Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Littenseradiel

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie gemeente Littenseradiel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Littenseradiel
Officiële naam regelingBeleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie gemeente Littenseradiel
CiteertitelBeleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op grond van artikel 28 Wet algemene regels herindeling zijn deze beleidsregels per 1 januari 2020 vervallen, tenzij de hierna genoemde bestuursorganen de betreffende beleidsregels al eerder vervallen hebben verklaard.

- Burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden hebben op 9 januari 2018 besloten deze beleidsregels vervallen te verklaren voor zover deze van kracht zijn voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Leeuwarden zoals dat per 1 januari 2018, op grond van de Wet van 8 maart 2017 tot herindeling van de gemeenten Franekeradeel, het Bildt, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel en Súdwest-Fryslân, is ontstaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-06-201601-01-201301-01-2020Nieuwe regeling

10-05-2016

Op 'e Skille, 01-06-2016, nr. 11

Collegebesluit, 10-05-2016, nr. 12

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie gemeente Littenseradiel

Het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel;

besluit:

vast te stellen de Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie gemeente Littenseradiel

Artikel 1 Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel te voorzien in een tegemoetkoming in de kosten vankinderopvang op grond van een sociaal en/of medische indicatie.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel;

  • b.

    de Wet kinderopvang: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    het adviesorgaan: de instelling/organisatie die op verzoek van de gemeente advies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang;

  • e.

    de kinderopvangorganisatie: een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang.

Artikel 3 Doelgroep

Deze regeling is van toepassing op een ouder van een kind die volgens de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens woonachtig is in de gemeente Littenseradiel, waarvan het (gezamenlijk) inkomen niet meer bedraagt dan 150% van het bruto wettelijk minimuminkomen en:

  • a.

    bij wie is vastgesteld dat een sociaal-medische reden kinderopvang noodzakelijk maakt, of;

  • b.

    bij wie is vastgesteld dat kinderopvang noodzakelijk is in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het kind (jonger dan 4 jaar).

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt ingediend bij het college middels het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag dient de ouder naast het aanvraagformulier in ieder geval de volgende gegevens aan te leveren:

    • a.

      bewijsstukken van het inkomen van de ouder en indien van toepassing van de partner (jaaropgave en/of salarisspecificaties);

    • b.

      offerte of contract van het kinderopvangcentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • c.

      een verklaring van sociaal-medische indicatie, afgegeven door een onafhankelijke partij;

    • d.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

  • 4. Alvorens te besluiten, kan het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang nader advies opvragen bij een adviesorgaan als bedoeld in artikel 2, onder d, van deze beleidsregels.

Artikel 5 Het besluit tot het verlenen van de tegemoetkoming

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste acht weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Het college weigert de tegemoetkoming indien:

  • a.

    de ouder (en/of de partner) niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels;

  • b.

    de ouder in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • c.

    de ouder (en/of de partner) reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen.

Artikel 7 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 8 Hoogte en duur van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor een periode van maximaal zes maanden. Een eventuele verlenging vindt enkel plaats indien goed gemotiveerd en voor maximaal drie maanden.

  • 2. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd, mits niet hoger dan dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 3. Het college verleent een tegemoetkoming die volledig de kosten dekt.

Artikel 9 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie, op basis van een door de rechthebbende ouder afgegeven machtiging.

  • 2. Een voorschot wordt betaald op basis van een factuur.

Artikel 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen acht weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het kostenoverzicht vast.

Artikel 11 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen acht weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 12 Verplichtingen van de ouder

  • 1. De ouder doet het college onmiddellijk na het bekend worden uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. De ouder verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

  • 3. De ouder waaraan de tegemoetkoming is toegekend op grond van artikel 3, sub a, wordt geacht om iedere vorm van hulpverlening te accepteren er op gericht om de oorzaak van de noodzaak tot kinderopvang aan te pakken, en mee te werken aan een plan van aanpak van een hulpverlener.

Artikel 13 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen besluiten af te wijken van deze regeling, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het college.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1. De beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2013.

  • 2. De beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie.

Ondertekening

Wommels, 10 mei 2016

Het college voornoemd,

, burgemeester.

, secretaris.

Toelichting

Artikel 1 Doel van de regeling

Bij de invoering van de Wet kinderopvang op d.d. 9 juli 2004 is artikel 23 niet in werking getreden. Dit artikel zou er voor zorgen dat personen met sociaal-medische problematiek ook onder de werking van de wet zouden vallen. Artikel 23 is tot heden niet in werking getreden en de verwachting is ook niet dusdanig dat dit nog zal gebeuren.

Omdat de groep die vanwege sociaal-medische problematiek kinderopvang nodig heeft toch vaak een kwetsbare groep is, en geen recht heeft op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, wil het college met deze beleidsregels de lacune in de Wet kinderopvang opvullen. In deze regeling wordt zodoende beschreven onder welke voorwaarden een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie kan worden verstrekt.

Artikel 2 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang zijn ook van toepassing op deze beleidsregels. Alleen de in dit artikel niet-gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

Artikel 3 Doelgroep

Een ouder kan een tegemoetkoming ontvangen als vast staat dat vanwege sociaalmedische redenen noodzakelijk is dat gebruik wordt gemaakt van kinderopvang. De sociaal-medische redenen kunnen zowel bij de ouder als bij het kind aanwezig zijn. Om aan te kunnen tonen dat de ouder of het kind behoort tot de groep sociaal-medisch geïndiceerden dient de ouder een objectieve verklaring te overleggen waaruit de sociaalmedische noodzaak blijkt. Indien een dergelijke verklaring alsnog vragen oproept, dan kan het college besluiten een onafhankelijk extern adviesorgaan te vragen om de sociaalmedische noodzaak te onderzoeken. In een verklaring dienen de volgende zaken opgenomen te zijn:

  • -

    de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

  • -

    de geldigheidsduur van de indicatie;

  • -

    de omvang en duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;

  • -

    of er een voorliggende voorziening op medisch gebied aanwezig is;

  • -

    informatie van eventuele betrokken instanties/instellingen.

 

Een tweede voorwaarde voor het toekennen van een tegemoetkoming is dat het (gezamenlijk) inkomen van de ouder niet meer bedraagt dan 150% van het bruto wettelijk minimuminkomen inclusief vakantiegeld. Daarnaast dient in geval van een nietalleenstaande ouder, te worden aangetoond dat de partner de kinderopvang niet kan verzorgen.

 

Artikel 4 Aanvraag

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college van de gemeente waar de ouder woonachtig is. De aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

 

Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder dient hier echter wel onmiddellijk mededeling van te doen aan het college.

 

Onderdeel b van het tweede lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van de kinderopvangorganisatie moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder beschikt over een bewijsstuk. Op basis daarvan kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen.

 

Onderdeel c van het tweede lid bepaalt dat bij de aanvraag een verklaring moet worden toegevoegd waaruit blijkt dat vanwege sociaal-medische redenen kinderopvang noodzakelijk is. Deze verklaring dient afgegeven te worden door een onafhankelijke partij, bijvoorbeeld een consultatiebureau, bureau Jeugdzorg, een huisarts, GGD of vergelijkbaar. Indien een dergelijke verklaring vragen oproept, kan het college besluiten om zelf nog aanvullend advies op te vragen bij een adviesorgaan (lid 4).

 

Artikel 5 Het besluit tot het verlenen van een tegemoetkoming

De termijn waarbinnen het college moet beslissen op een aanvraag bedraagt acht weken. Deze termijn geldt ook voor aanvragen die betrekking hebben op een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang. In uitzonderingsgevallen waarbij een beslissing binnen acht weken niet mogelijk is, kan de beslistermijn met ten hoogste acht weken worden verlengd. Indien het college gebruikt maakt van de verlenging van de afhandelingstermijn wordt de ouder hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

 

Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. Het college zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van de aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.

 

Artikel 6 Weigeringsgronden

Artikel 4:35 Awb bepaalt dat subsidieverlening kan worden geweigerd indien sprake is van een situatie zoals genoemd in onderdeel b.

 

Daarnaast kan een tegemoetkoming geweigerd worden indien de aanvrager niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels.

 

Tot slot dient een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie gezien te worden als vangnetvoorziening. Dit betekent dat alleen een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie verstrekt kan worden aan de ouder en/of partner die geen aanspraak kan doen op een andere voorziening. Tot andere, voorliggende, voorzieningen worden bijvoorbeeld gerekend:

 

  • 1.

    de Wet kinderopvang (Wkkp);

  • 2.

    de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);

  • 3.

    de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).

 

Artikel 7 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn twee ingangsdata mogelijk:

 

  • 1.

    de datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen (eerste lid). In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient reeds kinderopvang hebben. Toekenning met terugwerkende kracht is niet mogelijk.

  • 2.

    de datum waarop de kinderopvang van start gaat (tweede lid). Een tegemoetkoming wordt enkel verleend wanneer er daadwerkelijk kinderopvang plaatsvindt.

 

Artikel 8 Hoogte en duur van de tegemoetkoming

Insteek van deze regeling is dat een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie bedoeld is om het probleem voor de ouder tijdelijk te verlichten als er geen andere oplossingen aanwezig zijn. De verstrekking van een tegemoetkoming is dan ook gebonden aan een aantal voorwaarden.

 

Een tegemoetkoming wordt toegekend voor zover de tegemoetkoming redelijkerwijs noodzakelijk is, oftewel voor de duur van een sociaal-medische indicatie. Omdat de verstrekking van een tegemoetkoming in beginsel bedoeld is als tijdelijke voorziening, is de duur waarop de ouder hier een beroep op kan doen beperkt tot maximaal zes maanden. Verlenging is met maximaal drie maanden mogelijk, mits dat noodzakelijkerwijs nodig is blijkens het behandelplan van een hulpverlener of de indicatieverklaring, én indien de ouder aantoonbaar voldoende heeft meegewerkt aan het behandelplan. Een tegemoetkoming wordt voor een bepaalde periode toegekend en hoeft zodoende niet bij aanvang van een nieuw kalenderjaar opnieuw aangevraagd te worden.

 

De tegemoetkoming wordt in principe toegekend voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd, zolang dit aantal uren niet hoger is dan dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is. Het college kijkt hierbij naar de sociaal-medische verklaring. Aan de hand van de offerte of het contract van de kinderopvang (met daarin het aantal aangevraagde uren en de uurprijs per kind) wordt vervolgens de hoogte van de kosten kinderopvang van de ouder vastgesteld. De kosten zullen volledig worden vergoed voor die uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.

 

Artikel 9 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld door het aantal maanden recht. Hier is voor gekozen om de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die teruggevorderd moeten worden te beperken.

 

De gemeente betaalt de tegemoetkoming in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uit aan de kinderopvangorganisatie, op basis van een door de rechthebbende ouder afgegeven machtiging. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming.

 

Artikel 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststelt. De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het college in te dienen. De ouders zijn wel verplicht om binnen acht weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau wordt opgesteld als een verzameling van maandoverzichten.

 

Het college heeft vervolgens acht weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan de gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van de kinderopvangorganisatie op te vragen. In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming.

 

Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb, zie ook artikel 6 van deze beleidsregels.

 

Artikel 11 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

 

Artikel 12 Verplichtingen van de ouder

In dit artikel is voor de vaststelling en verstrekking van een tegemoetkoming een inlichtingenverplichting en meewerkingsplicht opgenomen voor de ouder. De regeling is immers bedoeld als kortdurende voorziening en uitgangspunt is dat de noodzaak tot gebruik van deze regeling zo spoedig mogelijk wordt aangepakt.

 

Artikel 13 Hardheidsclausule

Artikel 13 spreekt voor zich.

 

Artikel 14 Slotbepalingen

Artikel 14 spreekt voor zich.