Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bussum

Monumentenverordening 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bussum
Officiële naam regelingMonumentenverordening 1994
CiteertitelMonumentenverordening 1994
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpGewijzigde regeling

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Aanpassing aan de invoering van de euro

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Monumentenwet, artikel 15

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200208-11-2010Onbekend

14-06-2001

't Voorlicht 12-04-2001

RV2001-045

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening 1994

(inclusief 2e wijziging d.d. 14 juni 2001; treedt in werking op 1 januari 2002)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    monumenten:

    • a.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.

  • 2.

    gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst waarop zijn vermeld overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten.

  • 3.

    beschermde gemeentelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst.

  • 4.

    beschermde rijksmonumenten:

    onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers.

  • 5.

    kerkelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

  • 6.

    commissie Ruimtelijke Kwaliteit:

    de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet en deze verordening.

  • 7.

    beeldkwaliteitsbevorderingsgebied:

    een door burgemeester en wethouders aangewezen gebied in de gemeente, dat zich onderscheidt door bijzondere architectonische of stedebouwkundige waarden welke behouden en bevorderd dienen te worden.

Artikel 1.2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.
Artikel 2.1.1
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de commissie Ruimtelijke Kwaliteit en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar.

  • 4. Burgemeester en wethouders nemen binnen 8 weken nadat de commissie Ruimtelijke Kwaliteit is gehoord, een beslissing als bedoeld in het tweede lid. Zo spoedig mogelijk wordt de beslissing bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 5. Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, leden twee en drie, achterwege.

  • 8. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 2.1.2

De gemeentelijke monumentenlijst ligt op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.
Artikel 2.2.1
  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te vernielen of af te breken.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 2.2.2
  • 1. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.2.1 moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Op in behandeling genomen aanvragen, is afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 3. Een ieder kan zijn zienswijze over een in behandeling genomen aanvraag naar voren brengen.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag en het verslag van de voorbereidingsprocedure terstond ter kennis van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

  • 5. Binnen 8 weken na afloop van de termijn waarbinnen een ieder zijn zienswijze naar voren kan brengen, brengt de commissie Ruimtelijke Kwaliteit haar advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 6. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning binnen 13 weken na indiening van de aanvraag.

Artikel 2.2.3

Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 2.2.2 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 2.2.4
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 2.2.5

De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

  • a

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 2.2.4 niet naleeft;

  • c

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 3.1
  • 1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de commissie Ruimtelijke Kwaliteit na afloop van de termijn van twee weken, genoemd in artikel 12, lid 2 van de Monumentenwet.

  • 2. De commissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseert over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de commissie Ruimtelijke Kwaliteit geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 4 BEELDKWALITEITSBEVORDERINGSGEBIEDEN

Artikel 4.1
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten een gebied aan te wijzen als beeldkwaliteitsbevorderingsgebied.

  • 2. Voor het gebied bedoeld in het eerste lid dient een beeldkwaliteitsbeschrijving vastgesteld of in voorbereiding te zijn.

  • 3. Burgemeester en wethouders besluiten tot de aanwijzing, nadat de commissie Ruimtelijke Kwaliteit is gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 4. Een beslissing als bedoeld in het derde lid wordt bekend gemaakt middels publicatie op de gebruikelijke wijze alsmede door een in het gebied huis-aan-huis te verspreiden mededeling.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de aanwijzing wijzigingen aanbrengen.

HOOFDSTUK 5 SCHADEVERGOEDING

Artikel 5.1
  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak, of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

    schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste hoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6 SUBSIDIE

Paragraaf 1. Subsidie voor gemeentelijke monumenten.
Artikel 6.1.1
  • 1. In dit hoofdstuk wordt onder eigenaar verstaan:

    • a.

      degene of degenen, die het recht van ongedeelde volle eigendom bezit c.q. hebben, of;

    • b.

      degene die het recht van opstal heeft, of;

    • c.

      de houder van een recht van opstal, of;

    • d.

      de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht opstal.

  • 2. In dit hoofdstuk wordt onder monument een beschermd gemeentelijk monument verstaan.

Artikel 6.1.2
  • 1. Aan eigenaren van monumenten kunnen door burgemeester en wethouders subsidies worden verstrekt overeenkomstig de volgende artikelen.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven nadere regels omtrent de hoogte van de bijdragen en de aanvragen voor zover niet bij deze verordening gegeven.

Artikel 6.1.3
  • 1. Burgemeester en wethouders kennen slechts subsidies toe voor zover het door de raad hiervoor beschikbaar gestelde subsidiebudget toereikend zijn.

  • 2. Alle aanvragen om subsidie op voet van dit hoofdstuk worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 3. Aanvragen om subsidie welke in verband met het bepaalde in het eerste lid niet kunnen worden toegekend, worden door burgemeester en wethouders afgewezen.

  • 4. De indiener van een aanvraag als bedoeld in het derde lid is bevoegd een dergelijke aanvraag in het volgende jaar opnieuw in te dienen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd om aan aanvragen als bedoeld in het vierde lid extra prioriteit toe te kennen

Artikel 6.1.4

Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van het bepaalde in dit hoofdstuk opdragen aan een of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 6.1.5

Aan de eigenaar van een monument wordt desgevraagd een vergoeding toegekend van de jaarlijkse abonnementskosten van de Monumentenwacht.

Artikel 6.1.6
  • 1. Aan de eigenaar van een monument kan jaarlijks een bijdrage worden toegekend ter tegemoetkoming in de dat jaar gemaakte kosten van de inspectie en klein onderhoud door de Monumentenwacht.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bijdrage wordt slechts toegekend aan de eigenaar van een monument, dat zich in goede staat van onderhoud bevindt.

Artikel 6.1.7

Aan de eigenaar van een nieuw op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst monument kan een eenmalige stimuleringssubidie worden verstrekt, onder voorwaarde van lidmaatschap van de Monumentenwacht.

Artikel 6.1.8
  • 1. Aan de eigenaar van een monument kan een bijdrage-ineens worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van:

    • a.

      voorzieningen gericht op het terugbrengen van (onderdelen van) het monument in zijn oorspronkelijke staat, voorzover dit de buitenzijde van het monument betreft;

    • b.

      voorzieningen tot opheffen van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te bovengaand;

    • c.

      overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monument noodzakelijk zijn.

  • 2. Op de kosten van voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van enige andere regeling steun is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een andere regeling zijn of kunnen worden gefinancierd.

Artikel 6.1.9
  • 1. De aanvraag voor het verkrijgen van een bijdrage-ineens ingevolge artikel 6.1.8, moet worden ingediend in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop deze betrekking heeft. Nadien ingediende aanvragen blijven buiten behandeling.

  • 2. De aanvraag voor het verkrijgen van een jaarlijkse onderhoudsbijdrage en abonnementskosten voor het lidmaatschap van de Monumentenwacht moeten worden ingediend in het jaar waarop deze betrekking heeft. Nadien ingediende aanvragen blijven buiten behandeling.

Artikel 6.1.10

Onder de in artikel 6.1.8 bedoelde kosten van de voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

  • a.

    de aanneemsom;

  • b.

    de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

  • c.

    het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

  • d.

    de leges voor de bouwvergunning en voor de enige andere vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen;

  • e.

    de verschuldigde omzetbelasting.

Artikel 6.1.11
  • 1. De bijdrage-ineens ingevolge artikel 6.1.8, wordt in aansluiting op het gestelde in artikel 6.1.3 niet toegekend indien:

    • a.

      het monument na het treffen van de voorzieningen uit een oogpunt van monumentenzorg niet aan redelijke eisen voldoet, dan wel geen redelijke bijdrage levert;

    • b.

      de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar-bewoner bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend;

    • d.

      de kosten van de voorziening minder bedragen dan € 700,--;

    • e.

      het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen naar het oordeel van burgemeester en wethouder niet geschikt of bestemd is om het gehele jaar door te worden gebruikt overeenkomstig de bestemming;

    • f.

      het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken.

  • 2. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onder c.

  • 3. De bijdrage-ineens ingevolge artikel 6.1.8 wordt slechts toegekend wanneer het monument, indien van een ingrijpende verbetering sprake is, na het treffen van de voorzieningen, in zijn geheel beschouwd, zal voldoen aan de eisen die volgens wettelijke voorschriften aan het monument moeten worden gesteld.

Artikel 6.1.12

Bij hun beslissing op aanvragen om bijdragen-ineens ingevolge artikel 6.1.8 houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening met de bouwtechnische en uiterlijke staat van het monument, mede in relatie tot zijn omgeving.

Artikel 6.1.13

De bijdrage-ineens wordt voorts toegekend onder de voorwaarde dat de eigenaar schriftelijk ten genoegen van burgemeester en wethouders verklaart dat het monument na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal worden onderhouden.

Artikel 6.1.14
  • 1. De aanvraag om toekenning van een bijdrage-ineens wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving;

    • c.

      voor zover in verband met de werkzaamheden nodig: tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van de woning (schaal 1 : 100);

    • d.

      de naam en het adres van de aannemers;

    • e.

      indien de aanvraag mede betreft het vernieuwen of aanpassen van de elektrische installatie als gevolg van het noodzakelijk vervangen van de installatie in een woning met meer dan twee kamers, een verklaring, afgegeven door het energiebedrijf, waaruit blijkt, dat de desbetreffende installatie is afgekeurd.

Artikel 6.1.15
  • 1. Uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende bijdrage vindt plaats, nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereedgemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een bij de gereedmelding door de eigenaar/bewoner op te geven giro- of bankrekening.

Artikel 6.1.16

In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de aanvrager, indien 50% of meer van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden zijn verricht en akkoord bevonden, een voorschot op de bijdrage-ineens worden verstrekt van maximaal 50% van de toegekende bijdrage.

Artikel 6.1.17

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de monumentenzorg afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk. Burgemeester en wethouders zullen hiertoe niet overgaan dan nadat de commissie voor de Ruimtelijke Kwaliteit is gehoord.

Paragraaf 2. Subsidie voor beeldkwaliteitsbevorderingsgebieden

Paragraaf 2. Subsidie voor beeldkwaliteitsbevorderingsgebieden
Artikel 6.2.1
  • 1. In deze paragraaf wordt onder subsidiegerechtigde verstaan:

    • a.

      degene die de volle eigendom bezit, of;

    • b.

      degene die het recht van vruchtgebruik heeft, of;

    • c.

      de bewoner of gebruiker,

    van een subsidiabel object als bedoeld in het tweede lid.

  • 2. In deze paragraaf wordt onder subsidiabel object verstaan:

    • a.

      een bouwwerk of gebouw gelegen in een beeldkwaliteitsbevorderingsgebied, dat zich volgens de beschrijving in het beeldkwaliteitsplan onderscheidt door de aanwezigheid van waardevolle architectonische of stedebouwkundige kenmerken;

    • b.

      een bouwwerk gelegen in een beeldkwaliteitsbevorderingsgebied, dat op hetzelfde perceel wordt opgericht ter vervanging van een bouwwerk dat zich níet onderscheidt door de aanwezigheid van waardevolle architectonische of stedebouwkundige kenmerken en dat deze zelf kenmerken zelf wel heeft;

    • c.

      een deel van een gebouw gelegen in een beeldkwaliteitsbevorderingsgebied, dat wordt opgericht ter vervanging van een deel van hetzelfde gebouw welk deel zich níet onderscheidt door de aanwezigheid van waardevolle architectonische of stedebouwkundige kenmerken en dat deze kenmerken zelf wel zal hebben;

Artikel 6.2.2
  • 1. Aan subsidiegerechtigden kunnen door burgemeester en wethouders subsidies worden verstrekt overeenkomstig de volgende artikelen.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven nadere regels omtrent de hoogte van de bijdragen en de aanvragen voor zover niet bij deze verordening gegeven.

  • 3. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving;

    • c.

      tekeningen, voor zover in verband met de werkzaamheden nodig;

    • d.

      de naam en het adres van de eventuele aannemers;

Artikel 6.2.3
  • 1. Burgemeester en wethouders kennen slechts subsidies toe voor zover het door de raad hiervoor beschikbaar gestelde subsidiebudget toereikend is.

  • 2. Alle aanvragen om subsidie op voet van dit hoofdstuk worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 3. Aanvragen om subsidie welke in verband met het bepaalde in het eerste lid niet kunnen worden toegekend, worden door burgemeester en wethouders afgewezen.

  • 4. De indiener van een aanvraag als bedoeld in het derde lid is bevoegd een dergelijke aanvraag in het volgende jaar opnieuw in te dienen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd om aan aanvragen als bedoeld in het vierde lid extra prioriteit toe te kennen

Artikel 6.2.4

Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van het bepaalde in dit hoofdstuk opdragen aan een of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 6.2.5

De subsidie wordt niet toegekend indien:

  • 1.

    het subsidiabele object na het treffen van de gesubsidieerde voorzieningen geen redelijke bijdrage levert aan de in het beeldkwaliteitsplan beschreven beeldkwaliteit;

  • 2.

    de kosten van de gesubsidieerde voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

  • 3.

    met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de subsidiegerechtigde bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend;

  • 4.

    de kosten van de subsidiabele voorzieningen minder dan € 50,-- bedragen;

  • 5.

    het subsidiabele object waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken.

Artikel 6.2.6

Het subsidie wordt voorts toegekend onder de voorwaarde dat de subsidiegerechtigde schriftelijk ten genoegen van burgemeester en wethouders verklaart dat het subsidiabele object na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal worden onderhouden.

Artikel 6.2.7
  • 1. Uitbetaling van een op grond van deze paragraaf toegekende bijdrage vindt plaats, nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereedgemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een bij de aanvraag door de subsidiegerechtigde op te geven giro- of bankrekening.

HOOFDSTUK 7 STRAFBEPALINGEN

Artikel 7.1
  • 1. Hij, die handelt in strijd met artikel 2.2.1 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 2.2.1 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak

HOOFDSTUK 8 SLOT- en OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 8.1
  • 1. De opsporing van de in artikel 6.1.15 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders ingevolge de Woningwet belast zijn met het bouwtoezicht.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van de verordening.

Artikel 8.2
  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking als bedoeld in artikel 139 van de Gemeentewet.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2 van de Monumentenwet.

  • 3. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 14 december 1989, vervalt.

  • 4. De monumentenlijst, vastgesteld op grond van de ingevolge het vorige lid vervallen verordening, wordt geacht ingevolge deze verordening te zijn vastgesteld.

Artikel 8.3

De verordening kan worden aangehaald als "monumentenverordening 1994".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 maart 1994 en gewijzigd in de openbare raadsvergadering van 14 november 1996 en 14 juni 2001.

De secretaris, De voorzitter,

Nadere regels

als bedoeld in artikel 6.1.2, tweede lid en artikel 6.2.2, tweede lid Monumentenverordening 1994, van kracht per 1 januari 2002;

vastgesteld bij besluit van 14 november 1996, gewijzigd bij besluit van 3 april 2001, welke wijziging van kracht wordt op 1 januari 2002.

Hoofdstuk 1 algemene bepalingen

Artikel 1.1

De uitvoering van het bepaalde in hoofdstuk 6, wordt ingevolge het bepaalde in de artikelen 6.1.4 en 6.2.4 Monumentenverordening 1994 opgedragen aan het hoofd van de afdeling Vergunningen & Handhaving.

Artikel 1.2

  • 1.

    Waar in deze nadere regeling gesproken wordt over monument, wordt bedoeld een beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.

    Waar in deze nadere regeling gesproken wordt over beeldkwaliteits-bevorderingsgebieden, wordt bedoeld een gebied aangewezen op grond van artikel 1.1, zevende lid Monumentenverordening 1994.

Hoofdstuk 2 subsidie voor gemeentelijke monumenten

Artikel 2.1

  • 1.

    De jaarlijkse vergoeding van het lidmaatschap van de Monumentenwacht Noord-Holland als bedoeld in artikel 6.1.5 van de monumentenverordening, wordt vastgesteld op € 40,--.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt verstrekt na overlegging van de jaarlijkse rapportage van de Monumentenwacht over de bouwkundige- en onderhoudssituatie van het monument en een kopie van de factuur van het abonnementsgeld.

Artikel 2.2

  • 1.

    De jaarlijkse onderhoudsbijdrage als bedoeld in artikel 6.1.6 van de monumentenverordening wordt bepaald op maximaal € 250,-- per monument.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt verstrekt na overlegging van de jaarlijkse rapportage van de Monumentenwacht over de bouwkundige- en onderhoudssituatie van het monument.

Artikel 2.3

De eenmalige stimuleringssubsidie als bedoeld in artikel 6.1.7 van de monumentenverordening bedraagt € 750,--.

Artikel 2.4

  • 1.

    De groot onderhouds- of restauratiebijdrage als bedoeld in de artikelen 6.1.8 en verder van de monumentenverordening bedraagt 50 % van de subsidiale kosten tot een maximum van € 4.750,--.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, kan voor grafmonumenten welke niet meer door nabestaanden worden beheerd een vergoeding van 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 4.750,-- aan de beheerder worden toegekend.

  • 3.

    Acht jaren na de gereedkomingsdatum van de werkzaamheden waarvoor de in het eerste lid bedoelde bijdrage is verstrekt, wordt geen bijdrage-ineens meer verstrekt.

  • 4.

    Voordat met de werkzaamheden waarvoor de bijdrage wordt verstrekt wordt gestart, dient de bijdrage aan de hand van offertes te worden aangevraagd en goedgekeurd.

  • 5.

    Het subsidiebedrag wordt uitbetaald aan de hand van rekeningen en betalingsbewijzen.

Hoofdstuk 3 subsidie voor beeldkwaliteitsgebieden

Artikel 3.1

Als beeldkwaliteitsbevorderingsgebieden worden aangewezen:

  • 1.

    Oosterpad, nummers 3 t/m 89 oneven;

  • 2.

    Vondelkwartier, bestaande uit:

    • ConConstantijn Huygenslaan 7 t/m 37 oneven;

    • stantijn Huygenslaan 14 t/m 30 even;

    • Vondellaan 21 t/m 41 oneven;

    • Tesselschadelaan;

    • Jacob Catsplein;

    • Jacob Catslaan;

    • Brederodelaan;

    • Oud Bussummerweg 41 t/m 69 oneven.

  • 3.

    gebied Verbindingslaan / Kruislaan, begrensd door:

    • Boerhaavelaan (inclusief beide zijden);

    • Huizerweg (exclusief);

    • talud aan de Marconiweg;

    • Driestweg (inclusief beide zijden);

    • Gildestraat (inclusief beide zijden).

Artikel 3.2 Vervallen (Subsidiebedragen)

De secretaris,

J.P.C. Buijs

De burgemeester,

W.J.M. Holthuizen