Overheidsorganisatie | Gemeente Sneek |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren |
Citeertitel | Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren |
Geen
artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, van de Wet investeren in jongeren
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2009 | 02-10-2010 | Nieuwe regeling | 15-09-2009 Sneeker Nieuwsblad | Onbekend |
Verordening tijdelijke regels
Wet investeren in Jongeren (WIJ)
Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren (WIJ) | |
officiële titel | Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren (WIJ) |
citeertitel | Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren (WIJ) |
wettelijke grondslag | artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, Wet investeren in jongeren |
De raad van de gemeente Sneek
gezien het advies van de Commissie Onderwijs en Welzijn
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, van de Wet investeren in jongeren;
overwegende, dat het noodzakelijk is om tot de datum waarop de verordeningen bedoeld in de Wet investeren in jongeren in werking treden, voor een beperkte periode regels te stellen die waarborgen dat de uitvoering van de wet zoveel mogelijk in overeenstemming met de Wet werk en bijstand en de in dat kader vastgestelde verordeningen plaatsvindt;
BESLUIT:
vast te stellen: De Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren (WIJ)
In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Wet investeren in jongeren;
het college: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek
De regels met betrekking tot de inhoud van het werkleeraanbod, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van de wet, luiden als volgt:
De voorzieningen die op grond van de Reïntegratieverordening 2009 gemeente Sneek aan personen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, kunnen worden aangeboden, kunnen door het college worden ingezet voor het vaststellen van de inhoud van het werkleeraanbod.
In afwijking van het eerste lid, kunnen de volgende voorzieningen niet worden ingezet:
onbeloonde additionele arbeid;
premies voor werkaanvaarding of scholing;
vrijlating van inkomsten, en
onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk.
De regels met betrekking tot het verlagen van de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de wet, luiden als volgt:
Voor de toepassing van artikel 41, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 4, 5, 6 7en 8 van de Afstemmingsverordening 2009 van overeenkomstige toepassing.
Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, zijn de artikelen 11 , 12 en 13 van de Afstemmingsverordening 2009 van overeenkomstige toepassing.
Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van schending van de overige verplichtingen, bedoeld in artikel 45, van de wet, is artikel 14 van de Afstemmingsverordening 2009 van overeenkomstige toepassing.
Voor het verlagen van de inkomensvoorziening als gevolg van zeer ernstige misdragingen als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de wet, is artikel 15 van de Afstemmingsverordening 2009 van overeenkomstige toepassing.
De regels met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de wet, luiden als volgt:
De in het Meerjarig Handhavingsbeleidplan Sociale Zaken Sneek en Wymbritseradiel gestelde regels, zijn van overeenkomstige toepassing.
De regels met betrekking tot de wijze waarop jongeren of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de wet, luiden als volgt:
De in de Verordening cliëntenplatform Sociale Zaken Sneek en Wymbritseradiel gestelde regels, zijn van overeenkomstige toepassing.
De regels met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel e, van de wet, luiden als volgt:
De in de Verordening Toeslagenbeleid gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing.
1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze Verordening tijdelijke regels WIJ treedt in werking op 1 oktober 2009 en geldt tot 1 oktober 2010.
Deze regeling wordt aangehaald als Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren (WIJ)
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 september 2009.
De griffier,
De voorzitter,
ALGEMENE TOELICHTING
Op 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Het college is belast met de uitvoering van de WIJ. De gemeenteraad daarentegen dient een vijftal verordeningen vast te stellen (art. 12 WIJ). Het vaststellen van een gemeentelijke verordening is echter een proces dat tijd vergt, te meer als daaraan een proces van beleidsvorming vooraf moet gaan. In het kader van de WIJ dient het ontwikkelen van visie en beleid met betrekking tot de verschillende onderdelen van de wet, maar in het bijzonder over de invulling van het werkleeraanbod zorgvuldig te geschieden.
Het lukt niet om voor 1 oktober 2009 de WIJ-verordeningen vast te stellen. Om recht te doen aan de behoefte om het daaraan gekoppelde besluitvormingsproces zorgvuldig te kunnen doorlopen, verdient het overweging om de Verordening tijdelijke regels WIJ vast te stellen, waarmee tot de datum waarop de verordeningen in werking treden voldaan wordt aan de opdracht tot regelstelling
Uitgangspunt van deze Verordening tijdelijke regels WIJ is dat daarmee gerealiseerd wordt dat de WIJ in eerste aanleg zoveel mogelijk WWB-conform wordt uitgevoerd op de onderdelen waarvoor een verordeningsplicht geldt. Dat sluit enerzijds aan bij de reeds bestaande uitvoeringspraktijk en anderzijds bij het uitgangspunt dat de WIJ op de onderdelen normensystematiek, afstemmingen, vaststellen inkomen en vermogen, terug- en invordering en verhaal, identiek zou moeten zijn aan de WWB.
Met het vaststellen van deze Verordening wordt de bestaande uitvoeringspraktijk in het kader van de Wet werk en bijstand dus zoveel mogelijk voortgezet voor jongeren die een beroep doen op een werkleeraanbod in het kader van de WIJ. De wijze waarop dat vorm gegeven is, is dat waar dit mogelijk is, de betreffende WWB-verordening, of bepalingen uit die verordening, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Dit spreekt voor zich. Ter verbetering van de leesbaarheid wordt de Wet investeren in jongeren in deze verordening aangeduid met ‘de wet’.
Omdat met de WIJ een recht op werkleeraanbod wordt gerealiseerd en een paradigmawisseling is beoogd, is het uitgangspunt en daarmee ook de inhoud van de nog vast te stellen ‘Verordening m.b.t. de inhoud van het werkleeraanbod’ duidelijk afwijkend van de Reïntegratieverordening WWB.
Het gaat immers niet langer om een niet afdwingbare aanspraak op voorzieningen (art. 10 WWB), maar om een afdwingbaar recht op een werkleeraanbod (paradigmawisseling). Onderdelen van de Re-integratieverordening die in ieder geval wel bruikbaar zijn, zijn de bepalingen die zien op de inhoud van de aan te bieden voorzieningen. Met het eerste lid van artikel 2 wordt de inzetbaarheid van die voorzieningen voor het college ten behoeve van jongeren binnen het kader van de WIJ gerealiseerd. Uitzonderingen daarop zijn vermeld in het tweede lid.
Uit de memorie van toelichting bij de wet blijkt dat de aldaar genoemde voorzieningen niet kunnen worden ingezet voor jongeren, omdat hun afstand tot de arbeidsmarkt nog niet zodanig groot is dat dergelijke voorzieningen beschikbaar zouden moeten worden gesteld, ter invulling van het werkleeraanbod.
Het wettelijk kader voor het verlagen van de inkomensvoorziening, wijkt enigszins af van het kader dat geldt voor het verlagen van de bijstand. De bevoegdheid om de bijstand te verlagen wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (art. 18, tweede lid WWB), ontbreekt in de WIJ. Daar staat tegenover dat in artikel 45 WIJ een aantal verplichtingen is geformuleerd, dat niet met zoveel woorden in de WWB is vastgelegd maar wel aanleiding kan geven tot verlaging. Het betreft de verplichtingen die betrekking hebben op het vaststellen en uitvoeren van het werkleeraanbod. Omdat deze verplichtingen overeenkomsten vertonen met de verplichting om gebruik te maken van een voorziening als bedoeld in artikel 10 WWB, kan worden overwogen de regels die daarover in de Afstemmingsverordening 2009 WWB zijn vastgelegd, van overeenkomstige toepassing te verklaren. Daarvan uitgaande zijn in artikel 3 de volgende onderdelen van de Afstemmingsverordening 2009 WWB van overeenkomstige toepassing verklaard:
algemene bepalingen (bijv. over samenloop);
regels over schending van de inlichtingenplicht;
regels met betrekking tot zeer ernstige misdragingen en
regels ten aanzien van schending van de verplichting om gebruik te maken van voorzieningen.
De regels die zijn gesteld in het Meerjarig Handhavingsbeleidsplan Sociale Zaken Sneek en Wymbritseradiel zijn ook van toepassing. Het beleid inzake het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik kan eveneens toegepast worden op jongeren.
De wijze waarop jongeren betrokken worden bij de uitvoering van de WIJ kan op dezelfde wijze geschieden als in de WWB. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de Verordening Cliëntenplatform Sociale Zaken Sneek en Wymbritseradiel wordt gerealiseerd dat de vormen van participatie die in die verordening zijn vastgelegd en de daarvoor gestelde regels evenzeer voor jongeren gelden.
Het wettelijk kader in de WIJ met betrekking tot het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag is niet identiek met dat van de WWB. De leeftijdsverlaging voor 21- en 22-jarigen is uit de WWB geschrapt (art. 29 WWB).
Aanpassing van de Toeslagenverordening WWB kan echter pas plaatsvinden met ingang van 1 oktober 2010, omdat jongeren die op 30 september 2009 een algemene bijstandsuitkering ontvangen, die nog houden tot uiterlijk 1 oktober 2010. Omdat voor het overige het wettelijk kader binnen WWB en WIJ identiek is, wordt de Toeslagenverordening in zijn geheel van overeenkomstige toepassing worden verklaard.
Het is van belang om een regeling op te nemen die voorziet in de bevoegdheid van het college om eventuele leemtes op te vullen en besluiten te nemen in de geest van de WIJ én de Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren (WIJ) als onverhoopt blijkt dat daar toch niet expliciet in is voorzien. Bedacht moet daarbij wel worden dat deze bepaling geen grondslag vormt voor het nemen van een belastend besluit. Daarvoor moet een eenduidige en expliciet benoemde concrete grondslag in regelgeving zijn opgenomen.
In de bevoegdheid om afwijkende besluiten te nemen in geval van onbillijkheden van overwegende aard is voorzien in het tweede lid. Niet altijd valt volledig uit te sluiten dat een grofmazige ‘van overeenkomstige toepassing verklaring’ onder omstandigheden nadelig kan uitwerken voor een jongere. In dergelijke gevallen moet het mogelijk zijn om van de Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren (WIJ) afwijkende besluiten te nemen die in het voordeel van de jongere zijn.
Deze Verordening treedt per 1 oktober 2009 in en zal gelden tot 1 oktober 2010.
Er worden WIJ-verordeningen opgesteld en de verwachting is dat deze verordeningen per 1 februari 2010 inwerking treden. De Verordening tijdelijke regels Wet investeren in Jongeren (WIJ) zal dan ingetrokken worden.
Dit artikel spreekt voor zich.