Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bussum

Re-integratieverordening 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bussum
Officiële naam regelingRe-integratieverordening 2008
CiteertitelRe-integratieverordening 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpHerziene regeling

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, artikel 8, lid 1, onderdeel a

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-02-201008-11-2010Herziene regeling

09-10-2008

Bussumse Krant van 3 februari 2010

RB2008-067

Tekst van de regeling

Intitulé

RE-INTEGRATIEVERORDENING 2008

De raad van de gemeente Bussum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van

Bussum, nummer RV08.0067;

gelet op artikel 8, eerste lid onderdeel a van de Wet werk en bijstand

b e s l u i t :

vast te stellen

RE-INTEGRATIEVERORDENING 2008

Onder gelijktijdige intrekking van de Reïntegratieverordening 2006 Wet werk en bijstand

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Doel

Deze verordening heeft betrekking op de arbeidsmarkt(re-)integratie van uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden zonder eigen inkomen en personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet.

De ingezette middelen hebben tot doel:

  • a.

    het bevorderen van economische en maatschappelijke participatie;

  • b.

    het bevorderen van integratie en emancipatie;

  • c.

    het tegengaan van uitkeringsafhankelijkheid.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    belanghebbenden: personen beneden de leeftijd van 65 jaar, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie Bussum, die ingevolge het bepaalde in artikel 10 van de wet, aanspraak op ondersteuning of een voorziening hebben;

  • c.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

  • d.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

  • e.

    Nuggers: personen die als werkzoekenden staan ingeschreven bij het CWI en die geen uitkeringsgerechtigden zijn, als bedoeld in artikel 6 van de wet;

  • f.

    jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers niet ouder dan 27 jaar;

  • g.

    werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;.

  • h.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bussum;

  • i.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Bussum

  • j.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • k.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • l.

    CWI: Centrale organisatie Werk en Inkomen;

  • m.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • n.

    voorziening: elke vorm van ondersteuning die de gemeente biedt aan de belanghebbenden om (een grotere mate van) inschakeling in de reguliere arbeid te realiseren;

  • o.

    trajectplan: een stapsgewijze en planmatige beschrijving van de wederzijdse verplichtingen, afspraken en in te zetten voorzieningen tussen de belanghebbende en de gemeente;

  • p.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid die naar vermogen kan worden verricht en die niet in strijd is met de wet;

  • q.

    succesvolle uitstroom: het beëindigen van uitkeringsafhankelijkheid door middel van het aanvaarden van reguliere arbeid in loondienst dan wel door middel van inkomsten uit zelfstandige arbeid gedurende ten minste 6 maanden.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Belanghebbenden als bedoeld in artikel 10 van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

PARAGRAAF 2 OPDRACHT AAN HET COLLEGE

Artikel 4 Algemene opdracht
  • 1. Het college biedt de belanghebbende ondersteuning bij arbeidsinschakeling en/of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan.

  • 2. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 3. Het college neemt voor elke belanghebbende een besluit, waarin bepaald wordt of het aanbieden van ondersteuning en/of een voorziening, noodzakelijk is.

  • 4. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Sluitende aanpak
  • 1. Met elke uitkeringsgerechtigde wordt binnen 3 maanden na ingangsdatum van de uitkering een trajectplan opgesteld en een aanbod gedaan voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Met elke niet-uitkeringsgerechtigde of Anw-er wordt binnen 3 maanden na een verzoek om een voorziening een trajectplan opgesteld gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 6 Beleidsregels
  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels op.

  • 2. Bij de beleidsregels wordt het oordeel van de cliëntenraad gevoegd.

  • 3. Deze beleidsregels omvatten in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen;

    • b.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting;

    • c.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening;

    • d.

      de wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven;

    • e.

      de wijze waarop aan de arbeids- en sollicitatieplicht vorm wordt gegeven;

    • f.

      regels over toepassen van vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet;

    • g.

      regels over toepassen van premies en vergoedingen;

    • h.

      Persoonsgebonden re-integratie budget (PRB)

  • 4. De beleidsregels omvatten ook een omschrijving van de aangeboden voorzieningen. Tot de voorzieningen behoren in elk geval:

    • a.

      medische- en arbeidskundige keuringen;

    • b.

      (beroepsgerichte) scholing;

    • c.

      gesubsidieerde arbeid, loonkostensubsidies en/of werkstages;

    • d.

      sociale activering;

    • e.

      actieve / maatschappelijke participatie.

PARAGRAAF 3 FINANCIEN

Artikel 7 Verdeling
  • 1. Het college stelt jaarlijks een verdeling op van de beschikbare middelen zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid onder a van de wet, over de verschillende voorzieningen.

Artikel 8 Wijze van ter beschikking stellen middelen
  • 1. Indien het trajectplan is vastgesteld draagt het college zorg voor inkoop, aanmelding en betaling.

  • 2. Aan de belanghebbende worden op voorhand geen geldelijke middelen ter beschikking gesteld.

PARAGRAAF 4 VOORWAARDEN EN VERPLICHTINGEN

Artikel 9 Verplichtingen van de cliënt
  • 1. Een uitkeringsgerechtigde aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. De belanghebbende heeft met de ondertekening van het trajectplan de verplichting op zich genomen de hierin gemaakt afspraken na te komen en zich in te zetten het traject succesvol af te ronden.

Artikel 10 Inkomsten en criteria
  • 1. De Anw-er of Nugger heeft recht op een bijdrage in de kosten ingevolge deze verordening indien het gemiddelde netto gezinsmaandinkomen minder bedraagt dan 150% van de geldende bijstandsnorm.

  • 2. Onder inkomen wordt verstaan het inkomen als bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de wet.

  • 3. Indien het inkomen van belanghebbende boven het in het eerste lid genoemde bedrag ligt, dan heeft deze geen recht op volledige vergoeding van de kosten als genoemd in het eerste lid.

  • 4. Indien het inkomen van belanghebbende meer is dan 200 % van het in het eerste lid genoemde bedrag , dan heeft deze geen recht op vergoeding van de kosten als genoemd in het eerste lid.

  • 5. Teneinde het college in staat te stellen de hoogte van het inkomen te kunnen bepalen overlegt de belanghebbende bij het doen van de aanvraag alle relevante inkomensgegevens met betrekking tot de in het eerste lid genoemde periode.

Artikel 11 Vermogen
  • 1. De Anw-er of Nugger heeft recht op een bijdrage in de kosten ingevolge deze verordening indien het vermogen minder bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens van artikel 34 lid 3 van de wet en het gestelde in artikel 10 lid 1 van toepassing is.

  • 2. Indien het vermogen meer bedraagt dan het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt 100% van het meerdere als draagkracht in aanmerking genomen.

  • 3. Bij de bepaling van de draagkracht uit vermogen wordt uitgegaan van de stand van het vermogen ten tijde van het doen van de aanvraag.

  • 4. Voor zover vermogen bestaat uit overwaarde van een door de aanvrager bewoonde eigen woning telt deze niet mee voor de vermogensberekening.

Artikel 12 Inkomstenvrijlating
  • 1. De Wwb uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of heeft aanvaard, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde bijstandsnorm + maximale toeslag, heeft recht op vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet.

Artikel 13 Premies
  • 1. Het college kan aan de belanghebbende een premie toekennen met in achtneming van het gestelde in artikel 31, tweede lid onder j van de wet.

Artikel 14 Overige vergoedingen
  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling.

Artikel 15 Subsidie in loonkosten

Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde uit Bussum een arbeidsovereenkomst met loon afsluiten.

  • 1.

    Het college stelt nadere beleidsregels vast ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 2.

    De loonkostensubsidie wordt verstrekt conform de voorwaarden genoemd in de “Beleidsaanbeveling inzake werkgelegenheidssteun”zoals opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

  • 3.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hiervoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

PARAGRAAF 5 BEËINDIGING, TERUGVORDERING EN AFSTEMMING

Artikel 16 Beëindigingsgronden

Een traject kan door het college voortijdig worden beëindigd indien:

  • a.

    de belanghebbende verhuist naar een andere gemeente buiten de samenwerkende regiogemeenten, of;

  • b.

    de belanghebbende zich onvoldoende inspanningen getroost om tot een succesvolle afronding van (een deel) van het trajectplan te komen, of;

  • c.

    de belanghebbende arbeid in loondienst aanvaardt dan wel als zelfstandige gaat werken, of;

  • d.

    de belanghebbende zich in detentie bevindt, dan wel gaat bevinden, of;

  • e.

    er zich naar de mening van het college omstandigheden voordoen die noodzakelijkerwijs tot beëindiging dienen te leiden.

Artikel 17 Tekort schietend besef

Constatering van een tekort schietend besef van verantwoordelijkheid is een grond waarop deelname aan een voorziening kan worden geweigerd.

Artikel 18 Terugvordering
  • 1. Bij een voortijdige, aan de belanghebbende verwijtbare beëindiging van een voorziening, kunnen de gemaakte en nog door het college te maken kosten van de voorziening van de belanghebbende worden teruggevorderd.

  • 2. Indien de gemeente kosten ten behoeve van een voorziening heeft gemaakt en op enig moment blijkt dat de belanghebbende te laat of onjuiste of onvolledige gegevens heeft overgelegd, kan het college de volledige gemaakte en nog te maken kosten van de voorziening terugvorderen van de belanghebbende.

  • 3. Indien een voorziening van een uitkeringsgerechtigde wordt beëindigd, is het gestelde in artikel 19 van toepassing.

Artikel 19 Afstemming
  • 1. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet of in onvoldoende mate voldoet aan de verplichtingen gesteld in artikel 9 van de wet, dan wel, indien van toepassing, artikel 37 lid 1 van de IOAW en IOAZ, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelverordening, tenzij er sprake is van niet-verwijtbaar handelen.

PARAGRAAF 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Hardheidsclausule
  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening 2008”.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na te zijn bekendgemaakt. Bij de inwerkingtreding van deze verordening komt de verordening “Reïntegratieverordening 2006 Wet werk en bijstand“ te vervallen.

Artikel 23 Overgangsrecht

De belanghebbende die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening werk in deeltijd heeft aanvaard en op grond van de “Reïntegratieverordening gemeente Bussum” recht had op een premie, behoudt dit recht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bussum, gehouden op 9 oktober 2008.

de griffier
de voorzitter

TOELICHTING REÏNTEGRATIEVERORDENING 2008

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Doel

Ingevolge de WWB dient de gemeente zich primair te richten op de inschakeling in de reguliere arbeid van de mensen die behoren tot de doelgroepen van de WWB. Indien inschakeling op de arbeidsmarkt niet direct mogelijk is, staat sociale activering voor de leden van de doelgroepen open indien dit leidt tot een betere aansluiting op de arbeidsmarkt.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Niet alleen bestaat er de verplichting van uitkeringsgerechtigden om mee te werken aan inschakeling op de arbeidsmarkt, ook heeft de gemeente de verplichting om mee te werken aan verzoeken van iedereen die ingevolge de wet tot de doelgroep behoort, om deel te mogen nemen aan, op inschakeling op de arbeidsmarkt gerichte, reïntegratieactiviteiten.

Paragraaf 2 Opdracht aan het college

Artikel 4 Algemene opdracht

Dit artikel vermeldt kort de algemene taken die het college van B&W van de Gemeenteraad heeft gekregen ten aanzien van de reïntegratie van de klanten van sociale zaken. Dit behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 5 Sluitende aanpak

In principe zal voor alle uitkeringsgerechtigden een trajectplan dienen te worden opgesteld binnen 3 maanden na toekenning van de uitkering. Echter, voor klanten ingedeeld in de A categorie geldt een uitzondering: zij dienen het eerste half jaar van de uitkeringsperiode door het CWI te worden bemiddeld, doch de gemeente kan hierin wel de regie voeren. De gemeente behoeft gedurende deze periode nog geen trajectplan op te stellen. Een trajectplan voor hen dient pas te worden opgesteld binnen 3 maanden na overdracht van het CWI aan de gemeente. De overdracht vindt plaats na 6 maanden bemiddeling; het trajectplan wordt aldus uiterlijk binnen 9 maanden na toekenning van de uitkering opgesteld.

Artikel 6 Beleidsregels

Dit artikel betreft het meest inhoudelijk gedeelte van de verordening. Dit artikel vormt een opsomming van de aspecten rondom ‘reïntegratie’ waarover het college van B&W beleid moet vaststellen. Het gaat om nadere invulling van reïntegratiebeleid waarbij o.a. doelgroepen worden vastgesteld (waarnaar gaat de aandacht wel/niet uit); welke klanten krijgen vrijstelling van plichten en activiteiten; op welke wijze wordt invulling gegeven aan zorgtaken en hulpverlening voor mensen die langdurig een minimuminkomen ontvangen; welke voorzieningen worden getroffen voor scholing en (sociale) activering. Aparte besluitvorming dient plaats te vinden over gesubsidieerde arbeid. Eenmaal per jaar dient het college van B&W een verslag aan de gemeenteraad te zenden waarin verantwoording wordt afgelegd over de doeltreffendheid en effecten van het reïntegratiebeleid. Dit verslag is een onderdeel van het jaarverslag van de afdeling SocialeZaken.

Paragraaf 3 Financiën

Artikel 7 Verdeling

Jaarlijks zal door het college een begroting worden gemaakt waarbij het uitgangspunt het werkdeel is, dat door de gemeente van het ministerie wordt ontvangen. Hierbij dient gedacht te worden aan gesubsidieerde arbeid, uitstaande lasten m.b.t. ingekochte trajecten, alsmede in te kopen trajecten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de door de minister aangegeven verdeel systematiek.

Hierbij worden kosten bedoeld van een individueel traject .

Artikel 8 Wijze van het ter beschikking stellen van middelen

Het in te kopen traject kan in overleg met de klant worden vastgesteld. Het is echter de verantwoordelijkheid van de gemeente om trajecten in te kopen, de klant aan te melden en voor betaling zorg te dragen.

Paragraaf 4 Voorwaarden en verplichtingen

Artikel 9 Verplichtingen van de cliënt

Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. De voorwaarden worden opgenomen in het trajectplan dat de belanghebbende dient te ondertekenen. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek.

Van een succesvolle afronding wordt gesproken als een belanghebbende na afronding van een traject, arbeid in loondienst aanvaart voor ten minste zes maanden. Voor de zes maanden termijn is aangesloten op de Werkloosheidswet (WW) waarbij een werknemer in de periode van 39 weken voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag in ten minste 26 weken als werknemer arbeid heeft verricht.

Artikel 10 Inkomsten en criteria

Indien het gemiddelde inkomen van de aanvrager en zijn gezin, gemeten over de periode van 12 maanden voorafgaande aan de datum van de aanvraag, meer bedraagt dan 150% van de relevante bijstandsnorm, bestaat er een gedeeltelijk recht op ondersteuning. Indien het inkomen meer dan 150 % bedraagt van de van toepassing zijnde norm, dan wordt het meerdere aangemerkt als draagkracht. De draagkrachtperiode is dezelfde periode waarbinnen de belanghebbende gebruikt maakt van de ondersteuning en/of voorzieningen.

Artikel 11 Vermogen

De peildatum voor de bepaling van het vermogen, is de datum van indiening van de aanvraag. Als het vermogen meer bedraagt dan de bedragen genoemd in artikel 34 Wwb dan wordt 100% van het meerdere aangemerkt als draagkracht.

Artikel 12 Inkomstenvrijlating

Op individuele gronden kan voor een uitkeringsgerechtigde die werkt in deeltijd, gedurende een korte tijd (maximaal zes maanden aaneengesloten), een deel van de inkomsten uit arbeid worden vrijgelaten. De vrijlating bedraagt maximaal 25% van de inkomsten per maand, met een maximum dat jaarlijks door de minister wordt vastgesteld. Het maximale percentage en het maximale bedrag impliceren, dat ook uitgegaan mag worden van lagere bedragen. Voorwaarde is dat er voldoende uitzicht is op het bereiken van bijstandsonafhankelijkheid na maximaal 6 maanden. Uiteraard is dit artikel slechts van toepassing op inkomsten uit arbeid die lager zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsuitkering.

De inkomstenvrijlating wordt slechts een maal per huishouden per uitkeringsperiode verstrekt.

Artikel 13 Premies

In de WWB is geregeld in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een activeringspremie met een maximum dat jaarlijks door de minister wordt vastgesteld, kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. Dit is alleen het geval als in datzelfde jaar geen onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk is verstrekt. De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub k de maximale onkostenvergoedingen bij het verrichten van vrijwilligerswerk. Ook deze zijn onbelast en werken niet door bij inkomensafhankelijke regelingen. Ook hier kan de gemeente variëren in hoogte. Het moment van uitbetalen zal in overleg met de cliënt worden vastgesteld. Aanleiding hiertoe is het feit, dat premies bij cumulatie belast worden.

Periodieke vrijwilligerspremies en vergoedingen door werkgevers, uitgezonderd daadwerkelijk aantoonbare onkostenvergoedingen, dienen ingaande 1 januari 2004 in mindering te worden gebracht op de uitkering.

Artikel 14 Overige vergoedingen

Het is denkbaar dat de gemeente, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Daarbij valt te denken aan reiskosten, verhuiskosten en kosten voor kinderopvang, maar dat is geen limitatieve opsomming.

Artikel 15 subsidie in loonkosten

De wijze waarop het college subsidie aan werkgevers verstrekt wordt opgenomen in de beleidsregels als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

Paragraaf 5

Artikel 16

Dit artikel geeft aan dat het College een voorziening kan stopzetten, en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindiging wordt ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. In het laatste geval dienen de bepalingen uit het arbeidsrecht in acht te worden genomen. Bij beëindiging van een voorziening geldt dit ook voor het reïntegratiebedrijf dat de voorziening verzorgt (behalve in het geval van nazorg).

Indien een belanghebbende naar een andere gemeente verhuist dient de financiering te worden beëindigd. Wel zal met de nieuwe gemeente overleg gevoerd moeten worden om eventueel het traject voort te zetten.

Er zal een intensief contact met het reïntegratiebedrijf moeten worden onderhouden om een oordeel te kunnen vormen omtrent de inspanning die betrokkene levert. Indien deze onvoldoende zou zijn, dan dient belanghebbende daarop te worden aangesproken. Bij onvoldoende verandering zal het traject worden beëindigd.

Afhankelijk van het traject dat betrokkene volgt zal er sprake zijn van nazorg door het reïntegratiebedrijf. Beëindiging van het traject is dan ook alleen mogelijk, als belanghebbende werk heeft aanvaard waar het reïntegratiebedrijf niet bij betrokken is geweest.

Bijstand verlenen aan een in detentie verblijvende is ingevolge de wet niet mogelijk.

Artikel 17

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 18

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19 Afstemming

Indien een voorziening door verwijtbaar gedrag voortijdig wordt beëindigd, kan het college, indien het uitkeringsgerechtigden betreft, beslissen om op grond van de afstemmingsverordening een maatregel op te leggen. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage.

Voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Ook personen met een uitkering vallen onder de werking van dit artikel. Dat betekent dat in bijzondere situaties sprake kan zijn van zowel terugvordering van gemaakte kosten als van afstemming van de uitkering.

Dit is geen terugvordering op grond van de WWB. Er moet een civiele procedure worden gevolgd aangezien de kosten van een voorziening geen kosten van bijstand zijn volgens de definitie van bijstand in artikel 5 WWB.

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering.

Artikel 20

In de WWB is aangegeven welke verplichtingen gelden voor het laten voortbestaan van het recht op een uitkering. Het niet voldoen aan deze verplichtingen is grond voor het opleggen van een maatregel. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Van het opleggen van een maatregel wordt afgezien indien het de uitkeringsgerechtigde niet te verwijten is dat deze niet aan de verplichtingen voldoet.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 21 Hardheidsclausule

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22 Citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 23 Inwerkintreding

Behoeft geen nadere toelichting