Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ouderkerk

Verordening op de heffing en invordering van havengelden 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ouderkerk
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van havengelden 2002
CiteertitelVerordening havengelden 2002
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen en retributies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 229, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-06-200201-04-2014nieuwe regeling

30-05-2002

Postiljon, 12 juni 2002

Onbekend

Tekst van de regeling

GEMEENTE OUDERKERK

De raad van de gemeente Ouderkerk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2001;

gelet op artikel 229 eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van havengelden 2002

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebruikt dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen van of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam een geheel uitmakende voorwerpen;

  • b.

    vrachtschip: een vaartuig dat hoofdzakelijk en regelmatig wordt gebezigd voor het vervoer van goederen;

  • c.

    woonschip: een vaartuig dat naar zijn aard is bestemd als woning;

  • d.

    verplaatsing: de in volumen uitgedrukte waterverplaatsing van een vaartuig tussen het vlak van de grootste toegelaten diepgang en het vlak van inzinking van het ledige vaartuig, volgens een geldige meetbrief;

  • e.

    m3: een kubieke meter zoetwaterverplaatsing;

  • f.

    oppervlakte: het produkt van de grootste lengte en breedte, zoals deze blijken uit de bij het vaartuig behorende geldige meetbrief;

  • g.

    verblijf: gebruik of genot als bedoeld in artikel 2;

  • h.

    kwartaal, jaar: kalenderkwartaal, kalenderjaar;

  • i.

    meetbrief: het document als bedoeld in artikel 782, derde lid, van het Wetboek van Koophandel, juncto het besluit van 24 oktober 1983, Stb. 548 (Besluit binnenschependocumenten).

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam "havengeld" wordt een recht geheven ter zake van:

  • a.

    het gebruik van de havens, kaden en verdere inrichtingen ten behoeve van de scheepvaart door of het vaartuigen, in Ouderkerk aan den IJssel en de vluchthaven te Gouderak bij de gemeente in eigendom of beheer en onderhoud, en/of:

  • b.

    het genot van door de gemeente verstrekte diensten op genoemde locatie.

  • 2.

    Belastingplichtig is de gezagvoerder, de schipper, de eigenaar of gebruiker van het vaartuig.

  • 3.

    Ieder der in lid 2 vermelde belastingplichtigen is hoofdelijk het gehele havengeld verschuldigd, met dien verstande, dat betaling door de een, de ander bevrijdt.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Als grondslag voor de berekening van de belasting geldt:

    • a.

      voor vrachtschepen, de verplaatsing overeenkomstig de van kracht zijnde geldige meetbrief of daarmede krachtens wettelijke bepalingen gelijkgestelde documenten, een en ander met inachtneming van dezelfde voet van herleiding, als krachtens wettelijke bepalingen door het Rijk is voorgeschreven; bij gemis van een meetbrief kan de op de ijkplaat aangeduide verplaatsing tot grondslag voor de heffing dienen;

    • b.

      voor alle overige vaartuigen, de oppervlakte.

  • 2.

    Bij gebreke van een geldige meetbrief of daarmede gelijk te stellen document, bij weigering om zulk een stuk te vertonen of bij weigering om toe te laten dat vaartuigen worden gemeten, wordt de verplaatsing dan wel de oppervlakte van die vaartuigen door de daartoe door de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet aan te wijzen ambtenaar geschat.

Artikel 4 Vrijstellingen

Geen havengeld wordt geheven van:

  • a.

    rijksvaartuigen, voor zover bij wet of algemene maatregel van bestuur vrijstelling is voorgeschreven;

  • b.

    hospitaalschepen en andere vaartuigen, in dienst zijnde voor het vervoeren van zieken en lichamelijk gehandicapten;

  • c.

    roeiboten, behorende bij vaartuigen;

  • d.

    vaartuigen, waaraan met inbegrip van de voortbewegingsinrichting of enig onderdeel daarvan, daadwerkelijke reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, gedurende een tijdvak dat aanvangt zeven aaneengesloten dagen na het begin van de reparatie- werkzaamheden, en dat eindigt op het moment dat de reparatiewerkzaamheden worden beëindigd, met dien verstande dat belastingplichtigen voor elke periode van zeven aaneengesloten dagen dat recht op vrijstelling bestaat, een door of vanwege de reparateur ondertekende verklaring dienen te overleggen, waaruit blijkt, dat gedurende die periode aan het betreffende vaartuig reparatiewerkzaamheden worden verricht; gedurende de tijd, dat aan zodanige vaartuigen reparatiewerkzaamheden worden verricht, dienen deze uitsluitend een ligplaats in te nemen, welke goedgevonden of aangewezen is door de havenmeester;

  • e.

    vaartuigen, in het geval ten gevolge van uitzonderlijk hoge waterstand het gebruik maken van de havenfaciliteiten, in het bijzonder van de kade, niet of nagenoeg niet mogelijk is, en in het geval ten gevolge van ijsgang de bedrijfsuitoefening door de binnenscheepvaart niet of nagenoeg niet mogelijk is, een en ander naar de omstandigheden beoordeeld door de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet na ingewonnen advies van de havenmeester.

Artikel 5 Tarieven

  • 1.

    Voor het ligplaats nemen aan de aanlegsteiger(s) is liggeld verschuldigd voor alle vaartuigen welke langer dan 4 uren ligplaats hebben per m3 waterverplaatsing € 0,045.

  • 2.

    Het liggeld is verschuldigd per ononderbroken tijdvak van 7 x 24 uren of gedeelte daarvan. Bij langer verblijf is het liggeld telkens opnieuw voor dezelfde duur verschuldigd.

  • 3.

    Het recht bedoeld in lid 1, is niet of niet opnieuw verschuldigd wanneer de ligplaats nemende c.q. hebbende schepen wegens een stremming van de scheepvaart niet kunnen door- of wegvaren.

Artikel 5a Abonnementen

Het liggeld bedoeld in lid 1 van artikel 5, kan ook bij wijze van abonnement worden voldaan.

Er zijn kwartaal- en jaarabonnementen.

Voor een kwartaalabonnement, hetwelk geldt voor een kalenderkwartaal of gedeelte daarvan is verschuldigd € 0,331 per m3 waterverplaatsing.

Voor een jaarabonnement, hetwelk geldt voor een kalenderjaar of bij ingang van het abonnement nog niet verschenen gedeelte daarvan, is verschuldigd € 1,138 per m3 waterverplaatsing.

Wanneer in de loop van een kalenderjaar een kwartaal- of jaarabonnement wordt genomen, vindt geen verrekening plaats van de reeds naar het gewone tarief gedurende dat jaar betaalde liggelden.

Indien het havengeld bij wijze van abonnement wordt geheven, per kwartaal of jaar en vindt het verblijf voortgang, dan is op de eerste werkdag van het nieuwe kwartaal of van het nieuwe jaar opnieuw havengeld

verschuldigd.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1.

    Het havengeld wordt geheven bij wege van een gedagtekende kennisgeving, zegel, nota of andere schriftuur waarop het bedrag van de verschuldigde belasting is vermeld.

  • 2.

    Het havengeld moet bij vooruitbetaling worden voldaan op het tijdstip, waarop het in artikel 2 bedoelde gebruik of genot wordt aangevangen, echter met dien verstande, dat de belastingplicht eerst aanvangt twee uren na het ligplaats nemen of meren.

  • 3.

    Op verzoek van de belastingplichtige kan worden toegestaan dat de belasting geheven wordt bij wege van een aanslag, waarop het verschuldigde bedrag is vermeld.

  • 4.

    De in het derde lid genoemde aanslag moet worden betaald in één termijn, welke vervalt op de 30ste dag na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 5.

    Indien het bedrag van de verschuldigde belasting niet kan worden vastgesteld op het tijdstip, waarop het gebruik of genot aanvangt, moet in afwijking van het eerste lid, de belasting worden voldaan binnen 30 dagen na de dagtekening van de schriftuur waarin van het verschuldigde bedrag kennis wordt gegeven.

Artikel 7 Heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Indien havengeld bij wijze van abonnement wordt geheven, wordt geen ontheffing verleend van tijdens de abonnementsperiode reeds geheven havengeld.

  • 2.

    Indien havengeld bij wijze van abonnement voor een jaar is geheven, wordt bij tussentijdse beëindiging van het gebruik, ontheffing verleend over zoveel volle kwartalen als er na de beëindiging resteren.

Artikel 8 Vervanging van het vaartuig

  • 1.

    Een abonnement kan voor de verdere duur waarvoor het geldt, van kracht worden verklaard op een vervangend vaartuig, mits het vervangend vaartuig wordt gebruikt door dezelfde personen genoemd in artikel 2, lid 2, en de vervanging een gevolg is van een schipbreuk, brand, afkeuring of herstelling.

  • 2.

    Indien bij toepassing van lid 1 het vervangend vaartuig een grotere waterverplaatsing heeft dan het vervangen vaartuig, moet bijbetaling plaatshebben van het verschil tussen het voor het vervangen vaartuig geheven havengeld en het havengeld, dat verschuldigd is wegens abonnement voor een vaartuig met een waterverplaatsing, gelijk aan het vervangend vaartuig. De berekening van het bij te betalen bedrag vindt plaats respectievelijk over zoveel twaalfde of derde gedeelten van dit verschil als er nog niet verstreken maanden in het betrokken jaar of kwartaal, na het' tijdstip van vervanging, overblijven.

  • 3.

    Bij vervanging van een vaartuig door een vaartuig met minder waterverplaatsing wordt geen ontheffing van havengeld verleend.

Artikel 9 Veranderingen aan het vaartuig

  • 1.

    Indien veranderingen worden aangebracht aan een vaartuig, waarvoor havengeld bij abonnement wordt geheven en dit vaartuig als gevolg daarvan een grotere waterverplaatsing heeft verkregen dan waarvoor abonnement is verleend, moet bijbetaling plaatshebben van het verschil tussen het voor het vaartuig geheven havengeld en het havengeld dat verschuldigd is wegens een abonnement voor een vaartuig met een waterverplaatsing gelijk aan het veranderde vaartuig. De berekening van het bij te betalen bedrag vindt plaats, respectievelijk over zoveel twaalfde of vierde gedeelten van dit verschil als er nog niet verstreken maanden respectievelijk kwartalen in het betrokken jaar, na het tijdstip der gereedgekomen verandering, overblijven.

  • 2.

    Wegens verandering aan een vaartuig, welke tot minder waterverplaatsing heeft geleid dan waarvoor het abonnement geldt, wordt geen ontheffing van havengeld verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester eu wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de havengelden.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening havengelden" van 17 december 1985 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening havengelden 2002".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 november 2001.

De voorzitter,

De secretaris,