Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Graafstroom

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Graafstroom 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Graafstroom
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Graafstroom 2007
CiteertitelToeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Graafstroom 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerparchief 452-3

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Art. 8, eerste lid, onderdeel c Wet Werk en Bijstand
  2. Art. 30 Wet Werk en Bijstand
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200713-12-2011Onbekend

11-12-2006

Kontakt, 14-12-2006

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de Gemeente Graafstroom,

gelet op de artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en artikel 30 van de Wet Werk en Bijstand (Stb. 2003, nr. 375),

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Graafstroom van 14 november 2006,

overwegende dat het wettelijk is voorgeschreven om het verstrekken van toeslagen op en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de volgende:

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Graafstroom 2007

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1
  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet Werk en Bijstand;

    • b.

      Gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet;

    • c.

      Verzorgingsbehoevende: de belanghebbende die, indien hij niet samen met een ander persoon de woning zou bewonen, zou zijn aangewezen op beroepsmatige hulp voor zorg, hulp en begeleiding;

    • d.

      Onderhuur: het tegen financiële vergoeding huren van een gedeelte van een woning van iemand die de woning in zijn geheel huurt van een ander of die de woning in eigendom heeft, waarbij (onder)verhuurder en (onder)huurder geen echtgenoten van elkaar of bloedverwant in de eerste graad zijn;

    • e.

      Gemeente: de Gemeente Graafstroom

Artikel 2
  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 2. De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

HOOFDSTUK 2. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 – Toeslagen
  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning één of meer anderen zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.

    • a.

      Kinderen van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar met een inkomen van ten hoogste de norm als bedoeld in artikel 21, onder a, van de wet.

    • b.

      Meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000.

    • c.

      Meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

    • d.

      Verzorgingsbehoevenden, anders dan bloedverwanten in de tweede graad, die door belanghebbende worden verzorgd.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid bedraagt de toeslag 20% van de gehuwdennorm voor de onderhuurder, die door middel van een schriftelijke huurovereenkomst en betaalbewijzen aantoont, dat de door hem te betalen onderhuur maandelijks gelijk is aan dan wel meer bedraagt dan het bedrag, dat bij het verstrekken van een huurtoeslag op grond van de Wet op de Huurtoeslag maximaal voor eigen rekening blijft.

HOOFDSTUK 3. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel 4 – Verlaging gehuwden
  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen.

  • 2. Het derde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijft de verlaging achterwege voor belanghebbenden, die onderhuurder zijn en die door middel van een schriftelijke huurovereenkomst en betaalbewijzen aantonen, dat de door hen te betalen onderhuur maandelijks gelijk is aan dan wel meer bedraagt dan het bedrag, dat bij het verstrekken van huurtoeslag maximaal voor eigen rekening blijft.

Artikel 5 – Verlaging woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:

  • 1.

    15 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn;

  • 2.

    10 procent van de gehuwdennorm indien geen woning bewoond wordt.

Artikel 6 – Verlaging woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm.

Artikel 7 – Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 jaar
  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm, indien het een belanghebbende van 21 jaar betreft.

  • 2. Het vorige lid is niet van toepassing ten aanzien van de belanghebbende op wie artikel 6 van toepassing is.

Artikel 8 – Anti-cumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:

  • a.

    35 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande,

  • b.

    55 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder,

  • c.

    65 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden.

HOOFDSTUK 4. Slotbepalingen

Artikel 9 – Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het College van burgemeester en wethouders.

Artikel 10 – Onvoorziene omstandigheden
  • 1. In gevallen, waarin deze verordening bij de uitvoering hiervan niet voorziet, beslist het College van burgemeester en wethouders.

  • 2. Het College van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11 – Overgangsbepalingen.
  • 1. Indien vóór het tijdstip van het in werking treden van deze verordening een aanvraag voor een uitkering op grond van de wet is ingediend, waarop op het tijdstip van het in werking treden van deze verordening nog niet is beslist, wordt ten aanzien van de periode tot het tijdstip van het in werking treden van deze verordening de Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand 2004 toegepast.

  • 2. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag voor een uitkering op grond van de wet, waarop op het tijdstip van het in werking treden van deze verordening nog niet is beslist, wordt ten aanzien van de periode tot het tijdstip van het in werking treden van deze verordening de Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand 2004 toegepast.

  • 3. De Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand 2004 blijft na het in werking treden van deze verordening van toepassing, ten aanzien van de belanghebbende die door de inwerkingtreding van deze verordening met een achteruitgang van de bijstandsnorm of de toeslag wordt geconfronteerd.

  • 4. De in het derde lid bedoelde toepassing op grond van de Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand 2004 eindigt zodra een wijziging van omstandigheden van de persoon of het gezin optreedt of is opgetreden die op grond van de wet tot toepassing van een andere bijstandsnorm of toeslag dient te leiden.

Artikel 12 – Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Graafstroom 2007”.

Artikel 13 – Inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

  • 2.

    De Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand 2004 van de gemeente Graafstroom wordt met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Graafstroom op 11 december 2006

E.G. Bunt, D.R. Van der Borg,

griffier, voorzitter,