Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Reeuwijk

Beleid uitvoering langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Reeuwijk
Officiële naam regelingBeleid uitvoering langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009
CiteertitelBeleid uitvoering langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg/ welzijn/ sport

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 36

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2012nieuwe regeling

17-12-2009

Onbekend

Punt 29, B&W-vergadering 17-02-2009

Tekst van de regeling

Beleid UITVOERING LANGDURIGHEIDSTOESLAG

WET WERK EN BIJSTAND

2009

Gemeente Reeuwijk

Versie: februari 2009

Voorwoord

Vanaf 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden. De WWB bevat veel nieuwe elementen.

Eén van die nieuwe elementen is de langdurigheidstoeslag voor langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief.

De wettelijke grondslag van langdurigheidstoeslag ligt in artikel 36 WWB. Per 1 januari 2009 wordt de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. De gemeenteraad krijgt de bevoegdheid om binnen de wettelijke kaders een verordening te formuleren.

Het sinds 2004 gevoerde gemeentelijke beleid behoeft derhalve eveneens aanpassing.

Begrippenlijst

Langdurigheidstoeslag : een financiële toeslag op het inkomen zoals

bedoeld in artikel 36 WWB en de verordening langdurigheidstoeslag Gemeente Reeuwijk

WWB : Wet werk en bijstand

WAO : Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAZ : Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Zelfstandigen

Wajong : Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening

Jonggehandicapten

Nugger : Niet Uitkeringsgerechtigde

ANW : Algemene NabestaandenWet

Awb : Algemene wet bestuursrecht

1 Positionering langdurigheidstoeslag

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, eventueel vermeerderd met de gemeentelijke toeslag, ter voorziening in de algemene bestaanskosten met inbegrip van de reserveringscomponent, in beginsel toereikend is om in de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Desondanks staat de financiële positie van personen die langdurig op het minimum inkomen zijn aangewezen onder druk. Zeker als er geen perspectief is op inkomensverbetering.

Dat is ook de reden geweest om in het verleden de uitkering ingevolge de Algemene ouderdomswet (AOW) en de bijstandsnorm voor 65-plussers hoger te stellen dan de norm voor personen jonger dan 65 jaar. Met de invoering van de langdurigheidstoeslag ontstaat ook voor degenen die jonger zijn dan 65 jaar en geen arbeidsmarktperspectief hebben een hogere bijstandsnorm die vergelijkbaar is met de inkomenssituatie van 65-plussers.

2 Voorwaarden

A Leeftijd (artikel 36 lid 1 WWB)

Recht op de langdurigheidstoeslag heeft de persoon van 21 jaar en ouder, maar jonger dan 65;

De CRvB heeft inmiddels geoordeeld dat als belanghebbenden op de peildatum gehuwd zijn, zij allebei moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB. Dat betekent dat wanneer één van de partners 65 jaar of ouder is, beide partners geen recht op de langdurigheidstoeslag kunnen hebben (CRvB 08-08-2006, nr. 06/3157 WWB).

B Duur (artikel 36 lid 1 WWB)

De periode die in aanmerking moet worden genomen als de periode waarin langdurig een laag inkomen is ontvangen is overgelaten aan de gemeente. De Raad heeft deze periode vastgesteld als een ononderbroken periode van 36 maanden (3 jaar);

C Inkomen (artikel 36 lid 1 WWB)

Wat onder een laag inkomen wordt verstaan is na decentralisatie eveneens overgelaten aan de gemeenteraad. In de verordening is ervoor gekozen om vast te stellen dat het inkomen niet hoger mag zijn geweest dan 100% van de bijstandsnorm. Voor de invulling van het begrip ‘inkomen’ wordt in de verordening verwezen naar artikel 32 WWB waarbij een bijstandsuitkering in afwijking van dit artikel voor de beoordeling van het recht op de langdurigheidstoeslag als inkomen wordt gezien. Voor de invulling van de bijstandsnorm wordt verwezen naar artikel 5 onder c van de wet. Dat wil zeggen de van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de door het college vastgestelde verhoging of verlaging op grond van de Verordening toeslagen op en verlagingen van de norm ingevolge de Wet werk en bijstand.

De staatssecretaris geeft in de verzamelbrief van mei 2006 hierover met betrekking tot Wajonggerechtigden aan dat de Wajonguitkering een uitkering is die netto op of rond het minimumniveau uitkomt. In de praktijk kan het voorkomen dat de maandberekening van de uitkering van bruto naar netto als gevolg van belastingheffing en vakantietoeslag iets afwijkt van de netto bijstandsnorm. Dit vormt geen beletsel voor de toekenning van het recht op een langdurigheidstoeslag.

Een zelfde redenering wordt gehouden voor andere bronnen van inkomsten die aan te merken zijn als inkomsten op het van toepassing zijnde minimumniveau.

De bron van inkomsten is niet maatgevend. Ook personen, die een andere uitkering dan een bijstandsuitkering ontvangen, komen in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. Dit kan bijvoorbeeld zijn: IOAW, IOAZ, Anw, Alimentatie enz.

Een inkomen uit een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag wordt buiten beschouwing gelaten.

D Vermogen (artikel 36 lid 1 WWB)

Het vermogen mag niet meer bedragen dan het toegestane vrij te laten vermogen zoals omschreven in artikel 34 WWB.

Dit betekent tevens dat de extra vrijlating in verband met een eigen woning van toepassing is.

E Geen uitzicht op inkomensverbetering (artikel 36 lid 1 WWB)

Voorheen was de voorwaarde opgenomen dat men geen arbeidsmarktperspectief had. Er mocht geen sprake zijn van inkomsten uit arbeid of slechts in geringe mate. Deze voorwaarde is na de wetswijziging (per 1-1-09) verdwenen. Als voorwaarde wordt nu gesteld dat er geen uitzicht mag zijn op inkomensverbetering. Dit betekent dat er wel sprake kan en mag zijn van inkomsten uit arbeid maar dat wanneer dit niet betekent dat de hoogte van het inkomen verbetert er toch recht is op langdurigheidstoeslag.

In de toelichting in de nota van wijziging geeft de Staatssecretaris aan dat door de zinsnede "geen uitzicht heeft op inkomensverbetering" in het voorgestelde artikel 36 WWB wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. Daarmee is evenwel geen formele uitsluitingsgrond voor studenten in de regelgeving opgenomen. Of een student in een concreet geval al dan niet recht heeft op een langdurigheidstoeslag zal afhangen van de inhoud van de beleidsregels van het college en de vraag of er een reden is om in het individuele geval ten gunste van belanghebende van het beleid af te wijken.

Dit betekent dat iedere keer een individuele toets moet plaatsvinden. Dit betekent ook dat vrij ver vooruit gekeken mag worden om de inkomensverbetering te mogen vaststellen. In deze beleidsregels wordt ervoor gekozen om studenten in beginsel aan te merken als een groep die niet in aanmerking komt voor de langdurigheidstoeslag omdat zij uitzicht hebben op inkomensverbetering.

Voor de overige potentiële rechthebbenden is een inkomensverbetering in de toekomst altijd een veel onzekerder gegeven. Hier zal daarom vooral pragmatisch mee moeten worden omgegaan. Als richtlijn wordt gehanteerd dat de inkomensverbetering concreet aanwezig is. Dat wil zeggen de cliënt heeft de zekerheid dat over een x periode de inkomenssituatie positief verbetert. De jurisprudentie omtrent dit punt dient goed in ogenschouw te worden genomen om het beleid eventueel te kunnen aanscherpen.

Een alleenstaande ouder die reeds arbeid verricht conform de mogelijkheden maar zonder uitzicht op een verbetering van de inkomenspositie heeft wel recht op een langdurigheidstoeslag.

Ook wordt in deze beleidsregels ervoor gekozen om, behoudens niet verder vooruit te kijken dan 6 jaar.

F Ingangsdatum (artikel 36 lid 3 WWB)

Het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat op de datum waarop de belanghebbende aan alle voorwaarden voldoet. Een persoon komt hoogstens 1 maal per 12 maanden in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. De verstrekking is niet gebonden aan een periode van 12 maanden.

Het kan zijn dat per 12 maanden meerdere malen langdurigheidstoeslag wordt verstrekt indien die verstrekking ziet op een recht dat in voorgaande jaren is ontstaan maar pas later is aangevraagd. Er geldt immers geen ‘verjaringstermijn’ voor het aanvragen van langdurigheidstoeslag.

G Gezamenlijke huishouding

Als er sprake is van partners en een van de partners voldoet in de referteperiode niet aan de gestelde eisen voor toekenning van de langdurigheidstoeslag betekent dit dat er in het geheel geen aanspraak bestaat op de langdurigheidstoeslag.

H Partner is op peildatum uitgesloten op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1

In de verordening is een bepaling opgenomen voor partners waarbij één van beiden op de peildatum geen recht heeft op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1. Als dan gedurende de referteperiode aan alle voorwaarden is voldaan dan ontvangt de rechthebbende partner een toeslag naar de hoogte van een alleenstaande (ouder).

I Later verkregen verblijfsvergunning

Wanneer iemand onlangs een verblijfsrecht heeft verworven dan verzet het verblijf in het buitenland gedurende de periode van 36 maanden op zichzelf niet tegen het recht op langdurigheidstoeslag.

Echter ook deze persoon dient aan alle voorwaarden te voldoen. Dat betekent dat vastgesteld moet kunnen worden dat aan de voorwaarden rondom het inkomen, vermogen maar ook het uitzicht op inkomensverbetering. Dit zal over het algemeen moeilijk te onderzoeken zijn.

Alleen wanneer de belanghebbende aannemelijk kan maken (gestaafd door concrete bewijzen) dat hij gedurende het verblijf niet heeft beschikt over een hoger inkomen dan de bijstandsnorm en/of het vrij te laten vermogen en geen uitzicht heeft gehad op inkomensverbetering kan er recht op langdurigheidstoeslag bestaan.

J Ingangsdatum gewijzigd beleid

De wetswijziging is met ingang van 1 januari 2009 ingegaan maar pas gepubliceerd op 29 december 2008. Het is van belang om ook de gemeentelijke invulling hiervan op 1 januari 2009 te laten ingaan ook al betekent dit dat terugwerkende kracht moet worden toegepast.

3 Ten slotte

A Aanvraag (artikel 36 lid 1 WWB)

Ingevolge de wet mag de langdurigheidstoeslag niet ambtshalve worden toegekend maar alleen op aanvraag worden verleend.

B Tracering doelgroepen

Bij de tracering van de doelgroepen kan onderscheid worden gemaakt tussen het bestand van de gemeente, het bestand van de UWV, het bestand van de SVB en de niet-uitkeringsgerechtigden die nergens bekend zijn.

Het bestand van de gemeente is bekend en wordt eenmalig gescreend, aangeschreven en in staat gesteld een aanvraag in te dienen.

Middels publicatie en voorlichting zal getracht worden andere doelgroepen te bereiken.

C Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking (artikel 4:5 Awb)

Uitgangspunt is steeds dat de gemeente primair aan de hand van de door de aanvrager zelf beschikbaar gestelde gegevens beoordelen of er sprake is van een recht op langdurigheidstoeslag. Wanneer niet alle van belang zijnde gegevens zijn verkregen wordt aanvrager een aanvultermijn geboden. Wordt de gevraagde informatie niet voor het einde van de hersteltermijn ontvangen dan wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.

D Hoogte (artikel 4 verordening langdurigheidstoeslag 2009)

De langdurigheidstoeslag kent drie toeslagen

  • -

    voor gehuwden en daarmee gelijkgestelden

  • -

    voor alleenstaande ouders

  • -

    voor alleenstaanden

De hoogte wordt periodiek door het ministerie bijgesteld en bekendgemaakt en moeten worden gevolgd.

Met ingang van 1 januari 2009 is de hoogte vastgesteld op:

  • a.

    voor gehuwden € 498,00

  • b.

    voor een alleenstaande ouder € 447,00

  • c.

    voor een alleenstaande € 349,00

E Wijze van betaling

Het bedrag wordt ineens eenmaal per jaar betaald.

F Fiscale aspecten

Uit artikel 3:104 onderdeel f, wet inkomstenbelasting 2001 volgt dat de langdurigheidstoeslag onbelast is.

G Terugvordering

Indien achteraf blijkt dat de langdurigheidstoeslag ten onrechte is verleend wordt deze teruggevorderd. Na decentralisatie van de langdurigheidstoeslag heeft deze de vorm van bijzondere bijstand gekregen waarop paragraaf 6.4 (artikelen 58, 59 en 60) WWB van toepassing is.

H Beslag

Uit artikel 46 lid 2 WWB volgt dat de langdurigheidstoeslag niet vatbaar is voor beslag.

I Aflossing in het kader van schuldhulpverlening

Wanneer ten behoeve en op verzoek van aanvrager in het kader van schuldhulpverlening een minnelijke dan wel een wettelijke schuldregeling is getroffen wordt de langdurigheidstoeslag ter beschikking gesteld voor schuldaflossing. Immers, gedurende de looptijd van de schuldregeling komen alle inkomsten van de aanvrager, boven de beslagvrije voet, ten goede van de schuldeisers.

J Verhaal

De verleende langdurigheidstoeslag wordt niet verhaald.