Overheidsorganisatie | Gemeente Sneek |
---|---|
Officiële naam regeling | VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2009. |
Citeertitel | Verordening toeristenbelasting 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Verordening toeristenbelasting 2009 |
Geen
artikel 224 van de Gemeentewet
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-11-2008 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 28-10-2008 Sneeker Nieuwsblad | Onbekend |
Nummer | : | |
Onderwerp | : | Vaststellen verordening toeristenbelasting 2009 |
De raad van de gemeente Sneek;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van (bijlage no. );
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
b e s l u i t:
vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2009.
(Verordening toeristenbelasting 2009)
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. vakantieonderkomens:
woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden en met een capaciteit van maximaal 12 slaapplaatsen per onderkomen;
b. vaste standplaats:
een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;
c. vaste ligplaats:
een ligplaats die naar plaatselijke gebruik, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het afmeren of ten anker leggen van eenzelfde vaartuig gedurende een periode van tenminste een maand.
d. woonschip:
vaartuig met een vaste ligplaats bestemd om enigszins duurzaam, zij het niet in alle jaargetijden, voor menselijke bewoning te dienen;
e. mobiele kampeeronderkomens:
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;
f. vaartuig:
een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;
g. kamphuizen:
verblijven, niet zijnde pensions, mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of vakantie-onderkomens, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden met een capaciteit van meer dan 12 slaapplaatsen per kamphuis;
h. niet beroepsmatig verhuurde ruimten:
woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan
wel te huur aangeboden;
Terzake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente:
in vakantieonderkomens,
op vaste standplaatsen,
op vaste ligplaatsen,
op woonschepen,
in mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen,
in hotels,
in pensions,
in jeugdherbergen,
op vaartuigen,
in kamphuizen en
in niet-beroepsmatig verhuurde ruimten
door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam toeristenbelasting een directe belasting geheven indien:
dit verblijf plaatsvindt tegen betaling van een vergoeding in welke vorm dan ook;
hetzij de gelegenheid tot dit verblijf wordt geboden door een stichting, een naamloze vennootschap, een vereniging of coöperatieve vereniging.
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter
beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen, vaartuigen of
ligplaatsen.
2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, terzake van
wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is
belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 verblijf houdt.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
door degene die verblijf houdt aan boord van een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot
verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van
dagen;
door degene die verblijf houdt aan boord van een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid
in het gemeentelijk watergebied bevindt;
door degene die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van
zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;
door degene die als gebruiker van een woonwagen als bedoeld in de Woonwagenwet
(Stb. 1968, 98) daarin overnacht;
waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van
forensenbelasting;
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die
rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en
voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2, van de
Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.
1. Het aantal personen dat heeft overnacht wordt met betrekking tot:
vakantieonderkomens bepaald op:
3,2 personen indien het aantal slaapplaatsen 4 of minder bedraagt;
4,3 personen indien het aantal slaapplaatsen 5 of 6 bedraagt;
5,5 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 6 bedraagt;
vaste standplaatsen, vaste ligplaatsen en woonschepen bepaald op:
2 personen indien het aantal slaapplaatsen drie of minder bedraagt;
3 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan drie bedraagt;
mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen bepaald op de som van het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van maximaal drie personen, vermenigvuldigd met twee en het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van meer dan drie personen, vermenigvuldigd met drie;
hotels, pensions en jeugdherbergen bepaald op het aantal slaapplaatsen.
2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt:
ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens bepaald op 115;
ingeval verblijf wordt gehouden op vaste standplaatsen, vaste ligplaatsen dan wel woonschepen bepaald op 50;
ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen wordt bepaald op 180;
ingeval verblijf wordt gehouden in hotels, pensions en jeugdherbergen op 50.
3. Het aantal slaapplaatsen bedoeld in het eerste lid onder de letters a, b en d wordt vastgesteld op
1 mei van het belastingtijdvak.
4. Het aantal mobiele kampeeronderkomens als bedoeld in het eerste lid onder de letter c wordt
vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen gedurende het belastingtijdvak, waarbij
iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van een maand.
1. Voor vaartuigen (uitgezonderd woonschepen), kamphuizen niet beroepsmatig verhuurde ruimten
wordt de heffingsgrondslag vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte
gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen,
indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.
Het tarief bedraagt per overnachting € 0,60.
Het belastingtijdvak loopt van 1 april tot en met 30 september.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Geen aanslag wordt vastgesteld indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingtijdvak minder dan vijfentwintig zal of heeft belopen.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden
betaald in één termijn uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van toeristenbelasting.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeente-ambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.
De "Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2006", vastgesteld bij
raadsbesluit van 28 februari 2006 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening toeristenbelasting 2009".
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28-10-2008
voorzitter.
griffier.