Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Sociaal Statuut Bij organisatieveranderingen in Rijnwoude

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingSociaal Statuut Bij organisatieveranderingen in Rijnwoude
Citeertitel"Sociaal Statuut Bij organisatieveranderingen in Rijnwoude"
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpSociaal Statuut

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200501-01-2016Nieuwe Regeling

30-09-1997

Rijnwoude Koerier, 29-09-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Sociaal StatuutBij organisatieveranderingen in Rijnwoude

College van burgemeester en wethouders

Rijnwoude, 26 augustus 1997

Sociaal Statuut

Bij organisatieveranderingen in Rijnwoude

1.ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    medewerker:

    de ambtenaar in de zin van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) ;

  • b.

    functie:

    het geheel van werkzaamheden dat door de medewerker in opdracht wordt verricht;

  • c.

    passende functie:

    een functie van het zelfde werk- en denkniveau, met eenzelfde functieschaal dan wel maximaal een functieschaal lager, die aan de medewerker kan worden aangeboden in verband met de persoonlijke omstandigheden en vooruitzichten van de medewerker. Onder persoonlijke omstandigheden en vooruitzichten kunnen onder meer worden verstaan: interesse, capaciteiten, ervaring, leeftijd en gezondheidstoestand, salarisaanspraken en vastgelegde promotiemogelijkheden;

  • d.

    geschikte functie:

    een functie die niet valt onder het begrip “passendefunctie” maar die medewerker, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden en vooruitzichten als bedoeld in artikel 1 c, bereid is na overleg, te vervullen;

  • e.

    herplaatsing:

    plaatsing in een andere functie binnen dan wel buiten het bureau respectievelijk de sector, dan wel verandering van de werkgever ten gevolge van een organisatieverandering;

  • f.

    bovenformatief:

    niet organiek;

  • g.

    salaris

    het voor de medewerker geldende bedrag van de schaal hetwelk aan de medewerker is toegekend of , indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag , als bedoeld in artikel 3:1 CAR/UWO;

  • h.

    functieschaal:

    de voor de functie van toepassing zijnde functieschaal volgens de regeling functiewaardering in de gemeente;

  • i.

    salarisaanspraken:

    het huidige salaris, alsmede de salarisvooruitzichten die aan de huidige functie zijn verbonden;

  • j.

    herplaatsingcommissie:

    de commissie als bedoeld in artikel 2.5;

  • k.

    organisatieverandering

    een ingrijpende wijziging van de organisatie of een organisatie-onderdeel, dan wel een privatisering of verzelfstandiging;

  • l.

    Plan van aanpak:

    de planmatige beschrijving volgens welke de in de gemeente boogde organisatieverandering dient te verlopen, inclusief het daarbij voorgestane sociale beleid;

  • m.

    sociale randvoorwaarden:

    de in de gemeente van toepassing zijnde rechtspositionele regelingen en voor zover noodzakelijk het op basis van deze leidraad respectievelijk dit statuut, na overleg net de commissie voor het georganiseerd overleg, vast te stellen sociale beleid bij het proces van organisatieverandering;

  • n.

    implementatiedatum:

    de door de gemeente c.q. respectievelijke werkgevers vastgestelde datum waarop de organisatieverandering wordt geëffectueerd;

  • o.

    overleg:

    het overleg met de commissie voor het georganiseerd overleg als bedoeld in hoofdstuk 12 van de CAR/UWO;

  • p.

    commissie voor het georganiseerd overleg

    de commissie als bedoeld in hoofdstuk 12 van de CAR/UWO;

  • q.

    gemeente:

    de gemeente Rijnwoude.

Uitgangspunten bij organisatieverandering

Artikel 1.2

  • 1. de geldende rechtspositieregelingen blijven onverkort van toepassing.

  • 2. Aan de medewerker, waarvoor geldt dat de door hem beklede functie komt te vervallen, zal een passende functie worden aangeboden indien een dergelijke functie aanwezig is.

  • 3. Het streven is erop gericht geen gedwongen ontslagen te doen plaatsvinden.

Artikel 1.3

Voor aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren waarin deze regeling bij organisatieverandering niet voorziet, beslist de werkgever na overleg met de commissie voor het georganiseerd overleg.

2.Het proces van organisatieverandering

Artikel 2.1

Een door het gemeentebestuur genomen besluit inhoudende een voornemen tot het opstarten van het proces van organisatieverandering dient te worden gemeld aan de ondernemingsraad, de commissie voor het georganiseerd overleg en de medewerkers van de direct betrokken afdelingen.

Aanpak om te komen tot organisatieverandering

Artikel 2.2

  • 1. In navolging op het besluit tot organisatieverandering wordt een plan van aanpak opgesteld ten behoeve van de regulering van het proces.

  • 2. Het plan geeft een overzicht van de acties en tijdstippen gericht op:

    • a.

      besluitvorming, inclusief de te voeren overlegprocedures;

    • b.

      invoering, inclusief de wijze waarop het personeel betrokken wordt;

    • c.

      sociale randvoorwaarden

  • 3. Dit plan wordt op voor wat betreft het gestelde in artikel 12:1:5 CAR/UWO voorgelegd aan de commissie voor het georganiseerd overleg en op basis van artikel 25 van de wet op de Ondernemingsraden aan de ondernemingsraad.

  • 4. Met de commissie voor het georganiseerd overleg wordt tevens overlegd in hoeverre deze leidraad respectievelijk het sociaal statuut van toepassing zal zijn c.q welke onderdelen hiervan toepassing zullen zijn bij de beoogde organisatieverandering dan wel de onderdelen van deze verandering.

Besluitvorming tot verandering

Artikel 2.3

  • 1. Het college van de burgemeester en wethouders neemt mede op basis van het voorstel van de gemeente secretaris (hoofd van dienst) in samenwerking met het managementteam een besluit met betrekking tot de na te streven organisatieverandering.

  • 2. Het voorstel is gemotiveerd en daarbij wordt verwoord de mate waarin gerekend kan worden op het benodigde draagvlak en in hoeverre bij het voorstel rekening is gehouden met de reactie van de direct betrokkenen.

Opstellen functiebeschrijvingen

Artikel 2.4

  • 1. De betekenis van de organisatieverandering voor de in de organisatie voorkomende functies dient – voor zover een of meerdere hoofdbestanddelen wijzigen – vastgelegd te worden in nieuwe dan wel te wijzigen functiebeschrijvingen.

  • 2. Afhankelijk van de aard van en omvang van het proces van organisatie verandering kan besloten worden tot het vooraf uitbrengen van een voorlopig respectievelijk na implementatie definitief vast te stellen functieboek.

  • 3. In een eventueel op te stellen functieboek wordt inzicht gegeven in de tot stand te komen nieuwe functies inclusief beschrijvingen.

  • 4. Het functieboek wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

  • 5. Vastgestelde functiebeschrijvingen worden ter kennisgeving uitgereikt aan de betrokken medewerkers.

  • 6. Bij voorkeur binnen 1 en maximaal 2 jaar na implementatie van de organisatieveranderingen worden nieuwe dan wel gewijzigde functies gewaardeerd volgens het in de gemeente geldende functiewaarderingssysteem.

Herplaatsing van medewerkers

Artikel 2.5

  • 1. Ten aanzien van de functie van medewerkers doen zich bij organisatieverandering de volgende mogelijkheden voor:

      • a.

        een medewerker behoudt zijn functie omdat -onverlet eventuele wijzigingen in de structuur van de organisatie – zijn werkzaamheden onveranderd of grotendeels onveranderd blijven;

      • b.

        indien aan het onder a gestelde geen uitvoering kan worden gegeven, dan wordt de medewerker – indien mogelijk – in een passende functie herplaatst;

      • c.

        indien aan het onder b gestelde geen uitvoering kan worden gegeven, dan wordt de medewerker – indien mogelijk – in een geschikte functie herplaatst.

  • 2. Ten behoeve van de herplaatsing van grotere aantallen medewerkers als gevolg van omvangrijke organisatieveranderingen fungeert een herplaatsingcommissie.

  • 3. De herplaatsingcommissie bestaat uit de gemeentesecretaris, een lid van het managementteam en personeelsadviseur.

  • 4. Afhankelijk van de aard en omvang van de organisatieverandering kan besloten worden tot het opstellen van een door de herplaatsingcommissie op te stellen herplaatsingsplan, waarin de volgende punten aan de orde komen:

    • -

      een overzicht van de nieuwe functies en de daaraan te verbinden(voorlopige) functieniveaus waarop de medewerkers kunnen worden geplaatst;

    • -

      een overzicht van de functieniveaus, salarisniveaus en vooruitzichten van de medewerkers;

    • -

      een tijdschema ten behoeve van de plaatsingsactiviteiten.

  • 5. De herplaatsingcommissie stelt een herplaatsingadvies op, nadat de medewerker is gehoord. Bij het herplaatsingadvies verwoordt de plaatsingscommissie het gevoelen van de medewerker met betrekking tot de voorgestelde herplaatsing. De herplaatsingscommissie neemt de voorkeursvolgorde zoals genoemd bij artikel 2.5 lid 1 sub b en c in acht.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouder neemt een besluit over de benoeming/herplaatsing van medewerkers.

Bezwaren

Artikel 2.6

Bij bezwaren tegen herplaatsingen dan wel andere besluiten ten gevolge van organisatieveranderingen waarbij het belang van een medewerker direct betrokken is, wordt aangesloten bij de bepalingen over bezwaar en beroep in de Algemene wet bestuursrecht.

3. Sociale Randvoorwaarden Begeleiding

Artikel 3.1

  • 1. De medewerker die wordt (is) herplaatst ontvangt een gedegen introductie en een adequate begeleiding c.q. opleiding ten behoeve van de in functie te verrichten werkzaamheden.

  • 2. Wanneer, binnen een periode van 6 maanden, na herplaatsing van de medewerker blijkt dat de nieuwe functie niet passend voor hem is, wordt op verzoek van de medewerker of het hoofd van dienst gezocht naar een andere functie binnen de gemeente.

  • 3. Indien als vervolg op het gestelde in het tweede lid binnen de gemeente geen passende/geschikte functie kan worden geboden, wordt het gestelde in artikel 3.3 van toepassing.

  • 4. Indien binnen twee jaar geen passende/geschikte functie voor de bovenformatief geplaatste medewerker wordt gevonden, kan het college van burgemeester en wethouders eervol ontslag verlenen op grond van artikel 8:4 CAR/UWO onder toepassing van de vigerende wachtgeld- respectievelijk uitkeringsregelingen.

Bezoldiging

Artikel 3.2

  • 1. Het huidige salaris, alsmede de salarisvooruitzichten die aan de huidige functie zijn verbonden, worden gegarandeerd, evenals reeds toegekende extra salaris aanspraken;

  • 2. In dien sprake is van een voor de medewerker gewijzigde inhoud van de functie komen de toelagen inclusief de toelagen die zijn verbonden aan de functie en de bestanddelen van de functie en die niet meer door de medewerker worden verricht, te vervallen.

  • 3. Indien sprake is van het vervallen van een of meerdere toelagen is een afbouwperiode van toepassing waarin een medewerker in aanmerking kan komen voor een c.q. meerdere afbouwtoelagen. De afbouwtoelage wordt vastgesteld overeenkomstig de regels die zijn opgenomen in de bezoldigingsverordening en met inachtneming van het gestelde in het derde lid van dit artikel. Daarbij worden de aan de oorspronkelijke functie verbonden toelagen afgebouwd. Dit leidt tot uitkering in het:

    • -

      eerste jaar na aanvang van de nieuwe werkzaamheden

      75% van de toelage

    • -

      tweede jaar na aanvang van de nieuwe werkzaamheden

      50% van de toelage

    • -

      derde jaar na aanvang van de nieuwe werkzaamheden

      25% van de toelage

    • -

      vierde jaar na aanvang van de nieuwe werkzaamheden

      nihil

  • 4. Bij de afbouw van de toelage(n) bedraagt het bruto bedrag van de aan de medewerker te verstrekken afbouwtoelage niet meer dan het bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen de som van het brutobedrag van de toelage(n) en het bruto maandsalaris van de medewerker in de oude te verlaten functie en de som van het bruto bedrag van het nieuwe bruto maandsalaris en de aan de nieuwe functie te verbinden bruto toelagen anders dan de afbouwtoelage

  • 5. In de medewerker bij herplaatsing wordt benoemd in een functie waarvoor een hogere functieschaal geldt dan voor de functie die hij heeft verlaten, komen de -toelagen die zijn verstrekt in verband met het persoonlijk functioneren in zijn oude, te verlaten functie te vervallen, voor zover het nieuwe salarisbedrag het oude inclusief de persoonlijke toelage overschrijdt.

Outplacement

Artikel 3.3

  • 1. Indien binnen de gemeente naar verwachting geen passende of geschikte functie beschikbaar zal komen, kan in overleg met de betrokken medewerker een traject van outplacement worden opgestart.

  • 2. De kosten die zijn verbonden aan het traject van outplacement, inclusief reiskosten, komen voor rekening van de gemeente.

  • 3. Indien outplacement leidt tot een nieuwe functie bij een andere werkgever wordt aan de medewerker bij wijze van overgangsmaatregel gedurende een periode van twee jaar een loonsuppletie toegekend, indien en voor zover het netto inkomen per maand in de nieuwe betrekking lager is dan het netto inkomen per maand waarvan sprake was voorafgaand aan de datum van ontslag uit zijn functie.

Voornemen tot afstoting, privatisering van een of meerdere taken of werkzaamheden

Artikel 3.4

  • 1. Indien de organisatieverandering een afstoting van taken naar een of meerdere particuliere ondernemingen inhoudt en met zich meebrengt dat de aanstelling met medewerkers wordt beëindigd omdat deze in dienst van de particuliere onderneming zullen treden, vindt een dergelijke verandering niet eerder plaats dan nadat duidelijkheid is gegeven over de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de betrokken medewerkers en de maatregelen die dienen te worden getroffen om de verschillen op te vangen.

  • 2. Uitgangspunt voor de in eerste lid genoemde maatregelen is dat de betrokken medewerkers ten minste op dezelfde rechten, aanspraak kunnen maken als in geval van interne herplaatsing.

  • 3. Over de inhoud van de maatregelen die nodig zijn om de verschillen op te vangen vindt overleg plaats met de commissie van georganiseerd overleg.

Aanvullende uitkering

Artikel 3.5

  • 1. De gewezen medewerker die extern is herplaatst ontvangt, indien sprake is van ontslag bij de nieuwe werkgever wegens inkrimping of reorganisatie binnen twee jaar na ontslag bij de gemeente, op grond van de bij de gemeente gehanteerde wachtgeld- ,c.q uitkeringsregeling een uitkering, met dien verstande dat zijn werkeloosheidsuitkering vermeerderd met eventuele andere inkomsten die worden ontvangen uit of in verband met arbeid door de gemeente aangevuld tot het niveau van de alsdan voor de ambtenaren van de gemeente geldende uitkering op grond van de uitkeringsregelingen.

  • 2. De duur van de in het vorige lid genoemde uitkering komt overeen met de periode gedurende welke een medewerker aanspraak op wachtgeld c.q. uitkering zou hebben gehad, indien met ingang van het eerste lid genoemde ontslag sprake zou zijn geweest van ontslag uit gemeentelijke dienst.

  • 3. Bij bepaling van de hoogte van het bedrag van de uitkering wordt uitgegaan van het salarisperspectief van de medewerker bij fictieve voortzetting van het dienstverband bij de gemeente tot het moment van ontslag bij de nieuwe werkgever.

Studiefaciliteiten

Artikel 3.6

  • 1. Een uit of her te plaatsen medewerker aan wie krachtens de studiefaciliteitenregeling vergoedingen of faciliteiten zijn toegekend, wordt indien hij dat wenst in de gelegenheid gesteld de betreffende studie af te ronden met behoud van de toegekende regeling.

  • 2. Op de in het eerste lid bedoelde medewerker rust geen terugbetalingsverplichting indien hij de studie staakt omdat het gezien de aard van zijn nieuwe werkzaamheden geen zin heeft om de studie voort te zetten of omdat hij een andere studie gaat volgen die van belang is voor zijn nieuwe functie.

  • 3. Indien dit voor het vervullen van een nieuwe functie nodig is, wordt de medewerker in de gelegenheid gesteld, respectievelijk verplicht op grond van artikel 15:1:26 CAR/UWO, bij- of omscholing te volgen; de kosten hiervan worden volledig door de gemeente gedragen.

Slotbepalingen

Artikel 4.1

In individuele gevallen waarin dit statuut niet voorziet, beslist het college.

Artikel 4.2

Deze regeling wordt als overeengekomen beschouwd na ondertekening door alle partijen.

Ondertekening

Getekend te Rijnwoude, 30 september 1997

Burgemeester en wethouders, De werknemersorganisaties,

namens deze, namens deze,

de loco secretaris, NOVON,

De loco-burgemeester, ABVA/KABO,