Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Littenseradiel

Beleidsregels Wet inburgering

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Littenseradiel
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet inburgering
CiteertitelBeleidsregels Wet inburgering
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpbeleidsregels wet inburgering, handhaving, inburgeringsaanbod, inburgeringsexamen, inburgeringsplichtigen, sancties, Wet inburgering

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Wet inburgering gemeente Littenseradiel

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200810-03-2016Nieuwe regeling

16-09-2008

Op 'e Skille, 25-09-2008

Collegebesluit, 16-09-2008, nr. 10

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet inburgering

Inleiding

Op 1 januari 2007 is de Wet inburgering (Wi) in werking getreden. De gemeenten Bolsward, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Littenseradiel, Nijefurd, Wûnseradiel, Sneek en Wymbritseradiel werken op het terrein van de Wi nauw samen. Voor de 6 eerstgenoemde gemeenten wordt de Wi uitgevoerd door de ISDzwf en in Sneek en Wymbritseradiel wordt de Wi uitgevoerd door de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Sneek. Op grond van de Wi zijn gemeenten verplicht een verordening op te stellen. Alle 8 gemeenten hebben in het voorjaar van 2007 een dergelijke verordening Wi vastgesteld. Dit is een zogenaamde raamverordening. Vervolgens is begin 2008 door alle colleges het Implementatiedocument invoering Wi vastgesteld, waarin de daadwerkelijke uitvoering van de Wi verder invulling is gegeven.

In dit document wordt het te voeren beleid nader uitgewerkt. De volgende onderwerpen komen aan de orde:

  • 1.

    Doelgroepencriteria bij een gemeentelijk inburgeringsaanbod;

  • 2.

    Handhaving;

  • 3.

    Sancties (boetes);

  • 4.

    Inning en terugbetaling eigen bijdrage;

  • 5.

    Ontheffing van de inburgeringsplicht op medische gronden.

Ad. 1 Doelgroepencriteria bij een gemeentelijk inburgeringsaanbod

Uitgangspunt is dat de Wet inburgering een hoge mate van eigen verantwoordelijkheid kent. Alle inburgeringsplichtigen moeten zelf kunnen bepalen hoe zich voor te bereiden op het inburgeringsexamen. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor het met goed gevolg afleggen van het examen.

De gemeenten kunnen deze verantwoordelijkheid ondersteunen door het beschikbaar stellen van faciliteiten in de vorm van een inburgeringsaanbod aan verschillende doelgroepen. Gemeenten zijn in elk geval verplicht een drietal groepen een inburgeringsaanbod te doen:

  • ·

    asielmigranten (artikel 19, lid 2, onder a Wi). Deze groep krijgt tevens een vorm van maatschappelijke begeleiding (artikel 19, lid 6 Wi);

  • ·

    geestelijke bedienaren (artikel 19, lid 2, onder b Wi);

  • ·

    “verhuizers”, vallend onder de werking van artikel 23, lid 4 Wi.

Bij de vaststelling van het hiervoor genoemde Implementatiedocument is er verder voor gekozen ook de volgende doelgroepen een inburgeringsaanbod te doen:

  • ·

    inburgeringsplichtigen die een uitkering ontvangen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) en aan wie al dan niet de reïntegratieverplichting is opgelegd. De WWB-ers met reïntegratieverplichting krijgen een zogenaamd gecombineerd traject aangeboden. In zo’n traject wordt zowel ingezet op het behalen van het inburgeringsdiploma als op de aanvaarding van werk of maatschappelijke participatie (artikel 20, lid 1 Wi);

  • ·

    Generaal Pardonners;

  • ·

    Oudkomers zonder werk en zonder inkomen. In dit verband dient onder “oudkomer’ te worden verstaan degene die zelf geen inkomen uit werk heeft en geen uitkering ontvangt en van wie het (gezins)inkomen niet meer bedraagt dan 1,5 keer het wettelijk minimumloon en bij wie het inburgeringstraject in ieder geval is gericht op het profiel OGO (Opvoeding, Gezondheid en Onderwijs).

Tijdens de intakeprocedure wordt beoordeeld of de inburgeringsplichtige aan de hierboven vermelde criteria voldoet en op grond daarvan in aanmerking komt voor een inburgeringsaanbod. Aan de betrokkene wordt slechts één keer een inburgeringsaanbod gedaan. Dit aanbod moet schriftelijk worden geaccepteerd of worden geweigerd.

Vooralsnog wordt aan inburgeringsbehoeftigen, vallend onder de werking van de Regeling inburgering 2007 (voortgezet in 2008) geen inburgeringsaanbod gedaan.

Ad. 2 Handhaving

Gemeenten hebben in het kader van de Wi een handhavende taak. Deze taak gaat in zodra de zogenaamde inwilligende beschikking van de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) aan de inburgeringsplichtige is afgegeven. In de gevallen waarin geen sprake is van een inwilligende beschikking, wordt de in het ISI vermelde datum (of eventueel de datum van administratieve opneming in de GBA) als uitgangspunt gehanteerd voor de ingang van de inburgeringstermijn.

Voor de groep oudkomers heeft de gemeente de bevoegdheid om de handhaving te faseren. Deze groep is namelijk te groot om iedereen meteen de inburgeringsplicht op te leggen en te handhaven.

Bij handhaving zijn in ieder geval de volgende zaken aan de orde:

  • ·

    Informatie en voorlichting;

  • ·

    Dienstverlening;

  • ·

    Voortgangscontrole;

  • ·

    Indien nodig: sanctioneren.

2.1 Uitgangspunten handhaving binnen de Wi

Voor het handhavingsbeleid Wi wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de opzet van de bestaande structuur in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB).

Dit betekent kort samengevat een samenhangend pakket van maatregelen en acties op het terrein van:

Informatie en voorlichting.

Voor een adequate handhaving is goede informatieverstrekking en voorlichting vereist. De inburgeringsplichtigen moeten op de hoogte zijn van wat er van hen wordt verwacht. Zij moeten tevens goed worden voorgelicht over hun rechten en plichten en de mogelijke sancties in geval van niet nakoming van die verplichtingen.

Dienstverlening.

Handhaving dient inzichtelijk te zijn en op een algemeen geaccepteerde manier plaats te vinden. De handhavingsactiviteiten moeten daarom zakelijk en niet onnodig belastend zijn. Er wordt niet gevraagd naar gegevens die de gemeente al weet of behoort te weten en er vindt ook geen oproeping plaats als op een minder belastende wijze kan worden vastgesteld dat iemand niet inburgeringsplichtig is.

Voortgangscontrole.

Op de naleving van de regels wordt ook daadwerkelijk toegezien. Voor de inburgeringsplichtige moet ook duidelijk zijn dat controle plaatsvindt en dat waar nodig actie wordt ondernomen.

Sanctioneren.

Het niet handelen volgens de gestelde regels wordt in beginsel gesanctioneerd. Dit gebeurt in overeenstemming met de voor het opleggen van sancties geldende handelwijze.

2.2 Handhaving van inburgeringsplichtigen met een inburgeringsaanbod

In de gevallen waarin door de gemeente een inburgeringsaanbod is gedaan, is de handhaving intensiever dan bij de groep onder 2.3 genoemd.

Met de inburgeringsplichtige wordt overeengekomen dat hij in beginsel binnen 18 maanden (met een mogelijke uitloop naar maximaal 24 maanden) na de datum van de beschikking waarbij de geaccepteerde inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld (B1) deelneemt aan het inburgeringsexamen. Deze termijn staat los van de wettelijke termijn die de inburgeringsplichtige heeft. In de meeste gevallen is dit een periode van 5 jaar en in enkele gevallen 3½ jaar (artikel 7, lid 1, onder a en b Wi) waarin het inburgeringsexamen moet zijn behaald (artikel 14, lid 1 Wi).

De inburgeringsplichtige dient de prestatie te leveren. De gemeente financiert in een aantal gevallen het aanbod. Zowel de inburgeringsplichtige als de gemeente hebben er belang bij dat de voortgang regelmatig besproken wordt. Het scholingsinstituut verstrekt in elk geval tweemaandelijks een voortgangsrapportage over de inburgeringsplichtige en waar nodig/gewenst vindt vaker overleg plaats. Verzuim door de inburgeringsplichtige wordt direct gemeld aan de gemeente.

De gemeente gaat in beginsel over tot sanctionering als verzuim optreedt, als de voortgang op enigerlei wijze beneden de verwachting is of als het examen niet binnen de afgesproken termijn is gehaald. Uitgangspunt is een aanwezigheidspercentage van minimaal 80%.

2.3 Handhaving van inburgeringsplichtigen zonder inburgeringsaanbod

De handhaving van de inburgeringsplicht van deze groep inburgeringsplichtigen is gericht op het begin en het eind van de inburgeringstermijn. Dat betekent dat de potentieel inburgeringsplichtige wordt opgeroepen voor een intake, dat er wordt vastgesteld of hij wel of niet inburgeringsplichtig is. Echter, niet eerder dan daags na het verstrijken van de wettelijke termijn wordt gecontroleerd of het inburgeringsexamen is gehaald. Tussendoor is handhaven niet aan de orde, omdat de inburgeringstermijn dan nog niet verstreken en de inburgeringsplichtige vrij is in de wijze waarop hij aan zijn uiteindelijke verplichting wil voldoen. Op verzoek van de inburgeringsplichtige kan wel ondersteuning vanuit de gemeente worden geboden, bijvoorbeeld in de vorm van het verstrekken van informatie of het stimuleren van de inburgeringsplichtige. Om de hiervoor genoemde reden is er echter geen sprake van handhavingsgesprekken.

Ad. 3 Sancties (boetes)

Aan de inburgeringsplichtige die zich niet aan zijn verplichtingen houdt, wordt in beginsel een bestuurlijke boete opgelegd. Dit is echter alleen mogelijk wanneer sprake is van verwijtbaarheid. Uiteraard zijn hierop de bepalingen van de Awb (o.a. horen en zwijgrecht) van toepassing.

De artikelen 9 en 10 van de gemeentelijke verordening Wi hebben betrekking op de hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen. In deze verordening is het kadergeschetst voor het opleggen van een bestuurlijke boete en zijn de maximaal te hanteren bedragen genoemd. Aan de desbetreffende bepalingen wordt hierna verder invulling gegeven.

Bij het opleggen van een bestuurlijke boete worden de volgende criteria gebruikt:

  • 1.

    de ernst van de gedraging, en;

  • 2.

    de mate van verwijtbaarheid.

Bij het ontbreken van het element verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd. Dat is met name het geval als niet gesproken kan worden van het moedwillig doen of nalaten. Van een boete kan eveneens worden afgezien als wel een duidelijke motivatie, bijvoorbeeld blijkend uit de voortgangsrapportages van het scholingsinstituut, bij de inburgeringsplichtige zichtbaar is.

Schematisch weergegeven:

Boetewaardig gedragHoogte van de boete bij de 1e gedragingHoogte van de boete ingeval van een 2e of volgende gedraging (recidive)
Niet verschijnen op een oproep of niet verstrekken van inlichtingen die van belang zijn voor het vaststellen van de inburgeringsplicht (artikel 25 lid 2, Wi)€ 100,--€ 150,--
Niet verschijnen op een oproep voor het verstrekken van inlichtingen (artikel 19 of artikel 25 lid 1 Wi of artikel 26 Wi)€ 100,-- € 150,--
Onvoldoende meewerken aan de geaccepteerde inburgeringsvoorziening (artikel 23 Wi en artikel 30 Wi)€ 150,--€ 350,--
Moedwillig frustreren van de geaccepteerde inburgeringsvoorziening (artikel 23 Wi en artikel 30 Wi)€ 350,--€ 350,--
Niet behalen van het examen binnen de termijn (artikel 31 Wi)€ 250,--nvt
Herhaald niet behalen van het examen binnen de termijn (artikel 32 Wi)€ 500,--€ 500,--

In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van de in bovenstaand schema genoemde gedragingen en boetebedragen.

Ad. 4 Inning en terugbetaling eigen bijdrage

Iedere inburgeringsplichtige die het inburgeringsaanbod van de gemeente heeft geaccepteerd, is een eigen bijdrage verschuldigd (artikel 23, lid 2 Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is wettelijk vastgesteld op € 270,--.

Het grootste deel van de inburgeringsplichtigen heeft een inkomen op of net boven het sociale minimum. Uitgangspunt is geweest dat de eigen bijdrage proportioneel dient te zijn, juist voor deze groep. Er is geen directe relatie tussen de kosten van de inburgeringvoorziening en de hoogte van de eigen bijdrage. Tevens dient de eigen bijdrage te worden gezien als een benadrukking van de eigen verantwoordelijkheid om met behulp van de aangeboden inburgeringsvoorziening, het inburgeringsdiploma te behalen.

De eigen bijdrage wordt op het moment van acceptatie van het aanbod aan de inburgeringsplichtige opgelegd. De eigen bijdrage mag echter wel in termijnen worden voldaan, wanneer de financiële situatie van de betrokkene betaling ineens niet toelaat. In de gemeentelijke verordening Wi (artikel 5) is hierover bepaald dat de eigen bijdrage in maximaal 10 termijnen dient te worden voldaan. Voor partners kunnen deze termijnen na elkaar worden ingezet.

Indien na verloop van een termijn van 3 jaar na het opleggen van de eigen bijdrage bij de inburgeringsplichtige geen capaciteit (≤ 90% van de bijstandsnorm) bestaat om de eigen bijdrage daadwerkelijk te innen, kan het college besluiten de eigen bijdrage buiten invordering te stellen.

De gemeente beoogt te stimuleren dat de inburgeringsplichtige met een gemeentelijk inburgeringsaanbod zich inspant om het inburgeringsexamen ook daadwerkelijk te behalen binnen de voor hem geldende wettelijke termijn van 3½ of 5 jaar. Behaalt de inburgeringsplichtige met een gemeentelijk aanbod binnen die termijn het examen, dan betaalt de gemeente ambtshalve de tot dan toe door de inburgeringsplichtige aan de gemeente betaalde eigen bijdrage terug (met een maximum van € 270,-- per inburgeringsplichtige).

Ad. 5 Ontheffing van de inburgeringsplicht op medische gronden

In artikel 6 van de Wi is bepaald dat het college de inburgeringsplichtige ontheffing verleent van de inburgeringsplicht, indien deze heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke beperking dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat te zijn het inburgeringexamen te halen.

Eveneens is voorgeschreven dat het college een onafhankelijke arts (die voor het verlenen van dit soort ontheffingen is gecertificeerd) aanwijst die dergelijke keuringen verricht. Het college heeft hiervoor de artsen (die voldoen aan die criteria) van het bureau Argonaut Advies gevestigd te Utrecht aangewezen.

Uit de eigen-verantwoordelijkheidsgedachte van de Wi vloeit voort dat de inburgeringspichtige zelf verantwoordelijk is voor het aanvragen en betalen van een medische keuring. Wanneer echter sprake is van een medische keuring inzake de inburgeringsmogelijkheden van de betrokkene tegelijkertijd met een keuring verricht in het kader van een opgelegde reïntegratieverplichting op grond van de WWB (door een arts van Argonaut Advies) dan worden de kosten van deze keuring vergoed door de gemeente vanuit het Werkdeel WWB.

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Wet inburgering en treden in werking op 1 oktober 2008.

Ondertekening

Wommels, 16 september 2008

Het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel,

, burgemeester.

, secretaris.