Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Sneek

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2010.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Sneek
Officiële naam regelingVERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2010.
CiteertitelVerordening precariobelasting 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpVerordening precariobelasting 2010

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-200601-01-2011Nieuwe regeling

10-11-2009

Sneeker Nieuwsblad

Onbekend

Tekst van de regeling

RAADSBESLUIT

     

Nummer

:

 

Onderwerp

:

Vaststellen verordening precariobelasting 2010

De raad van de gemeente Sneek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van      ;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING 2010.

(Verordening precariobelasting 2010)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    jaar : een kalenderjaar;

  • b.

    maand : een tijdvak van dertig achtereenvolgende dagen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam van precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of

    boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten

    behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst

    bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend

    voor het hebben van het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst

    bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of dienst rechtsopvolger

    aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de

    voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst

    bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heeft

    op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een

    privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is,

    met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De precariobelasting wordt geheven naar het aantal vierkante meters voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond dat wordt bezet.

Artikel 6 Belastingtarief

De precariobelasting bedraagt voor het bezet hebben van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond met banken, tafels en stoelen, tochtschermen en dergelijke per vierkante meter per jaar € 22,08.

Artikel 7 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in deze verordening

    genoemde oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de

    oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de

    twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de

    voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor

    de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning,

    tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat

    geval bestaat aanspraak op ontheffing.

Artikel 8 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het

    voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde

    gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien

    verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het

    belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten

    periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 9 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 8, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang

    van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang

    van het belastbaar feit.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar de jaartarieven

    geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak

    verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle

    kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op

    ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten

    van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van

    de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de

    ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 5. Belastingaanslagen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslag moet worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening op de heffing en invordering van de precariobelasting 2009", vastgesteld bij

    raadsbesluit van 28 oktober 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid

    genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de

    belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening precariobelasting 2010".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 november 2009

, voorzitter.

, griffier.