Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Graafstroom

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Graafstroom
Officiële naam regelingReïntegratieverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelReïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Graafstroom 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerparchief 452-3

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Art. 8 lid 1, onderdeel a Wet werk en bijstand
  2. art. 18 Wet werk en bijstand
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200713-12-2011Onbekend

11-12-2006

Kontakt, 14-12-2006

Onbekend

Tekst van de regeling

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Graafstroom;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel a, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 14 november 2006;

besluit:

Vast te stellen de volgende Reïntegratieverordening.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

  • b.

    loaw: wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    loaz: wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    Awb: de Algemene wet Bestuursrecht;

  • e.

    Uitkeringsgerechtigden: personen jonger dan 65 jaar met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de loaw of de loaz die woonachtig zijn in de gemeente Graafstroom;

  • f.

    De doelgroep: de personen jonger dan 65 jaar aan wie op grond van artikel 7 eerste lid onder a. van de wet door de gemeente ondersteuning kan worden geboden en die woonachtig zijn in de gemeente Graafstroom;

  • g.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven staan bij het Centrum van Werk en Inkomen (CWI) en die geen betaalde arbeid verrichten en die woonachtig zijn in de gemeente Graafstroom;

  • h.

    NUG-ers: personen van 18 jaar en ouder en jonger dan 65 jaar als bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de wet, die als werkzoekenden ingeschreven staan bij het CWI-regio Gorinchem en die geen inkomsten hebben uit arbeid en die woonachtig zijn in de gemeente Graafstroom;

  • i.

    Jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en NUG-ers niet ouder dan 23 jaar en die woonachtig zijn in de gemeente Graafstroom;

  • j.

    Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en artikel 2 eerste lid van deze verordening. Hieronder worden onder meer verstaan: onderzoek naar en verslag over de mogelijkheden van de belanghebbende, aanbodversterking, begeleiding, loonkostensubsidie, werken met behoud van uitkering, vrijwilligerswerk, kinderopvang en nazorg;

  • k.

    Ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • l.

    Vrijwilligerswerk: verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten als bedoeld in artikel 7 van deze verordening;

  • m.

    Sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie;

  • n.

    Leerwerkstage: werken met behoud van uitkering als bedoeld in artikel 8 van deze verordening;

  • o.

    Proefplaatsing: werken met behoud van uitkering als bedoeld in artikel 9 van deze verordening;

  • p.

    Opstapbaan: een door de gemeente Graafstroom gesubsidieerde arbeidsplaats op grond van artikel 10 van deze verordening;

  • q.

    Vangnetbaan: een door de gemeente Graafstroom gesubsidieerde arbeidsplaats op grond van artikel 11 van deze verordening;

  • r.

    Traject: een aaneenschakeling van reïntegratie-instrumenten;

  • s.

    Arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6, onderdeel b, van de wet;

  • t.

    Arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Hoofdstuk 2 Wederzijdse verplichtingen

Artikel 2 Opdracht College van burgemeester en wethouders
  • 1. Het College van burgemeester en wethouders biedt bijstandsgerechtigden, laow-ers en laoz-ers tot 65 jaar, personen met een Anw-uitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning aan bij de arbeidsinschakeling of stelt, voor zover het College van burgemeester en wethouders dat noodzakelijk acht, een voorziening ter beschikking gericht op de arbeidsinschakeling.

  • 2. Het College van burgemeester en wethouders stelt ondersteuning of een voorziening beschikbaar door het aanbieden van een traject, waarbij zonodig reïntegratie-instrumenten kunnen worden ingezet, of door het inzetten van afzonderlijke reïntegratie-instrumenten of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 3. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het College van burgemeester en wethouders een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden, capaciteiten en persoonlijke omstandigheden van een cliënt, het meest doeltreffende is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 4. Het College van burgemeester en wethouders stelt subsidie beschikbaar voor het financieren van ondersteuning of een voorziening ten behoeve van personen, niet zijnde uitkeringsgerechtigden.

  • 5. Het College van burgemeester en wethouders kan aan uitkeringsgerechtigden in het kader van de arbeidsinschakeling activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 6. Het College van burgemeester en wethouders kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 7. Het College van burgemeester en wethouders draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen, waaronder begrepen kinderopvang.

  • 8. Het College van burgemeester en wethouders kan voordat besloten wordt tot een traject en/of inzet van reïntegratie-instrumenten een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.

  • 9. Het College van burgemeester en wethouders bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject, of voor deelname aan een reïntegratie-instrument, of voor het bereiken van het doel van een traject of een reïntegratie-instrument.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Bijstandsgerechtigden, laow-ers, loaz-ers, Anw-ers, NUG-ers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het College van burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 4 Verplichtingen van de cliënt
  • 1. De belanghebbende die door het College van burgemeester en wethouders een voorziening wordt aangeboden of ondersteuning krijgt, is verplicht hiervan gebruik te maken, en wel op een zodanige wijze dat uitstroom naar bepaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

  • 2. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening of ondersteuning krijgt, is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het College van burgemeester en wethouders aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening of ondersteuning krijgt, is als gevolg van het vorige lid gehouden tot het verstrekken van inlichtingen aan het College van burgemeester en wethouders die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt reïntegratie-instrument.

  • 4. Indien het College van burgemeester en wethouders dat noodzakelijk acht, dient de belanghebbende mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 2, lid 8 van deze verordening.

  • 5. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening of ondersteuning krijgt, dient naar vermogen uitvoering te geven aan de verschillende onderdelen van het traject.

  • 6. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening of ondersteuning krijgt, dient na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het traject of van de reïntegratie-instrumenten belemmert.

Hoofdstuk 3 Afstemming en terugvordering

Artikel 5 Afstemming en terugvordering
  • 1. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in artikel 4, kan het College van burgemeester en wethouders een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de Verordening maatregelen en fraudebestrijding gemeente Graafstroom 2007.

  • 2. Wanneer de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening of ondersteuning, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid van artikel 4, kan het College van burgemeester en wethouders de ter beschikking gestelde subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen

Artikel 6 Algemene bepalingen voorzieningen en ondersteuning
  • 1. Geen recht op een voorziening of ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het College van burgemeester en wethouders in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

  • 2. Het College van burgemeester en wethouders kan een voorziening of ondersteuning beëindigen:

    • a.

      Indien de belanghebbende die deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet niet nakomt;

    • b.

      Indien de belanghebbende die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      Indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening of ondersteuning;

    • d.

      Indien naar het oordeel van het College van burgemeester en wethouders de voorziening of ondersteuning onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 3. Bij uitvoeringsbesluit kan het College van burgemeester en wethouders de voorziening of voorzieningen of ondersteuning nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen of ondersteuning;

    • c.

      De intrekking of wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling;

    • d.

      De aanvraag, toekenning en de vaststelling van, danwel de verlening van subsidies;

    • e.

      De betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      Het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen, ondersteuning en het verlenen van subsidies.

  • 4. Het College van burgemeester en wethouders kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen of ondersteuning. Een door het College van burgemeester en wethouders ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bji de aanspraak op een specifieke voorziening of ondersteuning.

  • 5. Het College van burgemeester en wethouders kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening of ondersteuning.

Hoofdstuk 5 Werk als instrument voor reïntegratie

Afdeling 1 Werken met behoud van uitkering
Artikel 7 Vrijwilligerswerk
  • 1. Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling of wanneer dat nog niet mogelijk is, zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2. Vrijwilligerswerk heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of te behouden.

  • 3. Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk. In afwijking daarvan kan vrijwilligerswerk ook verricht worden bij een organisatie die ten behoeve van de gemeente Graafstroom reïntegratie-activiteiten verricht als bedoeld in deze verordening.

  • 4. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het College van burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende geen perspectief of op termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en dat inzet van vrijwilligerswerk als instrument wenselijk is.

Artikel 8 Leerwerkstage
  • 1. Een leerwerkstage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De leerwerkstage heeft als doel de belanghebbende met behoud van bijstandsuitkering door middel van een stage werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.

  • 3. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het College van burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte, middellange of lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een leerwerkstage geïndiceerd is.

  • 4. De leerwerkstage duurt maximaal negen maanden.

Artikel 9 Proefplaatsingen
  • 1. Bemiddeling naar een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een bijstandsuitkering, te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.

  • 3. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het College van burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte, middellange of lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

  • 4. De proefplaatsing kan maximaal zes maanden duren. Wanneer door het College van burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat belanghebbende op korte termijn of middellange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk, en de proefplaatsing in combinatie met een opstapbaan wordt ingezet, duurt de proefplaatsing maximaal drie maanden.

Afdeling 2 betaald werk
Artikel 10 Opstapbanen
  • 1. Bemiddeling naar een opstapbaan kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De opstapbaan heeft als doel de belanghebbende door betaald werk sneller op regulier werk te plaatsen.

  • 3. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het College van burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of middellange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en voor een opstapbaan geïndiceerd is.

  • 4. De opstapbaan duurt maximaal een half jaar wanneer de werknemer 23 jaar of ouder is en door het College van burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat hij op korte termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk.

  • 5. De opstapbaan duurt maximaal één jaar wanneer:

    • a.

      De werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst jonger dan 23 jaar is, of

    • b.

      De werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst 23 jaar of ouder is en door het College van burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat hij op middellange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk.

Artikel 11 Vangnetbanen.
  • 1. Bemiddeling naar een Vangnetbaan kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De Vangnetbaan heeft als doel de belanghebbende door betaald werk een zodanige werker-varing op te laten doen dat het perspectief op regulier werk wordt vergroot.

  • 3. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het College van burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende die bijstand ontvangt en/of jonger dan 23 jaar is en op lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een Vangnetbaan geïndiceerd is.

  • 4. De Vangnetbaan duurt maximaal één jaar.

Hoofdstuk 6 Loonkostensubsidies voor de werkgever

Afdeling 1 Algemene voorwaarden voor loonkostensubsidies aan werkgevers
Artikel 12 Doel van de loonkostensubsidies voor de werkgever

Het College van burgemeester en wethouders kan een subsidie verlenen voor de loonkosten van bepaalde werknemers met het doel werkgevers te stimuleren arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde categorieën werkloos werkzoekenden.

Artikel 13 De doelgroep van te subsidiëren arbeidsplaatsen

Het College van burgemeester en wethouders wijst de volgende doelgroepen aan voor een te subsidiëren arbeidsplaats:

  • a.

    Rechthebbenden op een Wwb-uitkering;

  • b.

    Jongeren tot 23 jaar.

Artikel 14 Loonkostensubsidies en Europese regelgeving

De door het College van burgemeester en wethouders verleende loonkostensubsidies zijn in de zin van de Verordening werkgelegenheidssteun (2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (69/2001) niet te beschouwen als bij de Europese Commissie aanmeldingsplichtige steunmaatregelen en worden daarmee niet aangemerkt als staatssteun, omdat:

  • a.

    Er sprake is van een generieke subsidieregeling, die in zijn uitwerking non-discriminatoir is voor alle ondernemingen in alle sectoren van de economie in heel Nederland; of

  • b.

    De subsidie-ontvanger voert geen economische activiteit uit.1

Artikel 15 Werkingssfeer

Subsidie aan werkgevers is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen die worden vervuld door leden van de doelgroep.

Artikel 16 Samenloop van subsidies

Geen subsidie wordt verleend voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente Graafstroom, reeds een andere subsidie wordt verleend.

Artikel 17 Definitieve vaststelling

Als de subsidie voor een bepaalde periode geldt, wordt het recht op die subsidie telkens na afloop van die periode vastgesteld.

Artikel 18 Voorschotten
  • 1. Het College van burgemeester en wethouders kan in de situatie, die bedoeld wordt in lid 17 van deze verordening, voorafgaand aan de subsidievaststelling voorschotten verstrekken als aan de andere voorwaarden voor subsidie is voldaan.

  • 2. Voorschotten worden door het College van burgemeester en wethouders eerst verrekend met de definitief vastgestelde subsidie of met voorschotten over een zelfde of een volgend kalenderjaar. Als een werkgever meerdere subsidies ontvangt, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidies op grond van deze verordening of met voorschotten op een andere subsidie op grond van deze beleidsregels worden verrekend.

Artikel 19 Bevoegdheid College van burgemeester en wethouders
  • 1. Het College van burgemeester en wethouders kan aanvullende regels stellen met nadere voorwaarden voor subsidies aan werkgevers.

  • 2. Het College van burgemeester en wethouders kan een subsidieplafond vaststellen voor de subsidies aan werkgevers.

Artikel 20 De aanvraag

De subsidie voor loonkosten moet worden aangevraagd uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

Afdeling 2 Loonkostensubsidie voor Opstapbanen
Artikel 21 Voorwaarden bij loonkostensubsidie voor Opstapbanen
  • 1. Het College van burgemeester en wethouders kan aan een werkgever een subsidie verlenen voor de loonkosten van een werknemer, die in het kader van een traject gericht op reïntegratie in de arbeid, ten behoeve van de werkgever werkt.

  • 2. De subsidie wordt alleen verleend als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer van wie vooraf door of namens het College van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat deze tot de doelgroep voor een Opstapbaan behoort.

  • 3. De subsidie wordt alleen verleend als het gaat om een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer voor een dusdanig aantal uren wordt aangesteld, dat zijn netto salaris meer bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau.

  • 4. In afwijking van het vorige lid kan subsidie worden verleend als de werknemer voor een aantal uren wordt aangesteld waarbij het netto salaris minder bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau, als het College van burgemeester en wethouders ten aanzien van de werknemer heeft vastgesteld dat hij niet in staat is het aantal in het vorige lid bedoelde uren te werken op grond van medische en/of sociale redenen.

Artikel 22 Hoogte en duur van de loonkostensubsidie voor Opstapbanen
  • 1. Bij uitvoeringsbesluit stelt het College van burgemeester en wethouders de hoogte van de subsidie voor opstapbanen jaarlijks vast.

  • 2. Voor de hoogte en de duur van de subsidie is bepalend de leeftijd en het arbeidsmarktpers-pectief van werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst.

  • 3. De subsidie wordt naar rato verlaagd bij een korter dienstverband dan oorspronkelijk afgesproken.

  • 4. De subsidie geldt voor dienstverbanden van 32 uren per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 32 uren per week.

Afdeling 3 Loonkostensubsidie voor vangnetbanen
Artikel 23 Voorwaarden bij loonkostensubsidie voor vangnetbanen
  • 1. Het College van burgemeester en wethouders kan aan een werkgever een subsidie verlenen voor de loonkosten van een werknemer die in het kader van een traject gericht op reïntegratie in de arbeid ten behoeve van de werkgever werkt.

  • 2. De subsidie wordt alleen verleend als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer waarvan vooraf door of namens het College van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat deze tot de doelgroep voor een vangnetbaan behoort.

  • 3. De subsidie wordt alleen verleend als het gaat om een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer voor een dusdanig aantal uren wordt aangesteld, dat zijn netto salaris meer bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau.

  • 4. In afwijking van het vorige lid kan subsidie worden verleend als de werknemer voor een aantal uren wordt aangesteld waarbij het netto salaris minder bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau, als het College van burgemeester en wethouders ten aanzien van de werknemer heeft vastgesteld dat hij niet in staat is het aantal in het vorige lid bedoelde uren te werken op grond van medische en/of sociale redenen.

Artikel 24 Hoogte en duur van de loonkostensubsidie voor vangnetbanen
  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste een percentage van het wettelijk minimumloon, zoals dat zou gelden bij een dienstverband van 32 uren per week. Dit percentage is afhankelijk van de leeftijd en gezinssituatie van de werknemer en bedraagt:

    • a.

      80% als de werknemer alleenstaande is;

    • b.

      90% als de werknemer alleenstaande ouder is;

    • c.

      90% als de werknemer gehuwd is;

    • d.

      95% als de werknemer jonger dan 23 jaar is.

  • 2. De percentages in het vorige lid worden verhoogd met 14% van het wettelijk minimumloon zoals dat zou gelden bij een werkweek van 32 uren per week.

  • 3. Voor de hoogte van de subsidie is de leeftijd en gezinssituatie bij aanvang van de arbeidsovereenkomst bepalend.

  • 4. De subsidie wordt gedurende maximaal één jaar verleend.

  • 5. De subsidie wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 32 uren per week.

Hoofdstuk 7 Inkomstenvrijlating en voorzieningen gericht op nazorg

Artikel 25 Inkomstenvrijlating
  • 1. Ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde, die arbeid in deeltijd heeft of aanvaart, waarmee een inkomen wordt verworven, dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan vrijlating van inkomsten uit arbeid plaatsvinden als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de Wwb, artikel 3, tweede lid, onder d van het Inkomensbesluit loaw en artikel 2, eerste lid, onderdeel b van Inkomensbesluit Ioaz.

  • 2. Inkomsten uit arbeid kunnen gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden tot 25 procent van deze inkomsten niet tot de middelen worden gerekend, met een maximum zoals genoemd in de desbetreffende artikelen, voor zover een belanghebbende algemene bijstand of inkomensvoorziening ontvangt en dit bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. Deze inkomensvoorziening is geen structurele categoriale vrijlating van inkomsten, maar wordt getoetst aan de individuele omstandigheden van een belanghebbende en zijn mogelijkheden tot inschakeling in de arbeid. Het moet gericht zijn op het bevorderen van positief gedrag, dat gericht is op uitstroom naar betaalde arbeid. Er mag ook van een lager percentage en van lagere bedragen uitgegaan worden.

  • 3. Als een inkomstenvrijlating wordt toegekend en er is sprake van algemene bijstands-verlening of een inkomensvoorziening, gaat deze vrijlating in op de datum van de aanvaarding van arbeid. In het geval arbeid reeds wordt verricht voor de datum van bijstandsverlening of een inkomensvoorziening en inkomstenvrijlating wordt toegekend, gaat deze in op de toekenningsdatum van de bijstandsverlening of inkomensvoorziening.

Artikel 26 Aanvraag en uitbetaling inkomstenvrijlating
  • 1. De inkomstenvrijlating wordt door de uitkeringsgerechtigde aangevraagd door indiening van een volledig ingevuld en eigenhandig ondertekend formulier dat door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Graafstroom is vastgesteld.

  • 2. Op zijn verzoek wordt aan de uitkeringsgerechtigde, die melding heeft gemaakt van het aanvaarden van deeltijdwerk een aanvraagformulier toegestuurd.

  • 3. De aanvraag dient binnen een termijn van drie maanden te zijn ingediend. Deze termijn gaat in:

    • a.

      Na aanvaarding van arbeid: in geval er reeds sprake is van algemene bijstandsverlening of van een inkomensvoorziening; of

    • b.

      Vanaf de ingangsdatum van de bijstandsverlening of inkomensvoorziening: in geval arbeid reeds wordt verricht voor de datum van bijstandsverlening of de datum dat er over een inkomensvoorziening beschikt kan worden.

  • 4. Aanvragen die binnen komen na de termijn van drie maanden worden afgewezen. Een besluit hiertoe wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken na indiening van deze aanvraag.

  • 5. Het besluit op inkomstenvrijlating vindt plaats binnen acht weken na de datum van indiening van de aanvraag.

  • 6. De toepassing van de inkomstenvrijlating vindt plaats in de maand volgend op de maand, waarin het besluit tot toekenning genomen is, na overlegging van de bewijsstukken met betrekking tot de dienstbetrekking of werkzaamheden als zelfstandige en de ontvangen inkomsten en berekend over de maand waarop de inkomsten betrekking hebben.

Artikel 27 Voorzieningen gericht op nazorg

1. Het college van burgemeester en wethouders kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een voorziening als bedoeld in de artikelen 10 en 11 voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 28 Onvoorziene omstandigheden
  • 1. In gevallen, waarin deze verordening bij uitvoering hiervan niet voorziet, beslist het College van burgemeester en wethouders.

  • 2. Het College van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 29 Overgangsrecht
  • 1. Indien vóór het tijdstip van het in werking treden van deze verordening, een belanghebbende gebruik maakt van een voorziening op grond van de “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Graafstroom”, wordt deze voorziening gecontinueerd tot het moment dat de termijn afloopt die aan het recht op deze voorziening is verbonden, danwel tot het moment dat op basis van een herbeoordeling door het College van burgemeester en wethouders een nieuw besluit met betrekking tot deze voorziening is genomen.

  • 2. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking met betrekking tot een voorziening op grond van de “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Graafstroom”, waarop op het tijdstip van het in werking treden van deze verordening nog niet is beslist, wordt ten aanzien van de periode tot het tijdstip van in werking treden van deze verordening de “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Graafstroom” toegepast.

Artikel 30 Inwerkingtreding
  • 1. De “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Graafstroom” wordt met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Graafstroom 2007”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Graafstroom op 11 december 2006

E.G. Bunt, D.R. Van der borg,

griffier, voorzitter,