Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bussum

Kapverordening Bussum 2001 (incl. 1e wijziging d.d. 15-03-2006)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bussum
Officiële naam regelingKapverordening Bussum 2001 (incl. 1e wijziging d.d. 15-03-2006)
CiteertitelKapverordening Bussum 2001
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpNieuwe regeling

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 149
  2. Boswet, artikel 15

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-03-200608-11-2010Nieuwe regeling

15-03-2006

Gemeentepagina 30-03-2006

RV2006-013

Tekst van de regeling

Intitulé

Kapverordening Bussum 2001

(inclusief 1e wijziging d.d. 15 maart 2006)

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Aanvraag vergunning
  • 1. De vergunning moet door middel van een aanvraagformulier worden aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer de directeur van Staatsbosbeheer aan burgemeester en wet-houders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift als een vergunningaanvraag.

Artikel 1.2 Zakelijk karakter van de vergunning
  • 1. De vergunning geldt voor zowel de aanvrager als voor zijn rechtver-krijgende.

  • 2. De rechtverkrijgende is verplicht van de rechtsovergang binnen twee weken schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethou-ders.

  • 3. Indien de in het vorige lid bedoelde mededeling niet binnen de gestelde termijn heeft plaatsgehad, vervalt de vergunning na ommekomst van deze termijn.

Artikel 1.3 Intrekking of wijziging van de vergunning
  • 1. De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien binnen 26 weken na dagtekening van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

    • e.

      indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

  • 2. Alvorens tot intrekking of wijziging wordt besloten, worden de belanghebbenden gehoord.

Artikel 1.4 Inzage vergunning

Op het terrein van de houtopstand moet, op het moment dat van de ver-gunning gebruik wordt gemaakt, de verleende vergunning aanwezig zijn. De houder van een vergunning is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage te geven.

Artikel 1.5 Bekendmaking

Krachtens deze verordening genomen besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, worden gedurende een periode van 13 weken voor een ieder ten gemeentehuize ter inzage gelegd.

Hoofdstuk 2 HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN

Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen
  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

    • b.

      hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • c.

      methode Raad: een in 1970 door ir. A. Raad ontwikkelde methode om de waarde van een boom in geld uit te drukken;

  • 2. In dit hoofdstuk wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten alsmede het verrichten van de handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben dan wel de natuurlijke vorm van houtopstand kunnen aantasten.

Artikel 2.2 Kapverbod
  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een houtopstand te vellen of te doen vellen

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      bomen met een stamdiameter kleiner dan 0,25 meter, gemeten op een hoogte van 1,30 meter;

    • b.

      coniferen, met uitzondering van de geslachten Taxus en Thuja en de soort Pinus Sylvestris, alle indien hoger dan 6 meter;

      fijnsparren niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen, geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • c.

      kweekgoed en fruitbomen;

    • d.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 2.6 (herplant- en instand-houdingsplicht).

  • 3. Geen vergunning van burgemeester en wethouders is vereist voor het vellen of doen vellen van een houtopstand, indien door of namens burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld dat het vellen of doen vellen uit een oogpunt van handhaving van het natuur-, landschaps- of dorps- / stadsschoon van zodanige ondergeschikte betekenis is, dat voor de uitvoering daarvan geen vergunning vereist is.

Artikel 2.3

(Vervallen)

Artikel 2.4 Openbare voorbereidingsprocedure
  • 1. De verlening van vergunningen voor het rooien van waardevolle bomen wordt openbaar voorbereid.

  • 2. De ontwerpbeschikking wordt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage gelegd.

  • 3. Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen schriftelijk en gemotiveerd bedenkingen kenbaar worden gemaakt.

  • 4. Van de terinzagelegging wordt mededeling gedaan door middel van publicatie in een huis-aan-huis te verspreiden periodiek.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden / aan de vergunning verbinden van voorschriften
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of dorpsschoon, of om andere redenen van milieubeheer.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of dorpsschoon, of om andere redenen van milieubeheer.

  • 3. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is ver-leend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te leven.

Artikel 2.6 Vergunningvoorschriften
  • 1. Aan een vergunning kan het voorschrift worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien voldoende termen aanwezig zijn om overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid een herplantvoorschrift te verbinden aan de vergunning doch uitvoering hiervan in ruimtelijke zin niet tot de mogelijkheden behoort, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de vergunningaanvrager een overeenkomstig het vierde lid te bepalen vergoeding gebaseerd op de boomwaarde verschuldigd is, te storten in het gemeentelijk Bomenfonds dat dient ter instandhouding c.q. uitbreiding van het bomenbestand in de gemeente.

  • 4. De boomwaarde wordt bepaald volgens de methode Raad.

  • 5. Indien het belang van de houtopstand moet wijken voor een ander belang, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning tevens het voorschrift verbinden dat de vergunning niet ten uitvoer mag worden gelegd tot een in de toekomst gelegen nauwkeurig omschreven moment.

Artikel 2.7 Herplant- / instandhoudingsplicht
  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in dit hoofdstuk van toepassing is zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit ande-ren hoofde tot treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen tot herplant over te gaan overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen en binnen een door hen gestelde termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplan-ting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervan-gen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in dit hoofdstuk van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen en binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Indien voldoende termen aanwezig zijn om overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid een verplichting tot herbeplanting op te leggen doch uitvoering hiervan in ruimtelijke zin niet tot de mogelijk-heden behoort, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen een overeenkomstig het vijfde lid te bepalen vergoeding gebaseerd op de boomwaarde te betalen, te storten in een gemeentelijk Bomenfonds dat dient ter instandhouding c.q. uitbreiding van het bomenbestand in de gemeente.

  • 5. De boomwaarde wordt bepaald volgens de methode Raad.

  • 6. Degene aan wie een verplichting is opgelegd als bedoel in het eerste tot en met vierde lid, is verplicht de daaraan te voldoen.

Artikel 2.8 Schadevergoeding
  • 1. Op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13, vierde lid van de Boswet, beslist de gemeenteraad.

  • 2. Ten aanzien van de behandeling van ingediende verzoeken om schadevergoeding zijn de bepalingen zijn de bepalingen van de bij raadsbesluit van 9 april 1987 vastgestelde “Procedureverordening Planschadevergoeding 1987” van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Als schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 5 van deze procedureverordening treedt, bij de toepassing van het vorige lid, een beëdigd taxateur op.

  • 4. De boomwaarde wordt bepaald volgens de methode Raad.

Hoofdstuk 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 3.1 Strafbepaling

Overtreding van de volgende artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak:

  • artikel 2.2 eerste lid

  • artikel 2.5 derde lid

  • artikel 2.7 zesde lid.

Artikel 3.2 Opsporing

Met de opsporing van de in artikel 3.1 strafbaar gestelde feiten zijn behalve de opsporingsambtenaren genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering belast, de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 3.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van publicatie, waarna de “Kapverordening Bussum 1990” vervalt.

Artikel 3.4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel “Kapverordening Bussum 2001”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bussum op 8 november 2001.

de secretaris
de voorzitter