Overheidsorganisatie | Gemeente Bussum |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2010 |
Citeertitel | Verordening afvalstoffenheffing 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Nieuwe regeling |
Geen
Wet Milieubeheer, artikel 15.33
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 04-01-2012 | Nieuwe regeling | 02-11-2009 Bussumse Krant van 17 december 2009 | RV2009-186 |
De raad van de gemeente Bussum;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Bussum
d.d. 8 oktober 2009, nummer RV09.186;
gelet op artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2010
1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht van het perceel feitelijk gebruik maakt;
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
De belasting bedraagt per belastingjaar, per perceel:
1. | indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon | € 171,--; |
2. | indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door twee of meer personen | € 263,64. |
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt geheven door middel van een aanslag.
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn twee maanden later.
2. In afwijking van het eerste lid, geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,-- doch minder is dan € 3.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Eventuele afrondingsverschillen moeten in de laatste termijn worden betaald.
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden genoemde termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.
1. De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2009’ van 10 november 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2010” .
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bussum, gehouden op 2 november 2009.