvangen waarmede bij de vaststelling van de uitkering rekening zou zijn gehouden;

  • 2. Onder kosten van uitkering krachtens de Ioaw of Ioaz wordt verstaan de bruto uitkering inclusief de premie bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.

  • 3. De in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen worden verrekend met de uitkering.

Artikel 29: Terugvordering van gezinsleden
  • 1. Als de uitkering krachtens de Ioaw of Ioaz aan een gezin is verleend, wordt de uitkering van alle gezinsleden teruggevorderd.

  • 2. Als de uitkering krachtens de Ioaw of Ioaz met inachtneming van artikel 3 van de Ioaw of Ioaz had moeten worden verleend, maar dit achterwege is gebleven omdat belanghebbende onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 13 Ioaw of Ioaz, of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, wordt de gedurende het betrokken tijdvak ten onrechte verleende uitkering mede teruggevorderd van de persoon met wiens inkomen bij de verlening van de uitkering rekening had moeten worden gehouden.

  • 3. De onder 1. en 2 genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de ten onrechte verleende uitkering.

Artikel 30: Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit

Het college ziet af van terugvordering:

  • a.

    als er sprake is van (zeer) dringende redenen;

  • b.

    als de vordering is vervallen of verjaard;

  • c.

    als belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt én redelijkerwijs niet kon weten dat er teveel of ten onrechte een uitkering Ioaw of Ioaz werd verstrekt;

  • d.

    van loonbelasting, premies volksverzekeringen, alsmede de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet als de belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt;

  • e.

    het (nog) terug te vorderen bedrag (na eventuele verrekening) lager is dan € 100,00 (als er een verrekening kan plaatsvinden, wordt eerst verrekend);

  • f.

    het onder e gestelde geldt niet in geval sprake is van een terugvordering als gevolg van het verwijtbaar niet (of niet volledig) nakomen van de inlichtingenplicht, als bedoeld in artikel 13 Ioaw of Ioaz of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 31: Afzien van (verdere )inning

Burgemeester en wethouders besluiten van (verdere) inning af te zien als:

  • a.

    er sprake is van een problematische schuldensituatie;

  • b.

    intensief maar zonder succes is geprobeerd gedurende 60 maanden een vordering te innen en het niet aannemelijk is dat de debiteur op enig moment gaat aflossen;

  • c.

    er sprake is van verjaring;

  • d.

    er sprake is van zeer dringende redenen;

  • e.

    het onder a en b gestelde geldt niet in geval sprake is van een terugvordering als gevolg van verwijtbaar niet (of niet volledig) nakomen van de inlichtingenplicht op grond van artikel 13 Ioaw of Ioaz of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, het bepaalde onder 7 aanhef en onder b is wel van toepassing als gedurende 120 maanden intensief maar zonder succes is geprobeerd te innen.

Artikel 32: Terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsbesluit deelt het college aan de belanghebbende mee:

  • a.

    de reden van de terugvordering;

  • b.

    tot welk bedrag de ten onrechte ontvangen uitkering wordt teruggevorderd;

  • c.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen uitkering moet terugbetalen;

  • d.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 33: Dwangbevel

Als de debiteur de opgelegde betaalverplichting na een aanmaning nog niet (op tijd) nakomt, verstuurt het college een dwangbevel. Op grond van het dwangbevel wordt verrekend, vereenvoudigd derdenbeslag gelegd of wordt de vordering (ter executie) in handen van een deurwaarder gesteld.

Artikel 34: Inlichtingenplicht debiteur

De debiteur is verplicht op verzoek mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de hoogte van de aflossingsverplichting.

Artikel 35 Vaststelling aflossingsverplichting
  • a.

    De debiteur moet iedere vordering ineens voldoen, tenzij een betalingsregeling is aangeboden of overeengekomen.

  • b.

    Als daartoe aanleiding bestaat, wordt de betalingsverplichting gewijzigd en daarvan mededeling gedaan aan de belanghebbende.

  • c.

    Bij de bepaling van de aflossingsverplichting wordt rekening gehouden met alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de debiteur en zijn of haar gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

  • d.

    Bij bepaling in termijnen blijft de debiteur minimaal beschikken over de beslagvrije voet als bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • e.

    Als een aflossing in termijnen noodzakelijk is, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de aflossing rekening gehouden met de beslagvrije voet (artikel 475d Wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Artikel 36: Ten uitvoerlegging
  • 1. Als de belanghebbende de opgelegde betalingsverplichting niet nakomt, wordt het dwangbevel ten uitvoer gelegd door middel van:

    • a.

      verrekening met de maandelijks te verlenen uitkering ingevolge de Ioaw of Ioaz, algemene bijstand, Bbz 2004;

    • b.

      het bepaalde in art. 28, derde lid van de Ioaw of Ioaz;

    • c.

      vereenvoudigd derden beslag;

    • d.

      executoriaal beslag door een deurwaarder;

    • e.

      conservatoir beslag (hiervoor is niet vereist dat eerst een dwangbevel wordt afgegeven).

  • 2. De kosten van het betekenen en uitvoeren van executoriaal- en conservatoir beslag worden bij de debiteur in rekening gebracht evenals de hiermee gepaard gaande overige kosten.

SLOTBEPALING

Artikel 37: inwerkingtredingen citeerartikel
  • 1. Deze regeling treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2. Per gelijke datum worden ingetrokken de Beleidsregels opschorting, herziening, intrekking, en terug- en invordering van bijstand gemeente Slochteren 2013, vastgesteld d.d. 28 mei 2013.

  • 3. Deze beleidsregels wordt aangehaald als Beleidsregels verhaal en terugvordering Participatiewet 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 17 oktober 2017.

Burgemeester

Gemeentesecretaris