Overheidsorganisatie | Gemeente Rijnwoude |
---|---|
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening gemeente Rijnwoude 2008 |
Citeertitel | "Algemene Subsidieverordening gemeente Rijnwoude (2008)" |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Subsidieverordening |
Geen
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-12-2008 | 01-01-2008 | 01-01-2014 | Nieuwe Regeling | 11-12-2008 Rijnwoude Koerier, 17-12-2008 | Onbekend |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a.Instelling: | een organisatie, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk prestaties of activiteiten te verrichten ten behoeve van de Rijnwouder samenleving; |
b.budgetsubsidie: | een subsidie voor de uitvoering van een activiteitenplan op grondslag van prestaties en beoogde effecten; |
c.waarderingssubsidie: | een subsidie voor de uitvoering van een activiteit of activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten van deze activiteiten; |
d.projectsubsidie: | een subsidie voor de uitvoering van een eenmalige activiteit en/ of experiment op grondslag van producten en prestaties; |
e.Awb: | de Algemene wet bestuursrecht; |
f.egalisatiereserve: | een (algemene) reserve bedoeld om schommelingen in de exploitatie af te dekken; |
g.bestemmingsreserve: | een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden; |
h.voorziening: | een vermogen gevormd om eventuele toekomstige verplichtingen af te dekken; |
i.gelieerde rechtspersonen: | een rechtspersoon: -waaraan de instelling in het verleden om niet een bedrag van meer dan € 1.000,- ter beschikking heeft gesteld en waarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen; -ten aanzien waarvan de instelling een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen of op de benoeming van één of meer bestuursleden; -waaraan volgens de statuten van de aanvrager bij liquidatie van de aanvrager gelden toevloeien; -rechtspersonen ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze (mede) ten doel hebben de instelling financieel te ondersteunen. |
j.accountantsverklaring | Een verklaring van een registeraccountant of certificerend accountant administratie consulent over de verantwoording van de subsidieontvanger. |
k.activiteit | De activiteit –zoveel mogelijk in meetbare termen gedefinieerd - die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd. |
l.activiteitenplan | Het door de instelling vastgestelde plan waarin de voor de betreffende subsidieperiode uit te voeren activiteiten worden beschreven naar aard en omvang, te bereiken doelen, te hanteren methoden en benodigde personele organisatorische en materiële middelen. |
m.Boekjaar | Een kalenderjaar, tenzij het College anders beslist |
n.College | Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwoude |
o.Doel reserve | Een voor een bepaald doel op te bouwen reserve waarvan benutting uitsluitend geschied ten behoeve van de continuïteit van activiteiten gerelateerd aan de statutaire doelstelling. Voor het opbouwen van een doelreserve dient het College, schriftelijk, goed te keuren. |
p.Eigen Vermogen | Het feitelijke aanwezige vrij aanwendbare vermogen van een instelling waaraan niet reeds een bepaalde bestemming is gegeven. |
q.Prestatie | Dat wat door de instelling wordt gepresteerd en/of verricht (zoals aantal en soort activiteiten, aantal en soort te bereiken deelnemers, in te zetten uren en middelen. |
r.Subsidie: | De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten |
s.Subsidiebeschikking | Een schriftelijk besluit tot subsidieverlening, -vaststelling of –uitbetaling waarbij een omschrijving van de te leveren meetbare prestatie, de maximale hoogte en eventuele subsidievoorwaarden worden meegeleverd. |
t.Subsidieperiode | Het in de subsidiebeschikking overeengekomen tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt. Dit tijdvak kan gelijk zijn aan een kalenderjaar. |
u.Subsidieplafond | Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze regeling. |
v.Subsidievaststelling | De beschikking tot subsidievaststelling waarbij het bedrag van subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het gestelde bedrag. |
w.Vrij vermogen | Het Eigen vermogen van een instelling met uitzondering van de doelreserves en voor zover het de waarde van de kapitaalgoederen op de balans overtreft. |
x.uitvoeringsovereenkomst | Een overeenkomst waarin tweezijdig afspraken worden vastgelegd tussen de instelling en de gemeente. |
Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten die in Rijnwoude of ten behoeve van de Rijnwouder samenleving worden uitgevoerd en voor zover geen andere wettelijke regeling of gemeentelijke subsidieverordening geldt
1. De raad stelt de doelen en beoogde resultaten van het gemeentelijk beleid vast.
2. Het college kan nadere regels stellen.
1. De raad kan een subsidieplafond instellen voor bepaalde programma’s;
2. Het college kan een subsidieplafond instellen voor bepaalde producten;
3. Het college regelt de wijze van verdeling van het budget, dat door de raad of door hemzelf als plafond is ingesteld.
1. Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.
2. Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een instelling rechtstreeks met voorschotten verrekenen.
3. Het college verleent geen voorschotten op de subsidie zodra het kennis heeft genomen van het ontbinden van die instelling, conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van die instelling, een ten aanzien van die instelling verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.
1. Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.
2. In bijzondere gevallen of voor bepaalde categorieën van aanvragers kan het college, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, subsidie verlenen aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid of aan natuurlijke personen.
De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen slechts geweigerd worden, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
de activiteiten van de aanvrager niet of niet in belangrijke mate ten goede komen aan inwoners van Rijnwoude;
de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;
de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;
met het verstrekken van de subsidie het gemeentelijk beleidsdoel niet gediend is;
de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.
Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.
1. Een aanvraag voor een budgetsubsidie wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan de subsidieperiode bij het college ingediend.
1A. Het College kan éénmalig uitstel verlenen voor het indienen van de aanvraag, als bedoeld in lid 1 van dit artikel voor maximaal 2 maanden
2. Bij de indiening van de aanvraag worden in ieder geval overgelegd:
een op de subsidieperiode afgestemd activiteitenplan, dat inzicht biedt in de prestaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de mate waarin die prestaties bijdragen aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoelstellingen;
een op de subsidieperiode afgestemde begroting, waarin alle kosten en opbrengsten aan de prestaties zijn toegerekend;
een balans en een staat van baten en lasten en een toelichting daarop van het voorgaande jaar. De staat van baten en lasten maakt een onderscheid tussen de gemeentelijke baten en lasten en overige baten en lasten en geeft inzicht in de gehanteerde kostenverdeelsystematiek en;
een opgave van de met de instelling gelieerde rechtspersonen, de vermogenspositie van die rechtspersonen en de aard van de betrekking met die rechtspersonen
3. Bij een eerste aanvraag worden in ieder geval ook overgelegd:
een afschrift van de statuten van de instelling;
een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat en;
een opgave van de bestuurssamenstelling;
4. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel genoemde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.
5. Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.
1. Het college maakt uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn besluit op de aanvraag bekend.
2. Indien het college geen besluit bekend gemaakt heeft voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste een derde deel van de jaarbedragen die op de overeenkomstige posten van de laatst gegeven subsidiebeschikking zijn vastgesteld.
3. Bij de toetsing van de aanvraag houdt het college er rekening mee in hoeverre een instelling op andere wijze de beschikking heeft dan wel kan krijgen over de voor haar activiteiten benodigde geldmiddelen.
4. Het college verleent de subsidie voor maximaal vier opeenvolgende boekjaren.
5. Als de subsidie voor meer dan één boekjaar wordt verleend geeft het college in de verleningsbeschikking aan op welk bedrag de subsidieontvanger per jaar aanspraak kan maken, of op welke wijze het subsidiebedrag per jaar wordt bepaald.
Het college kan voor de uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst afsluiten, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb.
Het college regelt periodiek overleg met de ontvanger(s) van een budgetsubsidie over:
de realisatie van de gesubsidieerde prestaties en beoogde effecten in de achterliggende periode;
de prognose voor de realisatie van de gesubsidieerde producten en prestaties in de komende periode en;
ontwikkelingen in de Rijnwouder samenleving die relevant zijn voor het gemeentelijk beleid.
1. De subsidieontvanger publiceert vóór 1 april na afloop van ieder subsidiejaar een inhoudelijk verslag van de gesubsidieerde producten en prestaties en stelt het college hiervan onverwijld in kennis.
1A. Het College kan éénmalig uitstel verlenen voor de publicatie van het in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag en het indienen hiervan bij het College, voor maximaal 2 maanden.
2. De subsidieontvanger dient vóór 1 april van het jaar volgend op ieder subsidiejaar een jaarrekening in bij het college.
3. Het college kan de subsidieontvanger bij subsidieverlening verplichten de jaarrekening vergezeld te laten gaan van een verklaring van het bestuur of een accountant.
4. Het college kan van de subsidieontvanger tussentijdse rapportages vragen, die inzicht geven in de voortgang van de realisatie van de gesubsidieerde producten en prestaties en in de financiële situatie van de subsidieontvanger.
5. Het college bepaalt in de beschikking tot subsidieverlening de frequentie, inhoud en vorm van deze rapportages.
1. De subsidieontvanger dient vóór 1 april van het jaar volgend op de subsidieperiode een aanvraag tot subsidievaststelling in.
1A. Het College kan éénmalig uitstel verlenen voor het indienen van de aanvraag, als bedoeld in lid 1 van dit artikel voor maximaal 2 maanden.
2. De aanvraag gaat vergezeld van:
een verslag over de afgelopen subsidieperiode. Dit verslag bevat in ieder geval een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en prestaties en een toelichting op de verschillen;
een overzicht van de aan de gesubsidieerde prestaties verbonden uitgaven en inkomsten;
een accountantsverklaring aangaande de rekening en verantwoording omtrent de gerealiseerde prestaties en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, mits het college de subsidieontvanger daartoe bij subsidieverlening heeft verplicht; en
een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen jaar met een toelichting daarop.
1. Het college stelt uiterlijk op 30 juni de subsidie over de afgelopen subsidieperiode vast.
2. Indien het College uitstel heeft verleend overeenkomstig de artikelen 9, lid 1A, 13, lid 1A, of 14, lid 1A, stelt het College uiterlijk op 1 oktober de subsidie over de afgelopen subsidieperiode vast.
1. Een instelling die een bestemmingsreserve of voorziening wil vormen dient hiervoor bij de subsidieaanvraag schriftelijk toestemming te vragen aan het college.
2. Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening dient vergezeld te gaan van:
een beschrijving van het doel van de reserve en/ of voorziening;
een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan.
Indien toestemming tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening is verkregen, mag een instelling zonder voorafgaande toestemming van het college niet afwijken van vastgelegde stortingen, ook al is er sprake van een negatief exploitatieresultaat.
1. Indien een instelling in enig jaar meer inkomsten dan uitgaven heeft bij de realisatie van de gesubsidieerde prestaties, dienen de overschotten gestort te worden in een aparte egalisatiereserve.
2. De hoogte van deze egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van de kosten van de realisatie van de subsidiabele prestaties in het meest recente boekjaar.
3. Het college kan afwijken van het genoemde percentage in lid 2 indien het bedrijfsrisico naar het oordeel van het college hiertoe aanleiding geeft.
1. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor het verlaten van een gemeentelijke accommodatie, als dit pand met gemeentelijke middelen geschikt gemaakt is voor de activiteiten van de subsidieontvanger;
2. De subsidieontvanger die ten minste voor 50% financieel afhankelijk is van de gemeente Rijnwoude heeft bovendien de voorafgaande toestemming van het college nodig voor:
het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
het aangaan van overeenkomsten gericht op het verstrekken van geldleningen aan derden;
het cederen of het in zekerheid overdragen van geldvorderingen.
3. Het college beslist op verzoeken tot toestemming met inachtneming van artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid van de Awb.
1. Een aanvraag voor een structurele waarderingssubsidie wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft bij het college ingediend.
1A. Het College kan éénmalig uitstel verlenen voor het indienen van de aanvraag, als bedoeld in lid 1 van dit artikel voor maximaal 2 maanden.
2. Het college bepaalt welke gegevens zij nodig heeft voor het beoordelen van de aanvraag en stelt voor dat doel een aanvraagformulier beschikbaar.
3. Bij een eerste aanvraag worden in ieder geval overgelegd:
een afschrift van de statuten van de instelling;
een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat;
een opgave van de bestuurssamenstelling en;
een opgave van de met de instelling gelieerde rechtspersonen, de vermogenspositie van die rechtspersonen en de aard van de betrekking met die rechtspersonen.
1. Het college maakt uiterlijk op 31 december voorafgaand aan de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn besluit op de aanvraag bekend.
2. Het college honoreert een aanvraag om een waarderingssubsidie in de vorm van een directe subsidievaststelling.
3. Bij de toetsing van de aanvraag houdt het college er rekening mee in hoeverre een instelling op andere wijze de beschikking heeft dan wel kan krijgen over de voor haar activiteiten benodigde geldmiddelen.
4. Het college verstrekt de subsidie voor maximaal vier opeenvolgende boekjaren.
5. Als de subsidie voor meer dan één boekjaar wordt verstrekt geeft het college in de beschikking aan op welk bedrag de subsidieontvanger per jaar aanspraak kan maken, of op welke wijze het subsidiebedrag per jaar wordt bepaald.
1. De subsidieontvanger dient vóór 1 april na afloop van het laatste subsidiejaar een inhoudelijk verslag van de gesubsidieerde activiteiten in bij het college.
1A. Het College kan éénmalig uitstel verlenen voor het indienen van het in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag bij het College, voor maximaal 2 maanden.
1. Een aanvraag voor een projectsubsidie wordt uiterlijk negentien weken voor het tijdstip waarop de uitvoering van het project begint, ingediend bij het college.
2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:
een plan van aanpak, dat een beschrijving van het project bevat en dat inzicht biedt in de prestaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de mate waarin die prestaties bijdragen aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoelstellingen;
een gespecificeerde begroting met toelichting en;
een mededeling of de subsidieaanvrager ook subsidie heeft aangevraagd en heeft verkregen bij één of meer andere bestuursorganen en/of fondsen.
1. Het college neemt binnen zes weken na de start van ieder kwartaal een besluit op de subsidieaanvragen die in het voorgaande kwartaal werden ontvangen.
2. Het college geeft prioriteit aan die aanvragen die naar haar oordeel het beste bijdragen aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoelen.
3. Bij de toetsing van de aanvraag houdt het college er rekening mee of en in hoeverre een instelling op andere wijze de beschikking heeft dan wel kan krijgen over de voor haar project benodigde geldmiddelen.
Het college kan voor de uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst afsluiten, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb.
1. De instelling dient binnen dertien weken na afronding van het gesubsidieerde project een aanvraag tot subsidievaststelling in
2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat in ieder geval vergezeld van:
een verslag van het gesubsidieerde project, dat in ieder geval een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en prestaties en een toelichting op de verschillen bevat. En;
een overzicht van de aan het gesubsidieerde project verbonden uitgaven en inkomsten.
3. Het college kan het overleggen van andere dan de in lid 2 genoemde gegevens en bescheiden
eisen.
Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.
1. Een aanvraag voor een incidentele waarderingssubsidie wordt uiterlijk dertien weken voor het tijdstip waarop de uitvoering van de te subsidiëren activiteit(en) begint/ -en, ingediend bij het college.
2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:
een beschrijving van de activiteit(en);
een gespecificeerde begroting met toelichting en;
een mededeling of de subsidieaanvrager ook subsidie heeft aangevraagd bij één of meer andere bestuursorganen en/of fondsen, en of er subsidie ontvangen is.
Het college neemt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag een besluit op de subsidieaanvraag in de vorm van een directe vaststelling van de subsidie of een weigering.
De instelling dient binnen dertien weken na afronding van de gesubsidieerde activiteit(en) een inhoudelijk verslag in bij het college
De subsidieontvanger is verplicht:
de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze te voeren
de administratie zodanig in te richten dat deze een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de subsidieontvanger
van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken te bewaren
Een instelling die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.
Een subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan onderzoek dat is ingesteld door of namens de gemeente Rijnwoude en is verplicht daarbij op verzoek mondeling en schriftelijk informatie te verstrekken over (de besteding van) de subsidie van de gemeente Rijnwoude.
1. De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen om vermogensschade te voorkomen.
2. De subsidieontvanger is verplicht haar roerende en onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de gevolgen van brand, storm en inbraak.
3. De subsidieontvanger is verplicht haar medewerkers en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat deze voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.
4. De subsidieontvanger is verplicht zelf voorzieningen te treffen die samenhangen met de op haar medewerkers van toepassing zijnde rechtspositieregeling of CAO.
5. Het college kan ontheffing verlenen van het gestelde in het tweede, derde en vierde lid, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
De subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.
1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid Awb legt het college een vergoedingsplicht op.
2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.
4. Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.
1. Bij ontbinding van de subsidieontvanger is deze verplicht toestemming te vragen aan het college voor de bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo;
2. Het college houdt bij de beoordeling rekening met de herkomst en samenstelling van het liquidatiesaldo.
3. Het college neemt een besluit binnen zeventien weken na ontvangst van het voorstel van de subsidieontvanger.
4. Indien het college het voorstel van de subsidieontvanger afwijst, geeft zij tevens een aanwijzing met betrekking tot de gewenste bestemming.
5. Indien de subsidieontvanger binnen een door het college te bepalen termijn geen gevolg geeft aan de aanwijzing, kan het college bepalen dat gehele of gedeeltelijke storting in de gemeentekas plaatsvindt.
In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
De Algemene Subsidieverordening Welzijn Rijnwoude van 1999 wordt ingetrokken.
Subsidieaanvragen die onder de Algemene Subsidieverordening Welzijn Rijnwoude (1999) zijn ingediend, worden volgens de bepalingen van die verordening afgehandeld.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.
Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening gemeente Rijnwoude (2008).
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de gemeenteraad van Rijnwoude
d.d. 31 januari 2008,
de griffier, de voorzitter,
Artikelgewijze toelichting op de Algemene Subsidieverordening gemeente Rijnwoude
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De bepalingen in hoofdstuk 1 zijn van toepassing op alle subsidiesoorten, zoals die verder in de hoofdstukken 2 tot en met 5 zijn benoemd en geregeld.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De begripsomschrijvingen in dit artikel van de verordening zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.
In de begripsomschrijvingen in de subsidieverordening is geen omschrijving van het begrip “subsidie” zelf opgenomen, omdat artikel 4:21 van de Awb daar een definitie van geeft, die dwingend is en algemene geldigheid heeft. Volgens artikel 4:21 Awb is er sprake van subsidie als het gaat om:
i. een aanspraak op financiële middelen;
ii. anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;
iii. door een bestuursorgaan verstrekt;
iv. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager.
Ad i.
Verstrekkingen in natura, zoals bijvoorbeeld het om niet of voor een lage huurprijs beschikbaar stellen van een accommodatie, vallen niet onder het subsidiebegrip. Met het woord “aanspraak” wordt aangegeven, dat de financiële middelen niet daadwerkelijk verstrekt hoeven te worden. Zo is bijvoorbeeld ook het garant staan van de gemeente voor afbetaling van een lening een subsidie in de zin van de wet. De gemeente verplicht zich immers tot betaling op het moment dat de geldlener daartoe niet in staat is. Het is voldoende dat de aanspraak op financiële middelen wordt gevestigd. Het cruciale moment is niet de feitelijke verstrekking, maar de beslissing om de voorgenomen activiteit te subsidiëren als zij werkelijk plaatsvindt.
Ad ii.
Commerciële transacties waarbij de gemeente partij is, vallen buiten het subsidiebegrip.
Ad iii.
De subsidie wordt verleend en vastgesteld door een bestuursorgaan van de gemeente. Meestal is dat het college.
Ad iv.
Het moet gaan om een gebonden inkomens- of vermogensoverdracht in die zin, dat bij de subsidieverlening, voorafgaand aan de te verrichten activiteiten, de bestedingsrichting van de verleende middelen is vastgelegd. Indien het gaat om een algehele of aanvullende inkomensvoorziening (bijvoorbeeld sociale zekerheid, studiefinanciering, schadevergoedingen), dan wordt het uitgekeerde bedrag niet als subsidie gezien. De bekostiging van het onderwijs vindt plaats op basis van de specifieke onderwijswetgeving. Volgens de wet zijn de algemene wettelijke bepalingen inzake subsidiëring dan ook niet rechtstreeks, maar wel van overeenkomstige toepassing, ter bevordering van een zekere mate van harmonisatie.
Het begrip gelieerde rechtspersoon is opgenomen, opdat het college bij de beoordeling van subsidieaanvragen een volledig beeld kan krijgen van de (financiële) positie van de aanvrager. Het college houdt er bij de beoordeling van de aanvraag rekening mee of en in hoeverre de aanvrager
op een andere manier dan door subsidie van de gemeente Rijnwoude kan beschikken over de geldmiddelen, die nodig zijn voor de uitvoering van de activiteiten.
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
Deze nieuwe verordening is een algemene subsidieverordening, die geldt voor alle subsidieverstrekkingen die voortvloeien uit het vastgestelde gemeentelijk beleid. Alleen als en voor zover er sprake is van een wet, of een andere gemeentelijke verordening die regels stelt ten aanzien van subsidieverstrekking, geldt die andere wet of die andere verordening.
Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling
De bevoegdheidsverdeling geeft aan dat de raad stuurt op hoofdlijnen. Door de inhoudelijke uitgangspunten voor subsidieverstrekking zo veel mogelijk op te nemen in beleidsnota’s, wordt aan het primaat van de raad tegemoet gekomen en wordt de rechtsgelijkheid bevorderd. Daar waar nodig vult het college het inhoudelijk beleid aan door het stellen van nadere regels. Die nadere regels zijn procedureel/ juridisch ondergeschikt aan de subsidieverordening.
Het college voert in overeenstemming met artikel 160 van de Gemeentewet het door de raad vastgestelde beleid uit. In het kader van subsidieverstrekking gaat het dan onder andere om het nemen van besluiten op aanvragen, het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten, het besluiten over bevoorschotting, het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- en/of vaststellingsbesluiten, het stellen van nadere voorschriften bij subsidieverlening en het opstellen en beschikbaar stellen van formulieren. In het belang van een efficiënte uitvoering kan het college bepaalde beslissingen mandateren aan de ambtelijke organisatie. Het gaat dan om beslissingen, waar geen politiek-bestuurlijke belangen in het spel zijn.
Artikel 4 Subsidieplafond
In artikel 4:25 van de Awb wordt de mogelijkheid geschapen een subsidieplafond te hanteren. De bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond moet dan wel in de verordening zijn geregeld. En dat is in artikel 4 van deze verordening dus gebeurd.
Op grond van het eerste lid van artikel 4:26 van de Awb moet de verordening ook regelen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld of welk orgaan dat krachtens de verordening mag doen. Artikel 4 bepaalt dat het college die bevoegdheid heeft.
Subsidieplafonds zijn bedoeld om subsidiebudgetten te beheersen. Door aan een subsidiebudget een plafond te koppelen geeft de raad aan dat het betreffende subsidiebudget een absoluut maximum is. Als de raad een subsidieplafond instelt betekent dat een harde weigeringsgrond bij de beoordeling van aanvragen. Het college moet subsidieverstrekking weigeren als honorering van de aanvraag zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond. Artikel 4:25 van de Awb wordt daarom ook aangehaald in artikel 7 van deze verordening over weigeringsgronden.
Als een subsidieplafond is vastgesteld, moet dat worden gepubliceerd voor aanvang van het tijdvak waarop het betrekking heeft. Daarbij moet ook gewezen worden op de manier waarop het beschikbare budget zal worden verdeeld. Potentiële subsidieaanvragers moeten daar rekening mee kunnen houden bij de voorbereiding van het activiteitenprogramma en de inrichting van hun subsidieaanvraag. Aanvragers moeten kunnen weten, dat hun subsidieaanvraag kan worden geweigerd wegens het ontbreken van gelden, ook al voldoet hun aanvraag verder wel aan de gestelde eisen.
Bij verdeelregels kan gedacht worden aan het tendersysteem, waarbij aanvragen voor een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna aan de hand van bepaalde criteria een selectie wordt gemaakt. Een andere mogelijke verdeelregel, die vooral wordt toegepast bij incidentele subsidies is ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’.
Artikel 5 Voorschotten
In de praktijk wordt meestal met voorschotten gewerkt. Artikel 4:54 van de Awb bepaalt, dat voorschotverlening alleen mogelijk is als de verordening dat bepaalt. Het college maakt in de beschikking tot subsidieverlening aan de aanvrager bekend of het subsidiebedrag bij wijze van voorschot wordt uitbetaald. Verlening van een voorschot verplicht tot uitbetaling. Het tweede lid van artikel 5 wil het rondpompen van geld voorkomen en het derde lid dat bevoorschotting wordt gestopt aan een instelling waarvan het voortbestaan onzeker is.
Artikel 6 Rechtspersoonlijkheid
Subsidiëring is sturing met inzet van gemeenschapsgelden. Daarom is het van belang dat de gemeente de ontvanger van de subsidie kan aanspreken op de besteding van de middelen. In dat verband is gekozen voor het uitgangspunt dat subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Het gaat dan vooral om stichtingen en verenigingen, die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Het tweede lid van artikel 6 biedt de mogelijkheid om daar in bijzondere gevallen, of voor bepaalde categorieën aanvragers van af te wijken. Daarbij valt te denken aan:
· ad hoc aanvragers: bijvoorbeeld de organisator van een bijzonder evenement, dat in korte tijd van de grond moet komen, zoals een benefietconcert.
· nieuwe samenwerkingsverbanden (zonder eigen rechtspersoonlijkheid), die interessante activiteiten uitvoeren die het college zou willen subsidiëren. In dat geval kan overigens overwogen worden subsidie te verstrekken aan één van de participanten in het samenwerkingsverband, die wel volledige rechtsbevoegdheid heeft.
· een organisatie van individuele burgers, waarvoor de stap naar het regelen van volledige rechtsbevoegdheid erg groot is. Hierbij kan gedacht worden aan bewonerscommissies.
Artikel 7 Weigeringsgronden
De artikelen 4:25 en 4:35 bevatten dwingend recht, waarvan niet bij verordening kan worden afgeweken. Wel is het mogelijk deze weigeringsgronden aan te vullen. Hiervan wordt in dit artikel gebruik gemaakt. Het betreft hier een limitatieve opsomming, zodat andere weigeringsgronden niet kunnen worden toegepast. Bij lid c: onder de wet worden ook verstaan gemeentelijke verordeningen, zoals de Algemene plaatselijke verordening (Apv). Artikel 4:25, tweede lid, bepaalt, dat een subsidie moet worden geweigerd indien door verstrekking van de subsidie de subsidieplafond zou worden overschreden. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 4 over het subsidieplafond.
Artikel 8 Toezichthouders
In de Awb is in Hoofdstuk 5, Afdeling 5.1 het nodige geregeld omtrent toezichthouders. Een uitgebreide regeling in de verordening is daarom niet nodig. Wel moet de verordening de mogelijkheid aangeven om toezichthouders aan te wijzen. Het werken met toezichthouders is alleen nodig in uitzonderlijke gevallen, maar heeft met deze bepaling in de verordening in ieder geval een rechtsgrond.
Op grond van het bepaalde in Afdeling 5.1 moet de instelling de toezichthouder toegang verlenen tot de accommodatie en tot de administratie. De toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen en zo nodig zakelijke bescheiden en gegevens mee te nemen om kopieën te kunnen maken.
Op grond van artikel 5:14 van de Awb is bepaald, dat de toezichthouder niet de bevoegdheden heeft die worden vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19, omdat dergelijke bevoegdheden in het kader van de subsidieverordening geen zin hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om het nemen van monsters en het onderzoeken van vervoermiddelen.
Hoofdstuk 2 Budgetsubsidie
Budgetsubsidie is bedoeld om te sturen op prestaties. De gemeente stelt de hoofdlijnen van het beleid vast, de beleidsdoelen en speerpunten van beleid. Die worden door het college aan het veld bekend gemaakt in de vorm van een beleidsopdracht. Instellingen moeten in hun subsidieaanvraag hun aanbod formuleren, dat wil zeggen duidelijk maken welke prestaties zij willen en kunnen leveren en duidelijk maken hoe die prestaties bijdragen aan de realisatie van de beleidsopdracht. Het is in beginsel niet belangrijk hoe de subsidieontvanger de gesubsidieerde prestaties realiseert. Het college maakt met de subsidieontvangers afspraken over de kwantiteit en kwaliteit van de te leveren prestaties en legt deze vast in een beschikking of in een uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 9 Aanvraag
De aanvraagtermijn voor budgetsubsidies is gesteld op 1 april voorafgaand aan de subsidieperiode. Het is van belang dat de aanvraag ruim voor het begin van de nieuwe subsidieperiode ontvangen wordt. Dan is er nog voldoende ruimte voor een inhoudelijke afweging en eventueel overleg en onderhandeling met de aanvrager(s). Denk aan het onderhandelen over een uitvoeringsovereenkomst.
Dit artikel geeft aan welke gegevens in ieder geval met de aanvraag moeten worden ingediend. Het college kan, indien zij dit nodig acht, bepalen, dat ook andere gegevens moeten worden overgelegd.
Artikel 10 Toetsing aanvraag en besluit
Als we de termijn van lid 1 van dit artikel niet in deze verordening opnemen, dan zou de beslistermijn van de Awb van toepassing zijn. In dat geval moet het college binnen acht weken een besluit nemen. Die periode is te kort voor een goede inhoudelijke en integrale beoordeling van de verschillende aanvragen.
Volgens lid 3 van artikel 10 houdt het college rekening met de mogelijkheid dat de activiteiten door eigen middelen van de aanvrager of middelen van derden gefinancierd kunnen worden. Het college let daarbij onder meer op het vermogen van de aanvrager en dat van gelieerde instellingen. Zie de toelichting op artikel 1.
Volgens lid 4 van dit artikel kan het college budgetsubsidie voor meerdere jaren verlenen. Dit geeft vertrouwen aan de subsidieontvanger dat hij voor een langere periode kan werken aan de beoogde resultaten. Het college verleent de meerjarige subsidie onder het voorbehoud dat de raad in die periode via de opeenvolgende begrotingen ook daadwerkelijk de benodigde middelen beschikbaar stelt. Dat voorbehoud moet het college expliciet opnemen in de verleningsbeschikking, anders geldt het niet. Zie hieromtrent artikel 4:34 Awb. Als de raad de benodigde middelen in enig jaar van de subsidieperiode niet of in onvoldoende mate beschikbaar stelt, moet het college binnen vier weken na vaststelling van de gemeentebegroting dat aan de subsidieontvanger kenbaar maken en met inachtneming van de Awb maatregelen treffen (o.a. de belanghebbenden horen en een redelijke afbouwregeling treffen).
Overigens kan een eenmaal verleende subsidie met inachtneming van de bepalingen hierover in de Awb (artikelen 4:48 tot en met 4:51) altijd worden ingetrokken of gewijzigd.
Artikel 11 Uitvoeringsovereenkomsten
Dit artikel maakt het mogelijk dat naast de beschikking tot subsidieverlening een (privaatrechtelijke) uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten. Als het college zo’n uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten met een subsidieontvanger, kan het college de realisatie van de producten, prestaties en het naleven van de daaraan verbonden verplichtingen zo nodig vorderen via de civiele rechter. Hieraan kan behoefte bestaan, als de activiteit bestaat uit het verschaffen van door de gemeente essentieel geachte voorzieningen en (dreiging met) intrekking of verlaging van de subsidie onvoldoende effectief lijkt. Dit kan zich voordoen, als het aanbieden van de betreffende activiteiten niet eenvoudig door anderen of de gemeente zelf kan worden overgenomen. Als er in verband met bovenstaande geen behoefte is aan een uitvoeringsovereenkomst, dan is een beschikking voldoende.
Artikel 12 Bestuurlijk overleg
Het bestuurlijk overleg is bedoeld om op hoofdlijnen informatie te krijgen over de realisatie van de gesubsidieerde prestaties. Het gaat dus niet om een volledige verantwoording in de zin van de aanvraag tot subsidievaststelling. De informatie uit het bestuurlijk overleg kan aanleiding zijn om aanvullende schriftelijke informatie te vragen, om de subsidieverlening te wijzigen of om de subsidieverlening geheel in te trekken. De subsidieontvanger heeft op grond van deze verordening sowieso de plicht om het college actief te informeren over afwijkingen van de subsidieafspraken.
Van belang is ook de signaleringsfunctie van maatschappelijke instellingen, zoals die in het bestuurlijk overleg kan worden uitgeoefend. De instelling die met subsidie werkt aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoelen staat in direct contact met de lokale samenleving. In het dagelijks werk merken de medewerkers op wat er speelt. Het is de bedoeling dit soort signalen een plaats krijgen in het bestuurlijk overleg, opdat ze soepel meegenomen kunnen worden in de ontwikkeling van het beleid.
Omdat de oplossing van ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken steeds vaker gediend is bij samenwerking in keten- of netwerkvorm verwachten we dat het bestuurlijk overleg niet beperkt zal blijven tot bilateraal overleg. In multilateraal overleg, beleidsconferenties kunnen de signalen en zeker ook de oplossingen vanuit de verschillende perspectieven van meerdere instellingen op elkaar betrokken worden.
Het is aan het college om de frequentie en reikwijdte van dit bestuurlijk overleg en eventuele beleidsconferenties te bepalen.
Artikel 13 Verantwoording van de subsidie
De ontvanger van een gemeentelijke subsidie onderneemt met gemeenschapsgeld en ten behoeve van gemeentelijke beleidsdoelen. Hierbij past een verantwoording naar het gemeentebestuur, maar zeker ook een zekere verantwoording naar burgers en naar andere maatschappelijke instellingen. In dat verband is in artikel 13 opgenomen dat de subsidieontvanger zijn prestaties publiceert. De vorm is in beginsel vrij, als in ieder geval maar duidelijk wordt of en zo ja welke prestaties met de inzet van de gemeentelijke subsidie zijn gerealiseerd. Bij de vorm valt onder meer te denken aan een (kort) verslag op de eigen website, of een onderdeel van het eigen jaarverslag. Als instellingen hebben samengewerkt bij de realisatie van de prestaties, ligt het voor de hand dat ze ook gezamenlijk verslag geven.
In lid 2 is geregeld dat de ontvanger van een budgetsubsidie ieder jaar een jaarrekening indient bij het college. Het college bepaalt in de verleningsbeschikking of en zo ja, wat voor verklaring bij de jaarrekening wordt verlangd (bestuursverklaring, samenstellingverklaring, beoordelingsverklaring of een volledige accountantsverklaring). Dit hangt af van de mate van professionaliteit van de administratie van de subsidieontvanger en de gewenste mate van zekerheid die het college van de subsidieontvanger wenst over de besteding van de subsidiemiddelen. De jaarrekening en de verklaring worden in beginsel niet gebruikt om de subsidie tussentijds vast te stellen.
Het college kan op grond van lid 3 aan de subsidieontvanger de verplichting opleggen om tussentijds inzicht te geven in de voortgang van de gesubsidieerde prestaties en de financiële situatie. De tussentijdse rapportage kan aanleiding geven om de oorspronkelijke subsidieverlening aan te passen.
De verantwoording van de subsidie, zoals die in dit artikel geregeld is, is in de eerste plaats bedoeld om inzicht te krijgen in de ‘opbrengst’ van de inzet van subsidiemiddelen en om bij te kunnen sturen als dat nodig is. Het gaat er om dat gemeente en instelling leren wat er voor nodig is om bepaalde maatschappelijke vraagstukken op te lossen. De verantwoording wordt primair gebruikt ten behoeve van toekomstige subsidieverleningen.
Artikel 14 Aanvraag tot subsidievaststelling
Voor het kunnen vaststellen van de subsidie moet het college kunnen beoordelen of de subsidieontvanger de gesubsidieerde prestaties heeft gerealiseerd en of de subsidieontvanger daarbij de voorschriften heeft nageleefd. Als de subsidie voor een meerjarige periode is verleend, moet daarover wel tenminste jaarlijks verantwoording afgelegd worden, maar het formele moment van vaststelling ligt in beginsel pas aan het einde van de hele subsidieperiode. Hiermee worden extra administratieve lasten van tussentijdse vaststelling voorkomen.
Artikel 15 Besluit tot subsidievaststelling
Dit artikel regelt de termijn waarop het college na ontvangst van de aanvraag daartoe de subsidie vaststelt en daarmee het subsidieproces afrondt.
Artikel 16 Bestemmingsreserves en voorzieningen
Op grond van dit artikel kunnen instellingen met een budgetsubsidie één of meerdere bestemmingsreserves en/ of voorzieningen vormen. De mogelijkheid dat instellingen bestemmingsreserves en voorzieningen creëren hoort bij het principe dat instellingen met een budgetsubsidie zo veel mogelijk zelf verantwoordelijkheid dragen voor de bedrijfsvoering. Om hierop nog enige invloed te kunnen hebben, dienen instellingen vooraf wel toestemming te vragen aan het college.
Bij bestemmingsreserves en voorzieningen kan het gaan om bijvoorbeeld het opbouwen van reserves voor (vervangings)investeringen, of het treffen van een voorziening voor wachtgeldverplichtingen. Zie wat dat laatste betreft ook het hoofdstuk over de algemene verplichtingen van de subsidieontvanger.
Bij de beoordeling van een aanvraag om toestemming voor een bestemmingsreserve of voorziening vormen de regels voor afschrijvingen, die de gemeente zelf hanteert als richtsnoer, maar het college kan daar gemotiveerd van afwijken.
Artikel 17 Egalisatiereserve
In dit artikel staan bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het creëren van een egalisatiereserve. Deze egalisatiereserve houdt alleen verband met de door de gemeente Rijnwoude gesubsidieerde prestaties. Het is een buffer waarmee tekorten in de exploitatie in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Een dergelijk buffer is nodig bij een budgetsubsidie, waarbij bedrijfsvoeringsverantwoordelijkheid zo veel mogelijk aan de instelling wordt gelaten.
De egalisatiereserve dient in redelijke verhouding te staan tot bedrijfsvoeringsrisico’s. Daarom is in deze verordening vastgelegd, dat de egalisatiereserve in beginsel maximaal 10 % mag bedragen van de kosten van de realisatie van de subsidiabele prestaties. De subsidieontvanger moet de kosten en opbrengsten van de subsidiabele prestaties afzonderlijk administreren en inzichtelijk maken.
Het college kan op grond van lid 3 zo nodig van het in lid 2 genoemde percentage afwijken.
Artikel 18 Toestemmingsvereiste
Dit artikel sluit aan bij artikel 4:71 van de Awb. Het eerste lid daarvan is facultatief, de volgende (over de beslissingstermijn) zijn dwingend van aard. Vandaar dat in het derde lid van dit artikel in de verordening alleen naar 4:71 Awb wordt verwezen. Er wordt een onderscheid gemaakt in zaken waarvoor de instelling toestemming moet hebben van het college. Dit hangt samen met de mate waarin de instelling afhankelijk is van financiering door de gemeente Rijnwoude. Het is niet reëel dat bijvoorbeeld een instelling die een klein deel van haar activiteiten uitvoert in Rijnwoude en daarvoor subsidie ontvangt van de gemeente, maar bijvoorbeeld regionaal een veelvoud aan omzet heeft, voor allerlei zaken toestemming moet hebben van het college.
Hoofdstuk 3 Structurele waarderingssubsidie
Structurele waarderingssubsidies zijn bedoeld om de activiteiten van een aanvrager geldelijk te ondersteunen, zonder sturing op de aard en omvang van die activiteiten. De hoogte van de subsidie heeft daarom in beginsel ook geen relatie met de kosten van de activiteiten van de aanvrager.
Artikel 19 Aanvraag
De waarderingssubsidie is een subsidiesoort die vooral ingezet wordt voor de ondersteuning van de activiteiten van vrijwilligersorganisaties in de ruimste zin van het woord. De besturen van die zelforganisaties bestaan vaak uit vrijwilligers. De aanvraagprocedure voor een waarderingssubsidie is zo eenvoudig mogelijk gehouden, om deze vrijwilligers te ontzien. Bovendien gaat het bij waarderingssubsidies in het algemeen over beperkte subsidiebedragen. De administratieve last van het aanvragen van een subsidie dient daarmee in overeenstemming te zijn. Het is nog wel van belang dat het college de aanvraag goed kan beoordelen. Het college heeft op grond van artikel 19 de verantwoordelijkheid, in aansluiting op de voor het betreffende beleidsterrein geldende regeling, een passend aanvraagformulier te maken en beschikbaar te stellen. De gegevens die op het aanvraagformulier ingevuld moeten worden, kunnen te maken hebben met de algemene subsidiecriteria, met objectieve grondslagen voor het kunnen bepalen van de hoogte van de subsidie (bijvoorbeeld een ledenaantal), of met de financiële positie van de aanvrager.
Artikel 20 Toetsing aanvraag en besluit
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 10.
Artikel 21 Inhoudelijk verslag van de activiteiten
Een ontvanger van een waarderingssubsidie dient formeel geen aanvraag tot subsidievaststelling in. De aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt, als deze niet geweigerd wordt na beoordeling gehonoreerd met een vaststelling ineens. Om te kunnen bepalen of de subsidiëring nog past in het beleid wordt van de subsidieontvanger aan het einde van de subsidieperiode wel een verslag van de activiteiten gevraagd. De vorm waarin dat gebeurt is in beginsel vrij.
Hoofdstuk 4 Projectsubsidie
Projectsubsidies zijn een vorm van incidentele subsidie en zijn bedoeld om nieuwe initiatieven of éénmalige activiteiten te ondersteunen. Ze worden verstrekt om in te kunnen spelen op veranderingen. De ondersteuning is éénmalig, omdat de activiteit een éénmalig karakter heeft. Het project kan, als het succesvol is gebleken en voor herhaling vatbaar eventueel structureel subsidiabel worden. De projectsubsidies worden verstrekt vanuit een begrotingspost met subsidieplafond voor projectsubsidies (per programma of product), waaraan criteria gekoppeld zijn (via beleidsregels).
Artikel 22 Aanvraag
Een projectsubsidie kan lopende het boekjaar worden aangevraagd en er moeten op de subsidiesoort toegesneden stukken worden ingediend. Verder kan verwezen worden naar de toelichting bij artikel 9.
Artikel 23 Toetsing aanvraag en besluit
Het college neemt binnen zes weken na de start van ieder kwartaal een besluit over de subsidieaanvragen die in het voorgaande kwartaal werden ontvangen. Het college maakt een integrale afweging van de ontvangen aanvragen en neemt op basis daarvan haar besluiten.
Artikel 24 Uitvoeringsovereenkomsten
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting onder artikel 11.
Artikel 25 Aanvraag tot subsidievaststelling
Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 14.
Artikel 26 Besluit tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 15
Hoofdstuk 5 Incidentele waarderingssubsidie
Dit hoofdstuk betreft de verstrekking van subsidies, waarbij het college in principe niet stuurt op de aard en omvang van de activiteiten van de subsidieaanvrager en waar het gaat om een éénmalige activiteit.
Artikel 27 Aanvraag
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting onder artikelen 19 en 22.
Artikel 28 Toetsing aanvraag en besluit
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting onder artikel 10.
Artikel 29 Inhoudelijk verslag van de activiteiten
Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 21.
Hoofdstuk 6 Voorschriften
Dit hoofdstuk betreft de voorschriften die voor alle subsidieaanvragers/ -ontvangers gelden. Het college kan bij de subsidieverstrekking aanvullende voorschriften opnemen in de subsidiebeschikking.
Artikel 30 Administratie
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 31 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
Op diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moet/ kan beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd door een instelling gegeven informatie. Het ligt voor de hand, dat de bereidheid van een instelling om informatie te verstrekken afneemt, naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig (kunnen) zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald, dat informatieverstrekking verplicht is (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) als het gaat om omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een door het college te nemen beslissing.
Artikel 32 Medewerking aan onderzoek door de gemeente
Medewerking aan onderzoek door de gemeente is in het algemeen niet verplicht. Met deze bepaling, die gebaseerd is op artikel 4:38 van de Awb, wordt aangegeven, dat gesubsidieerde instellingen niet de vrijheid hebben zich aan die medewerking te onttrekken. Het gaat hier bijvoorbeeld om onderzoeken door de gemeentelijke rekenkamer(commissie/ functie).
Artikel 33 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
Met het artikel over het zorgvuldig beheer en de verzekeringsplicht is beoogd de voortgang van de subsidiabele activiteiten te borgen en risico’s te beperken. Met het zorgvuldige beheer in lid 1 wordt mede bedoeld dat subsidiemiddelen niet door de ontvanger mogen worden gebruikt voor beleggingen. Verder worden op grond van artikel 41 een brand- en inbraakverzekering voor de roerende en onroerende zaken en een WA-verzekering voor personeel en vrijwilligers verplicht gesteld. Lid 4 is opgenomen om te onderstrepen dat instellingen met personeel in dienst zelf verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van rechtspositieregelingen en CAO-bepalingen. Daarbij hoort bijvoorbeeld het treffen van voorzieningen voor mogelijke wachtgeldverplichtingen. De in het vijfde lid opgenomen mogelijkheid van ontheffing kan worden gebruikt, als bijvoorbeeld mocht blijken dat een risico niet te verzekeren is, dan wel er een uitzonderlijk hoge risicodekking wordt verlangd.
Artikel 34 Levering van goederen en diensten aan derden
Dit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een instelling mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep van het gemeentelijk beleid behoren.
Artikel 35 Liquidatiesaldo
De bedoeling van dit artikel is, dat indien subsidiemiddelen door liquidatie van de ontvanger aan de gemeentelijke beleidsdoelstelling wordt onttrokken, een evenredig deel van die subsidiemiddelen terugvloeit naar de gemeente en op een andere manier weer ten behoeve van de doelstelling kan worden ingezet.
Artikel 36 Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
Deze bepaling is gebaseerd op artikel 4:41 van de Awb, een facultatief wetsartikel; de verordening moet een grondslag bieden om hiervan gebruik te maken. De subsidieontvanger is onder bepaalde omstandigheden verplicht tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente, wanneer de subsidie tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger heeft geleid.
Hierbij gaat het in het bijzonder om situaties, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor de verwezenlijking van het doel, waarvoor subsidie is verleend. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een instelling zichzelf ontbindt of een vorm van samenwerking met een andere instelling aangaat en het mede door middel van subsidie in eigendom verworven instellingspand verkoopt. Deze vergoedingsverplichting is wel gekoppeld aan een verjaringstermijn van maximaal vijf jaar.
Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 37 Zaken waarin de verordening niet voorziet
Als de praktijk aanleiding geeft om deze verordening aan te passen, moet het college uiteraard voorstellen aan de raad doen. Omdat de tijd die gemoeid is met de totstandkoming van zo’n aanpassing te lang kan zijn om een beslissing op te schorten (in verband met voorgeschreven termijnen of belangen van de gemeente en/of anderen), geeft dit artikel het college de bevoegdheid om te handelen in gevallen waarin de verordening (nog) niet voorziet.
Artikel 38 Hardheidsclausule
Dit artikel is opgenomen om ten opzichte van een instelling in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
De aanduiding “hardheidsclausule” geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van één of meer artikelen in redelijkheid niet kan worden verlangd. De hardheidsclausule wordt alleen gebruikt als het beleidsdoel dat met de subsidieverstrekking is gemoeid, ermee gediend is.
Artikel 39 Intrekking oude regelingen
Dit artikel regelt de intrekking van de oude Algemene Subsidieverordening Welzijn Rijnwoude.
Artikel 40 Overgangsbepaling
Uit het oogpunt van rechtszekerheid is in dit artikel bepaald dat aanvragen die onder de oude subsidieverordening werden ingediend ook volgens de bepalingen van die verordening worden afgehandeld. Dit artikel biedt verder het college de mogelijkheid nadere regels te stellen met betrekking tot de overgangssituatie tussen de effectieve inwerkingtreding van de nieuwe verordening en effectieve intrekking van de oude verordening.
Artikel 41 Inwerkingtreding
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 42 Citeerartikel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.