Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Graafstroom

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Graafstroom 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Graafstroom
Officiële naam regelingVerordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Graafstroom 2004
CiteertitelBeheersverordening begraafplaatsen Graafstroom 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp07-2005

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art. 35 Wet op de lijkbezorging en art. 149 Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200501-01-2013Onbekend

22-04-2005

Kontakt, 23-06-2005

NOT03-237

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Graafstroom,

gelezen het voorstel van het college van 16 oktober 2003, nummer NOT03-237;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het gewenst is om naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur de regels hieraan aan te passen;

b e s l u i t vast te stellen de:

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Graafstroom 2004

HOOFDSTUK 1 – INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Algemeen graf : een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid

    wordt geboden tot het doen begraven van lijken en het bijzetten van

    asbussen met of zonder urnen.

  • b.

    Algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid

    wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder

    urnen.

  • c.

    Asbus : een bus ter berging van as van een overledene.

  • d.

    Begraafplaatsen : de algemene begraafplaats te:

    • -

      Bleskensgraaf (gelegen aan de Meulenbroek);

    • -

      Brandwijk (gelegen aan de Brandwijksedijk achter de Ned.

      Hervormde Kerk en aan de Kerkweg);

    • -

      Goudriaan (gelegen aan de Noordzijde achter en terzijde van de

      Ned. Hervormde Kerk);

    • -

      Molenaarsgraaf (gelegen aan de Dorpsstraat ten zuiden van de

      Ned. Hervormde Kerk);

    • -

      Ottoland (gelegen aan de Dorpsstraat ten zuiden van de Ned.

      Hervormde Kerk);

    • -

      Oud-Alblas (gelegen aan de Noordzijde);

    • -

      Wijngaarden (gelegen aan de Dorpsstraat achter en terzijde van de

      Ned. Hervormde Kerk en aan het Oosteinde).

  • e.

    Beheerder : de ambtenaren die door het college van burgemeester en wethouders

    belast zijn met de werkzaamheden als genoemd in de artikelen van

    deze verordening.

  • f.

    College : het college van burgemeester en wethouders.

  • g.

    Eigen graf : een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk

    persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder

      urnen;

    • -

      het doen verstrooien van as.

  • h.

    Eigen urnengraf : een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk

    of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder

      urnen;

    • -

      het doen verstrooien van as.

  • h.

    Grafbedekking : gedenkteken en/of blijvende grafbeplanting op een graf.

  • i.

    Recht : het uitsluitend recht tot begraven in een bepaalde grafruimte.

  • j.

    Rechthebbende : degene, die het hiervoor bedoelde recht heeft verkregen, of diens

    rechtsopvolger.

  • k.

    Urn : een voorwerp ter berging van één of meer asbussen.

  • l.

    Vergunninghouder : de houder van een vergunning tot het aanbrengen en hebben van een

    gedenkteken.

  • m.

    Verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid.

Artikel 2 – Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf
  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder “eigen graf” mede verstaan eigen urnengraf en eigen kindergraf.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder “algemeen graf” mede verstaan algemeen urnengraf.

HOOFDSTUK 2 – OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3 – Openstelling begraafplaatsen
  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks voor eenieder toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 – Ordemaatregelen
  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met schriftelijke toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

  • 2. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      Elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      Sneller dan 10 km per uur.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a. van het tweede lid.

  • 4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van of namens de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 – Bijzondere plechtigheden
  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 – Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3 – VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7 – Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
  • 1. Degene, die wil doen begraven of as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk 1½ werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het lijk dient bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium te zijn voorzien van een identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk 1½ werkdag voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 – Over te leggen stukken
  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn tenminste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen genoemd in artikel 15, tweede lid.

  • 4. De in het vorige lid bedoeld periode van verlenging bedraagt minimaal 10 jaar.

  • 5. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 9 – Tijden van begraven en asbezorging
  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

  • - op werkdagen van 09:00 uur tot 16:00 uur;

  • - op zaterdag van 09:00 tot 12:00 uur.

  • 2. Op hetzelfde tijdstip mag niet meer dan één begraving of bijzetting op een van onze begraafplaatsen plaatsvinden. Tussen twee begravingen en/of bijzettingen op één dag moet minimaal twee uur zitten.

  • 3. He college kan in bijzondere gevallen toestaan dat van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt afgeweken.

HOOFDSTUK 4 INDELING EN UITGIFTE DER GRAVEN

Artikel 10 – Indeling graven en asbezorging
  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    a.Eigen graven, eigen urnengraven en eigen kindergraven;

  • 2. Op de begraafplaatsen zijn afzonderlijke velden voor:

    • a.

      Eigen graven;

    • b.

      Eigen urnengraven;

    • c.

      Eigen kindergraven met een maximale kistlengte van 95 cm (maximaal 40 cm breed);

    • d.

      Algemene graven;

    • e.

      Algemene urnengraven;

    • f.

      Algemene kindergraven met een maximale kistlengte van 95 cm (maximaal 40 cm breed);

    • g.

      Alleen op de algemene begraafplaats te Brandwijk is een algemene verstrooiingsplaats.

  • 3. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepalen tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 11 – Aantal overledenen in algemene graven
  • 1. In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2. In de algemene urnengraven kan een door het collgege te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 12 – Volgorde van uitgifte
  • 1. De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 13 – Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepalen voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 14 – Termijnen eigen graven
  • 1. Het college verleent, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) zulks toelaat, op een daartoe bij hem schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van dertig jaar het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende tijd wordt ingediend.

  • 3. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 15, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 4. De rechthebbende is verplicht van iedere adreswijziging kennis te geven aan het college.

Artikel 15 – Overschrijving van verleende rechten
  • 1. Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijding ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 16 – Einde van de grafrechten
  • 1. De grafrechten vervallen:

    • a.

      Door het verlopen van de termijn;

    • b.

      Indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

    • c.

      Indien een van de begraafplaatsen wordt opgeheven.

  • 2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      Indien de betaling van de onderhoudskosten – ondanks een aanmaning – niet binnen zes maanden na verzending van de nota is geschied;

    • b.

      Indien de rechthebbende – ondanks een aanmaning – in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      Indien de rechthebbende van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

  • 3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b. en c., en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

  • 4. De eventueel op het graf aanwezige grafbedekking kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

HOOFDSTUK 5 GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 16a – Het niet toestaan van grafbedekking

Het college kan bij nader vast te stellen regels bepalen op welke velden van graven, op de in artikel 1 onder d. genoemde begraafplaats, geen grafbedekking mag worden aangebracht.

Artikel 17 – Vergunning grafbedekking
  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een eigen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 5. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      Niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      De grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      De duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      De constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 6. Het bepaalde in artikel 20, lid 5, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 – Niet blijvende grafbeplanting

Het college kan nadere regels vaststellen over de toepassing van niet blijvende beplanting. Niet blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een mondelinge of schriftelijke aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 19 – Verwijdering grafbedekking
  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de uitgiftetermijn en/of minimale grafrusttermijn door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een op het (te ruimen) graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemd tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft het gedenkteken na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 17 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn. Het is mogelijk onder toezicht de blijvende beplanting van het graf te verwijderen.

  • 4. De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      Geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • b.

      De grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat de ze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 20 – Onderhoud door de rechthebbende
  • 1. De risico’s en aansprakelijkheid die voortvloeien uit de aanwezigheid van het hebben van grafbedekking komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij deze aansprakelijkheid voortvloeit uit onderhoud door de gemeente verricht conform artikel 21 lid 1.

  • 2. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 21 – Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en in de zorg voor de blijvende beplantingen.

HOOFDSTUK 6 RUIMING VAN GRAVEN EN URNENGRAVEN

Artikel 22 – Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maken zij uiterlijk 1 jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde, afgesloten gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4. De rechthebbende op een eigen straf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7 INSTANDHOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Artikel 23 – Lijst
  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische bekentenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 8 INRICHTING REGISTER

Artikel 24 – Voorschriften
  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK 9 KLACHTEN

Artikel 25 – Indiening, behandeling en beslissing
  • 1. Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij het college een schriftelijke klacht indienen.

  • 2. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de klacht. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3. Het college maakt de beslissing terstond bekend aan de gemeenteraad.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 – Intrekking oude regeling

De verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen, vastgesteld op 22 april 2002, wordt ingetrokken.

Artikel 27 – Overgangsbepalingen
  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen, vastgesteld op 22 april 2002, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen, vastgesteld op 22 april 2002, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 28 – Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3.3, 4.1, 4.2, 4.4, 4.5 en 5.2 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 29 – Onvoorziene omstandigheden

Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening en beslissen in die gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 30 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2004.

Artikel 31 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Beheersverordening begraafplaatsen Graafstroom 2004.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Graafstroom, gehouden op 15 december 2003

De raadsgriffier, De voorzitter,

E.G. Bunt drs. J. van Belzen

Bekendgemaakt op 24 december 2003