Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Nieuw-West

Verordening Leerlingenvervoer stadsdeel Slotervaart Overtoomse Veld.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Nieuw-West
Officiële naam regelingVerordening Leerlingenvervoer stadsdeel Slotervaart Overtoomse Veld.
CiteertitelVerordening Leerlingenvervoer stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld
Vastgesteld doordeelraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, ondersteuning en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is na 1 mei 2010 alleen van toepassing op het grondgebied van het voormalige stadsdeel Slotervaart.

Met ingang van 21 juni 2010 is deze verordening van rechtswege vervallen wegens plaatsing van de bevoegdheid tot het vaststellen van een verordening leerlingenvervoer door de gemeenteraad van Amsterdam op de bijlage A-lijst bij de Verordening op de stadsdelen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-200121-06-2010nieuwe regeling

01-08-2001

Westerpost

DB010279.WOB

Tekst van de regeling

Titel 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • In deze verordening wordt verstaan onder

  • a. school:

    • een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (Stb.1998, 495);

    • of een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 496); of

    • een school voor speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998, 512);

  • b. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

  • c. leerling: een leerling van een school als bedoeld onder a;

  • d. woning: de plaats waar de leerling feitelijk zijn hoofdverblijf heeft;

  • e. afstand: de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

  • f. vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer  tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens het activiteitenplan, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

  • g. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling per trein, metro, tram, bus, veerdienst of auto;

  • h. aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, treintaxi of bustaxi;

  • i. eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig, bromfiets of fiets;

  • j. reistijd: de totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens het activiteitenplan, minus maximaal 10 minuten indien en  voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan het activiteitenplan aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens het activiteitenplan en de aankomst bij de woning;

  • k. toegankelijke school:

    • voor wat betreft basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs: de basisschool van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school of de speciale school voor basisonderwijs waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

    • voor wat betreft scholen voor (voorgezet) speciaal onderwijs en scholen voor speciaal voortgezet onderwijs: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school van de  soort waarop de leerling is aangewezen;

  • l. inkomen: het ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb.1964, 519) vastgestelde belastbaar inkomen van de ouders in het kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor vergoeding van de vervoerskosten wordt gevraagd;

  • m. opstapplaats: plaats aangewezen door het dagelijks bestuur, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;

  • n. commissie van onderzoek: de commissie als bedoeld in artikel 41 van de Wet op de expertisecentra en artikel 161 van titel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • o. vervoersvoorziening: een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het dagelijks bestuur noodzakelijk geachte vervoerskosten van de leerling en zo nodig diens begeleider; de verstrekking van een abonnement of strippenkaart voor de leerling en zo nodig diens begeleider, of aanbieding van aangepast vervoer dat het stadsdeel verzorgt of doet verzorgen;

  • p. permanente commissie leerlingenzorg: de commissie als bedoeld in artikel 23 van de Wet op het primair onderwijs.

  • q. samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2 Vergoeding van de door het dagelijks bestuur noodzakelijk te achten vervoerskosten.

  • 1. Ten behoeve van het schoolbezoek kent het dagelijks bestuur aan de ouders van in het stadsdeel verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij dat de ouders aan wie slechts een gedeeltelijke vergoeding van de vervoerskosten toekomt, hun kinderen van het aldus verzorgde vervoer gebruik laten maken tegen betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders ingevolge het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op een vergoeding vervallen.

  • 3. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

Artikel 3 Vergoeding naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1. Een vergoeding van de vervoerskosten wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor het stadsdeel minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk  instemmen.

  • 2. Indien ouders een vergoeding van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan in artikel 11 of 15 is bepaald, terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichter bij de woning zijn gelegen, ontstaat slechts aanspraak op een vergoeding naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichter bij de woning zijn gelegen.

Artikel 4 Uitbetaling van de vergoeding

Het dagelijks bestuur bepaalt bij de toekenning van een vergoeding van de vervoerskosten de wijze en het tijdstip van de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de vergoeding.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

  • 1. Een aanvraag voor een vergoeding van de vervoerskosten wordt gedaan door indiening bij het dagelijks bestuur van een volledig ingevuld en door de ouders ondertekend formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens.

  • 2. De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor het eerstvolgende schooljaar betreft, vóór 1 juni voorafgaand              aan dat schooljaar ingediend.

  • 3. Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het dagelijks bestuur de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

  • 4. Het dagelijks bestuur besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

  • 6. Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend, wordt deze getroffen:

    • a.

      met ingang van het nieuwe schooljaar indien de aanvraag vóór 1 juni is ingediend;

    • b.

      met ingang van de door de ouders verzochte datum als het een aanvraag gedurende het schooljaar betreft, met dien verstande dat de datum, waarop de vergoeding wordt toegewezen, niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag door het dagelijks bestuur.

Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen

  • 1. De ouders zijn verplicht wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toegekende vergoeding van de vervoerskosten, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan het dagelijks bestuur.

  • 2. Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vergoeding, vervalt de vergoeding en kent het dagelijks bestuur al dan niet opnieuw een ver­goeding van de vervoerskosten toe.

  • 3. Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het dagelijks bestuur een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vergoeding is genoten, vervalt de vergoe­ding van de vervoerskosten terstond en kent het dagelijks bestuur al dan niet opnieuw een vergoeding van de vervoerskosten toe. Het dagelijks bestuur deelt hun besluit schriftelijk mee aan de ouders.

  • 4. Een ten onrechte genoten vergoeding kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuwe toekenning van een vergoeding.

Artikel 7 Peildatum leeftijd leerling

Voor de toekenning van een vergoeding op basis van artikel 12 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vergoeding betrekking heeft.

Artikel 8 Andere vergoedingen

Een vergoeding ingevolge titel 3 wordt verminderd met de aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten.

Titel 2 Bepalingen omtrent het vervoer van de leerlingen van basisscholen en speciale scholen voorbasisonderwijs

Artikel 9 Vergoeding naar de dichtstbijzijnde toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband.

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 worden de kosten vergoed van het vervoer over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en

  • a.

    de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of

  • b.

    een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a. bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor het stadsdeel minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

  • c.

    een door de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) geïndiceerde basisschool of speciale school voor basisonderwijs binnen het samenwerkingsverband ‘Weer Samen Naar School’ Amsterdam West, indien wachtlijsten bij de dichtstbijzijnde toegankelijke school plaatsing op die school verhinderen.

  • d.

    elke basisschool of speciale school voor basisonderwijs binnen het samenwerkingsverband ‘Weer Samen Naar School’ Amsterdam West indien de PCL geen indicatie geeft zoals bedoeld in lid c.

Artikel 10 Permanente commissie leerlingenzorg

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer de beslissing in acht van de permanente commissie leerlingenzorg over de toelating van de leerling op een speciale school voor basisonderwijs.

  • 2. Het dagelijks bestuur betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 11 Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

  • 1. Het dagelijks bestuur kent aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, een vergoeding toe op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes (regulier) respectievelijk 4 kilometer (speciale scholen voor basisonderwijs) bedraagt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kent het dagelijks bestuur de ouders een vergoeding toe op basis van de kosten van het vervoer per fiets, indien de leerling naar het oordeel van het dagelijks bestuur, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 12 Vergoeding van de kosten van vervoer ten behoeve van een begeleider.

  • 1. Indien aanspraak bestaat op een in artikel 11 bedoelde vergoeding, vergoedt het dagelijks bestuur tevens de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider, indien de leerling jonger dan negen jaar is en door de ouders tegen­over het dagelijks bestuur genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 13  Vergoeding op basis van de kosten van aangepast vervoer.

Het dagelijks bestuur kent een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 11, en

  • a.

    de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of

  • b.

    openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het dagelijks bestuur al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 14  Vergoeding op basis van de kosten van eigen ver­voer

  • 1. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten, kan het dagelijks bestuur de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, vergoedt het dagelijks bestuur aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, vergoedt het dagelijks bestuur aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen een vergoeding ontvangen afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door het dagelijks bestuur geen vergoeding verleend.

  • 5. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten en het dagelijks bestuur desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, vergoedt het dagelijks bestuur aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.

Titel 3 Bepalingen omtrent het vervoer van de leerlingen van scholen voor (voorgezet) speciaal onderwijs en scholen voor speciaal voortgezet onderwijs.

Artikel 15 Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

  • 1. Het dagelijks bestuur kent aan de ouders van de leerling die een school voor (voorgezet) speciaal onderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoekt, een vergoeding toe op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan drie (s.o.) of zes (VSO en SVO) kilometer bedraagt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kent het dagelijks bestuur de ouders een vergoeding toe op basis van de kosten van het vervoer per fiets, indien de leerling naar het oordeel van het dagelijks bestuur, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 16 Commissie van onderzoek

  • 1. Indien het dagelijks bestuur de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie van onderzoek te betrekken.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan tevens het advies van andere deskundigen inwinnen.

  • 3. Als de commissie van onderzoek binnen vier schoolweken na verzending van de adviesaanvraag geen advies heeft uitgebracht of niet schriftelijk om verlenging van de adviestermijn met ten hoogste twee weken heeft verzocht, wordt door het dagelijks bestuur het besluit genomen zonder het advies van de commissie van onderzoek.

Artikel 17 Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider

  • 1. Indien aanspraak bestaat op een in artikel 15 bedoelde vergoeding, vergoedt het dagelijks bestuur tevens de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider, indien door de ouders tegenover het dagelijks bestuur genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling, gelet op zijn verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke handicap of leeftijd, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient zij het advies van de commissie van onderzoek en eventueel het advies van andere deskundigen te betrekken.

  • 3. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 18 Vergoeding op basis van de kosten van aangepast vervoer

  • 1. Het dagelijks bestuur kent een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 15, en

    • a.

      de leerling, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, gelet op zijn verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken, of

    • b.

      de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of

    • c.

      openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het dagelijks bestuur al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie van onderzoek en eventueel het advies van andere deskundigen te betrekken.

Artikel 19 Vergoeding op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten, kan het dagelijks bestuur de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, vergoedt het dagelijks bestuur aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, vergoedt het dagelijks bestuur aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4. Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen een vergoeding ontvangen afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door het dagelijks bestuur geen vergoeding verleend.

  • 5. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten en het dagelijks bestuur desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, vergoedt het dagelijks bestuur aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets dan wel bromfiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.

Artikel 20 Vergoeding vervoerskosten

  • 1. Het dagelijks bestuur kent eveneens een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoekt, in het geval de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school minder bedraagt dan is bepaald in artikel 15, indien het dagelijks bestuur van oordeel is dat de lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicap van de leerling dat vereist.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie van onderzoek en eventueel het advies van andere deskundigen te betrekken.

Titel 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer

Artikel 21 Vergoeding van de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders

Het dagelijks bestuur vergoedt desgewenst de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer aan de in het stadsdeel wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs of speciaal voortgezet onderwijs, in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze titel.

Artikel 22 Vergoeding kosten weekeinde- en vakantievervoer

  • 1. Het dagelijks bestuur vergoedt aan de ouders de kosten van het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergoedt de kosten van het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in het activiteitenplan van de school die de leerling bezoekt.

  • 3. Titel 3 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 17, tweede lid, artikel 18, eerste lid onder c, artikel 18, tweede lid, en artikel 20.

Titel 5 Eigen bijdrage en vergoeding naar financiële draagkracht

Artikel 23 Eigen bijdrage

  • 1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoekt, van wie het inkomen meer bedraagt dan ¦ 42.000,- (€ 19.058,77), wordt slechts een vergoeding verleend voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 dan wel artikel 15 bepaalde afstand te boven gaan.

  • 2. In geval het dagelijks bestuur in plaats van een vergoeding in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 dan wel artikel 15 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan ¦ 42.000,- (€ 19.058,77).

  • 3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die op grond van de zone-indeling in de regeling gebaseerd op artikel 28, eerste lid, van de Wet personenvervoer voor de afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan.

Artikel 24 Financiële draagkracht

  • 1. Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs, of school voor speciaal voortgezet onderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, wordt de vastgestelde vergoeding verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

  • 2. In geval het dagelijks bestuur in plaats van een vergoeding in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs of school voor speciaal voortgezet onderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid zijn afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen van de ouders in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en bedragen:

    • Inkomen                                                                                                         Eigen bijdrage

    • In guldens                                                In euro's                                      In guldens                               In euro's

    • 0 - 50.000                                                 0 - 22.689,01                              Nihil                                         Nihil

    • 50.000 - 60.000                                      22.689,01 - 27.226,81             175,-                                        79,41

    • 60.000 - 70.000                                      27.226,81 - 31.764,62             750,-                                        340,34

    • 70.000 - 80.000                                      31.764,62 - 36.302,42             1.400,-                                     635,29

    • 80.000 - 90.000                                      36.302,42 - 40.840,22             2.050,-                                     930,25

    • 90.000 - 100.000                                    40.840,22 - 45.378,02            2.700,-                                      1.225,21

    • En verder voor elke extra fl. 10.000,- (€ 4.537,80), fl. 650,- ( € 294,96) erbij.

  • 4. De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorgaande jaar.

  • 5. De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten, heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig.

Titel 6 Slotbepalingen

Artikel 25  Beslissing dagelijks bestuur in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.

Artikel 26 Afwijken van bepalingen

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de commissie van onderzoek en eventueel andere deskundigen.

Artikel 27 Terugwerkende kracht

Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2001.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Leerlingenvervoer stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld.

Toelichting

1. Afstand:

De afstanden in de huidige verordening zijn afhankelijk van het type onderwijs vastgesteld op 2 km, 4 km of 6 km. In de nieuwe verordening wordt voor de scholen voor speciaal onderwijs die onder de WEC vallen uitgegaan van een minimale afstand van 3 km. Voor scholen voor speciaal basisonderwijs geldt een minimale afstand van 4 kilometer. In alle overige gevallen wordt uitgegaan van een minimale afstand van 6 km.

2. Leeftijd:

van het leeftijdscriterium wordt niet afgeweken;

3. Aanscherping criteria aangepast vervoer:

het feit dat de ouders niet in staat zijn om de leerlingen te begeleiden is geschrapt als criterium om in aanmerking te komen voor aangepast vervoer (artikel 12 aanhef en onder a (oud));

4. Eigen vervoer:

aanvraag vergoeding voor één kind:

vergoeding ter hoogte van de kosten van openbaar vervoer, indien leerling aanspraak zou maken op openbaar vervoer (binnen de gemeente zijn dit de kosten van een openbaar vervoerkaart, buiten de gemeente de kosten van een abonnement);

kilometervergoeding, indien de leerling aanspraak zou hebben op aangepast vervoer.

Aanvraag voor meer dan één kind uit een gezin:

kilometervergoeding, tenzij aangepast en/of openbaar vervoer samen goedkoper zijn. In dit laatste geval worden de kosten vergoed tot de hoogte van de kosten van dat vervoer;

5. Wijziging definitie inkomen:

bij vaststelling van het inkomen van de ouders wordt uitgegaan van het belastbaar inkomen van de ouders in het kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de vergoeding wordt gevraagd, in plaats van het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de vergoeding wordt gevraagd;

6. Richting basisschool:

vergoeding wordt alleen toegekend, indien er sprake is van een erkende school met een eigen richting. Een lijst van deze erkende bijzondere scholen is door BSO verspreid over de stadsdelen;

7. Basisonderwijs:

Indien vervoer op zaterdagen wordt aangevraagd, kan dat alleen toegekend worden als het officiële lesrooster aangeeft dat zaterdag een schooldag is in het kader van de Wet op het primair onderwijs;

8. Speciale scholen voor basisonderwijs:

Naast bovengenoemde aanpassing van de bepalingen in de verordening, is ook getracht om de in de verordening gehanteerde begrippen en criteria m.b.t. de toekenning van een vergoeding van het leerlingenvervoer nader uit te werken en zo mogelijk aan te scherpen. Deze uitwerking maakt deel uit van de verordening leerlingenvervoer en is hier als bijlage bijgevoegd.

Hierin is het begrip “toegankelijke school” aangescherpt.

Tot op heden worden, in geval een leerling niet direct geplaatst kan worden op de dichtstbijzijnde speciale school voor basisonderwijs in Slotervaart / Overtoomse Veld in verband met wachtlijsten, de kosten vergoed van leerlingenvervoer naar de school waar de leerling wel kan worden geplaatst, ongeacht of deze school binnen de gemeente Amsterdam ligt.

Het criterium betreffende dichtstbijzijnde school wordt aangescherpt. De kosten worden alleen vergoed indien de leerling geplaatst wordt op een school die binnen het bestuurlijk samenwerkingsverband ‘Weer Samen Naar School’ Amsterdam West ligt.

In verband met de stabilisatienorm en de daarmee verband houdende wachtlijsten komt het voor dat ouders met hun kind gaan ‘shoppen’. Indien een plek op grotere afstand binnen Amsterdam wordt gevonden, komt er meestal ook een verzoek tot vergoeding van vervoerskosten. In deze gevallen krijgen ouders voortaan hooguit een vergoeding als ware de leerling op een school binnen het bestuurlijk samenwerkingsverband ‘Weer Samen Naar School’ Amsterdam West geplaatst. In de praktijk dient de leerling toegang te hebben tot alle toegankelijke basisscholen die in de zeven westelijke stadsdelen gelegen zijn.

Alleen in geval van verhuizing van een elders al in het speciaal onderwijs opgenomen leerling zal vergoeding plaats vinden;

9. Nieuwe bepalingen:

-   de invoering van een drempelbedrag (artikel 23). Dit drempelbedrag komt in de plaats van de nu verplichte eigen bijdrage van de ouders, die met ingang van 1 februari 1999 door een wetswijziging is afgeschaft. De invoering van het drempelbedrag houdt in dat de kosten voor leerlingenvervoer tot een afstand tussen de woning van de leerling en de school van 3 kilometer (voor speciaal onderwijs vallend onder de WEC) of 6 kilometer (overig onderwijs) voor rekening komen van de ouders, indien het inkomen van de ouders gezamenlijk meer bedraagt dan ƒ 42.000,- (€ 19.058,77).

Dit betekent een verruiming van de bijdrageregeling. Hierbij gaat het om ouders van leerlingen van een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs (voorheen LOM en MLK) of een school voor speciaal voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs;

-   bij een afstand meer dan 20 km wordt de vastgestelde vergoeding verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag (artikel 24).

De hoogte van de door de ouders te betalen kosten voor het leerlingenvervoer over deze 3 of 6 kilometer is gebaseerd op het tarief van het openbaar vervoer, ongeacht of de leerling daadwerkelijk van openbaar vervoer gebruik maakt. Dit tarief is gelijkgesteld aan het tarief van de scholierenkaart die in Amsterdam geldt. Voor het schooljaar 2001/2002 is het tarief vastgesteld op ƒ 385,65,- (€ 175). De invoering van het drempelbedrag treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 februari 1999.

11. Financiële draagkrachtafhankelijke bijdrage:

In artikel 24 van de gewijzigde verordening is een nieuwe bepaling opgenomen, die inhoudt dat bij een afstand tussen de woning en de school van de leerling van meer dan 20 km, de vastgestelde vergoeding van het leerlingenvervoer waar de ouders voor in aanmerking komen, verminderd wordt met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag. Het gaat hierbij om ouders van leerlingen van een school voor basisonderwijs  of een speciale school voor basisonderwijs, die een gezamenlijk inkomen hebben van meer dan ƒ 50.000,- (€ 22.689,01). De minimumbijdrage van de ouders bedraagt ƒ 175,- (€ 79,41) bij een inkomen tussen ƒ 50.000,- en ƒ 60.000,- (€ 22.689,01 en € 27.226,81) en loopt per ƒ 10.000,- (€ 4.537,80) inkomen op met eerst ƒ 575,- (€ 260,92) en daarna met ƒ 650,- (€ 294,96).

12. Afwijking van de verordening

In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur afwijken van de verordening en kan artikel 26 (de hardheidsclausule) worden toegepast.

Daar waar als gevolg van de verordening onredelijke of onrechtvaardige situaties ontstaan, kan het dagelijks bestuur van de verordening afwijken en aan ouders een positieve beschikking (toekenning) verstrekken.

De hierna genoemde redenen zijn geen aanleiding om artikel 26 toe te passen:

  • indien gebrek aan financiële draagkracht (uitkering of andere problemen) als enig argument wordt gebruikt;

  • indien ouders in tegenstelling tot het stadsdeel van mening zijn, dat de overeengekomen kortste weg naar school te onveilig is voor hun kind;

  • indien het werken van beide ouders als argument wordt gebruikt;

  • indien werktijden van beide ouders als argument worden gebruikt;

  • indien er sprake is van een eenoudergezin, en dat als enig argument wordt gebruikt (uitzondering betreft een alleenstaande moeder die zwanger is; gedurende acht weken voor de bevalling en acht weken na de bevalling zal vervoer geregeld worden);

  • indien ouders aangeven, dat een jonger kind dat thuis moet achterblijven de enige reden is van het niet kunnen begeleiden van een ouder kind naar een school;

  • indien ouders aangeven, dat begeleiding van een kind naar school met het openbaar vervoer te veel tijd kost (slechts in geval dat begeleiding door een ouder meer dan 1½ uur ‘ochtends en 1½ uur ’s middags in beslag zal nemen, zal aangepast vervoer toegewezen worden);

  • kinderen in het regulier basisonderwijs en het speciaal onderwijs die door omstandigheden tijdelijk elders worden ondergebracht worden maximaal voor de rest van het schooljaar vervoerd naar de oude school. Daarbij moet wel voldaan worden aan het afstands- en leeftijdscriterium van de verordening.