Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Verordening persoonsgebonden budget sociale werkvoorziening 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingVerordening persoonsgebonden budget sociale werkvoorziening 2010
CiteertitelVerordening persoonsgebonden budget sociale werkvoorziening 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet sociale werkvoorziening, artikel 7, lid 10

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2010Nieuwe regeling

17-12-2009

’t Bokkeblad, 30-12-2009

2009/4974

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Persoonsgebonden Budget Sociale Werkvoorziening 2010

De raad van de gemeente Slochteren

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Slochteren d.d. 24 november 2009;

gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van persoonsgebonden budgetten;

overwegende dat deze verordening gelijkluidend is aan de verordeningen van de gemeenten Haren en Hoogezand-Sappemeer;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening Persoonsgebonden Budget Sociale Werkvoorziening 2010.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren;

  • b.

    gemeenten: de gemeenten die deel uitmaken van de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Bedrijf voor Werk en Re-integratie, namelijk Haren, Hoogezand-Sappemeer en Slochteren;

  • c.

    Bedrijf voor Werk en Re-integratie (BWR): de organisatie die belast is met de uitvoering van de Wsw en deze verordening;

  • d.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de GR BWR;

  • e.

    de wet: de Wet sociale werkvoorziening (Wsw);

  • f.

    periodieke subsidie: de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

De colleges van de gemeenten stellen elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1. Het dagelijks bestuur verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de sw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

  • 2. De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de sw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • c.

      de duur van het dienstverband bedraagt tenminste 12 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

  • 3. In afwijking van het gestelde onder 2c kan het dagelijks bestuur in specifieke gevallen besluiten in te stemmen met een dienstverband van minimaal 6 maanden.

  • 4. De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      de begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de sw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

    • c.

      de begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld;

    • d.

      eindtoetsing vindt plaats door het BWR of een nader aan te wijzen derde.

Artikel 4 De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt op voorstel van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast.

  • 2. Ingeval een voorgestelde loonkostensubsidie niet hoger is dan 50 % van het brutoloon van de Wsw-geïndiceerde, wordt de loonkostensubsidie door het dagelijks bestuur vastgesteld op het hiermee corresponderende percentage;

  • 3. Indien bij toepassing van het vorige lid het dagelijks bestuur gerede twijfel heeft aan de juiste hoogte van de loonkostensubsidie vindt, in afwijking van het vorige lid, een loonwaardeonderzoek plaats, op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

  • 4. In ieder geval vindt een loonwaardeonderzoek plaats als de voorgestelde hoogte voor een loonkostensubsidie hoger is dan het percentage genoemd in lid 2.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 10 van deze verordening vindt een keer per jaar een loonwaardebepaling plaats.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1. Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2. De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

Artikel 6 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het dagelijks bestuur.

  • 3. Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal 12 maanden.

  • 4. Aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan € 5.000,- komen niet voor een vergoeding in aanmerking. In dat geval wordt de arbeidsplaats niet als passend beschouwd.

  • 5. Het dagelijks bestuur regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt meeondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1. Het dagelijks bestuur besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het dagelijks bestuur stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    de wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 11 Het vaststellen van de periodieke subsidie

De werkgever verstrekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan het dagelijks bestuur een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

Het dagelijks bestuur stelt de periodieke subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het dagelijks bestuur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Persoonsgebonden Budget Sociale Werkvoorziening 2010”.

  • 2. Zij treedt in werking op 1 januari 2010 en de “Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening”, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur van de GR Werkvoorziening Hoogezand en omstreken, komt hiermee te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2009.

De raad voornoemd,

,voorzitter.

,griffier.

Algemene toelichting

Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden. Deze wet bevordert dat Wsw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken voert de wet enkele belangrijke wijzigingen door. Zo worden regie en sturing op de Wsw nadrukkelijker in handen gelegd van gemeenten. Gemeenten worden hiermee gestimuleerd een visie te ontwikkelen om het doel van de wet, het realiseren van aangepaste arbeid die aansluit bij de capaciteiten en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, het beste te kunnen verwezenlijken.

Een tweede verandering heeft betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geïndiceerden, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te realiseren.

De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop het dagelijks bestuur vormgeeft aan het PGB (artikel 7, tiende lid).

Twee vormen van begeleid werken

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door gemeente of schap. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

Naast het begeleid werken dat door gemeente of schap tot stand wordt gebracht, introduceert de nieuwe wet het begeleid werken via de figuur van het persoonsgebonden budget (PGB). Dit vanuit de gedachte dat de sociale werkvoorziening als vrijwillige voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten zo goed mogelijk moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij past ook dat Wsw-geïndiceerden de mogelijkheid moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd. Door de Wsw-geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien. Tussen beide vormen van begeleid werken, totstandkoming via een PGB dan wel met behulp van gemeente of schap, bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Wsw-geïndiceerde geformuleerd. Deze heeft recht op begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop gebaseerde voorwaarden van het werkvoorzieningschap voldoet. Bovendien ligt bij begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf. De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij het BWR moeten aanvragen. Om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als een Wsw-geïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld én de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is het BWR (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de Wsw-geïndiceerde te honoreren.

Iedere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op die wachtlijst aan de beurt zijn voor een Wsw-plek. Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werken-indicatie van het UWV Werkbedrijf vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een sw-indicatie volstaat. Ook een sw-werknemer met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.

Het verschil tussen begeleid werken dat door een gemeente of werkvoorzieningschap wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in beginsel uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in principe geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij het begeleid werken op dit moment organiseren. Dit geldt met name voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan begeleidingsorganisaties stellen.

De regeling van begeleid werken met een PGB

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7. Het BWR kan een verzoek van een Wsw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking niet weigeren, als:

  • 1.

    De betrokkene al een Wsw-dienstbetrekking heeft of recht heeft op plaatsing vanaf de wachtlijst;

  • 2.

    De door de Wsw-geïndiceerde of de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn;

  • 3.

    De door het werkvoorzieningschap aan de werkgever te verstrekken periodieke subsidie en de aan begeleidingsorganisatie te verstrekken vergoeding, na aftrek van de voor het werkvoorzieningschap rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats. Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats, dan is het dagelijks bestuur niet verplicht om subsidie te verstrekken, maar mag het dat wel doen (artikel 7, eerste lid, van de wet).

Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan het dagelijks bestuur, hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

  • 1.

    Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

  • 2.

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde verzorgt.

  • 3.

    Een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7, derde lid, van de wet). Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten (werkvoorzieningschappen) kunnen deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet verplicht.

Het PGB is geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden door het BWR verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie.

De Wsw-geïndiceerde heeft echter geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het dagelijks bestuur de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van Wsw-plekken. Het bestaan van een PGB ontslaat de gemeenten niet van de zorgplicht zoals die is geformuleerd in art. 1 lid 3 van de wet.

De onderwerpen in de verordening

In artikel 7, tiende lid, van de wet staan de onderwerpen genoemd die de gemeenteraad in ieder geval in haar verordening moet regelen:

  • 1.

    de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld;

  • 2.

    de hoogte van de voor het dagelijks bestuur rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis;

  • 3.

    de voorwaarden waaronder het dagelijks bestuur aan de werkgever een vergoeding verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht, en

  • 4.

    de voorwaarden waaronder het dagelijks bestuur een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde zelf is aangewezen.

Naast deze vier verplichte onderwerpen kunnen gemeenten nog een aantal andere zaken in hun verordening regelen of daaraan in ieder geval aandacht besteden als ze het PGB gaan regelen. Het gaat dan om voorwaarden die het BWR kan stellen aan de werkgever en de werkplek van de Wsw-geïndiceerde. Het dagelijks bestuur zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de werkgever de voorgestelde inpassing in de arbeid adequaat kan verzorgen. In verband hiermee kan het BWR eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Omdat begeleid werken met een PGB een recht is voor alle Wsw-geïndiceerden, zullen eventuele voorwaarden waaronder dit recht kan worden gerealiseerd bij verordening moeten worden geregeld.

Onderscheid subsidies en vergoedingen

De wet maakt een onderscheid tussen subsidies en vergoedingen. De periodieke betalingen door het BWR aan een werkgever worden als een subsidie aangemerkt en de periodieke betalingen aan de begeleidingsorganisatie als een vergoeding. Ook de betalingen in verband met eenmalige kosten van aanpassing van de werkplek worden in de wet als een vergoeding aangemerkt.

Om vast te stellen of een bepaalde geldverstrekking een subsidie is (die op basis van een beschikking wordt verstrekt) of een commerciële transactie (waarvoor een overeenkomst wordt gesloten) doet de naamgeving van de geldverstrekking niet ter zake. Als tegenover de betaling door het BWR een reële economische tegenprestatie staat (in de vorm van een concrete dienst of concreet product), is er sprake van een commerciële transactie. Staat tegenover de betaling door het BWR geen duidelijke economische tegenprestatie, dan is er sprake van een subsidie. Dit betekent dat de periodieke subsidie aan de werkgever en de vergoeding voor de eenmalige kosten van aanpassing van de werkplek moeten worden aangemerkt als een subsidie. Dit ondanks de andere terminologie (vergoeding) die het rijk hier aan geeft in de wet. Tegenover deze betalingen staan immers geen economische tegenprestaties van werkgevers.

De periodieke vergoeding aan een begeleidingsorganisatie moet worden opgevat als een commerciële transactie. Het BWR koopt een dienst in bij de begeleidingsorganisatie en betaalt daarvoor in principe de marktprijs.

Het verstrekken van subsidies is een publiekrechtelijke rechtshandeling: het vindt plaats op basis van een beschikking. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn in beginsel van toepassing op de subsidies die het BWR in het kader van het PGB verstrekt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, van de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het dagelijks bestuur rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat de colleges van de gemeenten elk jaar de hoogte van de uitvoeringskosten van het werkvoorzieningschap voor begeleid werken met een PGB vaststelt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat het BWR (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat het werkvoorzieningschap via de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat het werkvoorzieningschap in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Artikel 3

Het dagelijks bestuur zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, van de wet). In verband hiermee kan het BWR eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Ingevolge artikel 7, tiende lid, van de wet dient de gemeenteraad in haar verordening de voorwaarden te regelen waaronder het dagelijks bestuur een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen.

Voor wat betreft de duur van het, minimale, dienstverband is wellicht nog van belang dat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden. Wij hebben gekozen voor een minimale duur van 12 maanden: de investeringen die het BWR moet doen voor een dergelijke begeleid werkenplaats zijn hoog.

In specifieke gevallen kan door het dagelijks bestuur hiervan worden afgeweken en besluiten dat kan worden volstaan met een dienstverband van minimaal 6 maanden.

Artikel 4

Het algemeen bestuur dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, van de wet). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

Gekozen is (overeenkomstig de modelverordening van de VNG) voor een methode waarbij een percentage van het brutoloon als maximale loonkostensubsidie kan worden verstrekt. De hoogte van het betreffende percentage stelt het BWR vast. Vanuit een oogpunt van administratieve lastenverlichting is deze methode te verkiezen. Bovendien blijkt uit ervaringsgegevens in de praktijk dat dit een werkbare manier is. Om te voorkomen dat ook in gevallen waarbij gerede twijfel is of de werkgever het betreffende (generiek vastgestelde percentage loonkosten) wel nodig heeft, dus in het geval de verdiencapaciteit van de Wsw-geïndiceerde door het dagelijks bestuur hoger wordt ingeschat dan het bedrag aan loonkostensubsidie rechtvaardigt, vindt alsnog vooraf een loonwaardebepaling plaats. Ook vindt die plaats als het voorstel voor de loonkostensubsidie hoger is dan het bedrag dat volgt uit lid 2. Dit wordt geregeld in lid 4.

Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

Artikel 5

De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het dagelijks bestuur, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

In de praktijk zal het waarschijnlijk vaker voorkomen dat in de subsidiebeschikking aan de werkgever wordt opgenomen hoe, en op welke wijze, (tussentijdse) herbeoordelingen van loonwaarde zullen plaatsvinden.

Artikel 6

Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst plaatsvinden, en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet in de verordening te worden opgenomen. Niettemin kan het wenselijk zijn hierover een bepaling in de verordening op te nemen, aldus de VNG. Wij hebben hiervoor gekozen.

Artikel 7

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het dagelijks bestuur aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, van de wet). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 8

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het dagelijks bestuur vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.