Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Slochteren

Beleidsregels beperken uitstroombelemmerende regels gemeente Slochteren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Slochteren
Officiële naam regelingBeleidsregels beperken uitstroombelemmerende regels gemeente Slochteren
CiteertitelBeleidsregels beperken uitstroombelemmerende regels gemeente Slochteren
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, artikel 1:3
  2. Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-04-201601-01-201601-01-2020Nieuwe regeling

29-03-2016

't Bokkeblad, 06-04-201]6

2016001827

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels beperken uitstroombelemmerende regels gemeente Slochteren

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren;

gelet op artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet;

overwegende dat het wenselijk is om regels die de uitstroom uit de Participatiewet belemmeren zoveel mogelijk te beperken;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels beperken uitstroombelemmerende regels gemeente Slochteren

I.Verkorte aanvraag

Is de bijstand beëindigd en is er binnen 30 dagen opnieuw bijstand nodig hoeft er geen nieuwe aanvraag ingediend te worden, de eerder ingetrokken of beëindigde bijstand wordt gecontinueerd onder aftrek van eventuele inkomsten. Dit geldt niet als de bijstand is ingetrokken in verband met niet verstrekte informatie.

In de volgende situaties geldt een verkorte aanvraagprocedure:

  • I.

    Als er opnieuw een aanvraag nodig is binnen 6 maanden nadat de eerdere bijstand in verband met werkaanvaarding was beëindigd of ingetrokken;

  • II.

    Als er tijdelijk sprake was van een uitsluitingsgrond aansluitend op eerder bijstand zoals bijvoorbeeld detentie of vakantie (geldt niet voor einde studie).

  • III.

    Als binnen 6 maanden nadat de bijstand is beëindigd of ingetrokken sprake is van een bedrijfssluiting gedurende de vakantieperiode en belanghebbende nog onvoldoende vakantiedagen heeft opgebouwd om deze periode financieel te kunen overbruggen.

  • IV.

    Verhuizingen van Hoogezand-Sappemeer naar Slochteren.

SITUATIES WAARIN KORTE RAPPORTAGE EN AANPASSINGEN VOLDOENDE ZIJN

1.In de volgende situaties volstaat korte rapportage (geen aanvraag nodig) en een beschikking intrekken van een intrekkings- of beëindigingsbeschikking:

a: als de uitkering beëindigd of ingetrokken is en binnen 30 dagen opnieuw een beroep op bijstand wordt gedaan (termijn tussen beëindigings- of intrekkingsdatum en de dag waarop opnieuw recht ontstaat is bepalend).

b: als de uitkering is beëindigd omdat de klant aangaf te werken maar de inkomsten hieruit achteraf gezien niet voldoende bleken;

c: als er een hersteltermijn is gegeven en achteraf blijkt dat het verzuim niet verwijtbaar is;

d: als achteraf blijkt dat de uitkering abusievelijk is ingetrokken of beëindigd.

2.In de volgende situaties volstaat een aanpassing door middel van rapportage en een

wijzigingsbeschikking (geen aanvraag nodig):

a: alleenstaande ouders die alleenstaande worden.

b: uitkeringsgerechtigden die huwen of samen gaan wonen;

c: uitkeringsgerechtigden die een gehuwden norm ontvingen en alleenstaande (ouder) zijn geworden (in deze situaties is wel een huisbezoek nodig, tenzij onomstotelijk vast staat dat dit niet nodig is, zoals bijvoorbeeld overlijden, detentie etc.)

d: de uitkeringsgerechtigde gaat samenwonen met een partner die uitgesloten is van bijstand, dit vergt een nader onderzoek naar inkomen/vermogen van de niet rechthebbende partner, hiertoe moet het inlichtingenformulier ingevuld worden voor zover het gaat om de ons nog onbekende gegevens van de niet rechthebbende partner);

Als de bijstandsgerechtigde gaat samenwonen met een onbekende partner die niet is uitgesloten van het recht op bijstand moet de uitgebreide aanvraagprocedure gevolgd worden.

VERKORTE AANVRAAG

3.Als het voorafgaande (onder 1en 2) niet van toepassing is, kan worden volstaan met een verkorte

aanvraagprocedure als:

  • ·

    de uitkering eerder binnen 6 maanden is beëindigd om reden van werkaanvaarding;

  • ·

    sprake was van een uitsluiting (anders dan studie) en binnen 30 dagen na de uitsluiting wordt opnieuw een beroep op bijstand gedaan;

  • ·

    sprake is van een verhuizing van Hoogezand-Sappemeer naar Slochteren;

  • ·

    als er binnen 6 maanden na de beëindiging onvoldoende vakantiedagen zijn opgebouwd om een opgelegde vakantieperiode te overbruggen, tenzij hiervan binnen twee maanden sprake is (zie VI), in dat geval kan het zonder verkorte aanvraag.

AANDACHTSPUNTEN BIJ DE VERKORTE AANVRAAGPROCEDURE

Bij een verkorte aanvraag zijn de aandachtspunten onder meer:

a: voor zover van toepassing, is het geheel of gedeeltelijk beëindigen van het werk verwijtbaar?

b: is de woon/leefsituatie gewijzigd en/of zijn er wijzigingen in inkomen/vermogen sinds de eerdere beëindiging? (Denk ook aan eventuele opgebouwde en nog niet uitbetaalde vakantiedagen bij einde werk).

c: schept de opgedane arbeidservaringen nieuwe arbeidskansen en heeft dit gevolgen voor een traject (werkcoach)?

d: staat belanghebbende nog ingeschreven als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf?

e: wat deed belanghebbende in het buitenland en heeft dat gevolgen voor het traject?

f: voor jongeren tot 27 jaar geldt altijd een nieuwe zoektijd van 4 weken.

Motivering verkorte aanvragen etc.

De voorgestelde maatregelen dragen bij aan de administratieve lasten vermindering van de klant en de gemeente. Ook werkt dit minder uitstroombelemmerend omdat sprake is van een soepele(r) overgang naar een benodigde bijstandsuitkering.

II.Arbeidsgerelateerde heffingskortingen toerekenen naar de arbeidsperiode

Er bestaat verschil van mening (binnen en buiten onze organisatie) of de arbeidsgerelateerde heffingskorting over het hele jaar moet gekort moet worden of toegerekend aan de maanden waarin de arbeid is verricht. Zou het toergerekend worden naar een gehele jaar, wordt de arbeidsstimulans die uit moet gaan van deze regeling teniet gedaan zoals het volgende voorbeeld duidelijk maakt.

Bijvoorbeeld:

De alleenstaande ouder heeft tot 1 juli bijstand en in het laatste half jaar heeft zij arbeidsinkomsten van 12.000 euro. Een redelijke uitleg zou dan volgens mij zijn dat de combinatiekorting niet wordt gekort op de uitkering omdat deze gerelateerd is aan het arbeidsinkomen dat verdiend is na 1 juli.

Een volgens mij meer rigide uitleg gaat uit van het jaarbedrag en dat betekent dat over de bijstandsperiode 855 euro alsnog gekort moet worden.Berekening combinatiekortin: 1.024 + 4% van (12.000 – 4814) = 1.311 : 2 = 655,50. Omdat mevrouw vanaf 1 juli full time is gaan werken krijgt ze de rekening gepresenteerd en moet ze alsnog 655,50 euro terug betalen vanwege de eerste 6 maanden bijstand. Hierdoor wordt naar mijn idee de uitstroom niet bevorderd.

Als in de eerste 6 maanden bijvoorbeeld 2.000 euro en in de laatste 6 maanden 10.000 euro is verdiend wordt verhoudingsgewijs teruggevorderd, want in dat geval wordt de heffingskorting ook deels toegerekend aan de arbeidsperiode in de bijstand.. Dit is 2000/12.000 X 1.311 = 218,50. Uit efficiëncy overwegingen geldt hier een drempelbedrag van 100 euro.

Volgens Stimulansz wordt dit in het land verschillend uitgevoerd en vanuit juridisch oogpunt valt voor beide systemen wat te zeggen valt. Daarom kiest het college voor het volgende: de arbeidsafhankelijke heffingskorting wordt toegerekend naar de maanden waarin de arbeid is verricht. Uitstroom naar werk moet lonen!

Motivering arbeidsgerelateerde heffingskortingen toerekenen naar de arbeidsperiode

Hiervoor is gekozen omdat de doelstelling is zoveel mogelijk mensen aan het werk krijgen en dan helpt het niet om de voordelen die door werk verkregen worden weer af te pakken door het toe te rekenen naar de bijstandsperiode waarin geen of minder inkomen is verworven. Het college heeft de ruimte opgezocht en benut én het geldt alleen maar voor de arbeidsgerelateerde heffingskortingen.

III.Flexibel contract

Ingangsdatum bijstand in geval sprake is van een oproepcontract en dergelijke

Hoofdregel is dat het college bijstand toekent vanaf de meldingsdatum. Doorgaans kan geen bijstand verleend worden voor een periode voorafgaand aan de meldingsdatum. Slechts als sprake is van uitzonderlijke uitzonderingen kan bijstand verleend worden met terugwerkende kracht.

Op grond van deze beleidsregel valt de volgende situatie volgens het college onder het begrip bijzondere omstangdigheden en is mitsdien met terugwerkende kracht bijstand mogelijk.

  • 1.

    Als belanghebbende een oproepcontract e.d. heeft kan op voorhand niet ingeschat worden of er voor de betreffende maand voldoende inkomsten zullen zijn;

  • 2.

    in een dergelijke situatie is bijstand met terugwerkende kracht mogelijk;

  • 3.

    mits belanghebbende binnen een maand na de maand waarin de inkomsten lager waren dan de voor hem/haar/hun geldende bijstandsnorm zich meldt bij het UWVWerkbedrijf voor het indienen van een bijstandsaanvraag of bij BWRI voor zover een verkorte aanvraag als bedoeld onder I volstaat.

motivering flexibel contract:

Het college is van mening dat werk voor een uitkering gaat en dat werk gefaciliteerd moet worden en belemmeringen zoveel mogelijk weggenomen moeten worden. Hierin past een minder rigide uitleg van het begrip bijzondere omstandigheden.

IV. Vrijlating van inkomsten

De vrijlating van inkomsten is al geregeld in de beleidsregels re-integratie. Dit is ruim gehouden zodat elke vorm van algemeen geaccepteerde arbeid (al dan niet in loondienst) in aanmerking komt voor de vrijlating. Hier heeft het college de aan haar geboden ruimte reeds optimaal benut.

Vrijlating van inkomsten uit (deeltijd)werk

1.De vrijlating van inkomsten uit deeltijdwerk als bedoeld in artikel 31 lid 2 aanhef en onder n enartikel 31 lid 2 aanhef en onder r van de wet is, naast de wettelijke voorwaarden, van toepassing indien de arbeid volgens het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

2.Het college is van oordeel dat alle arbeid als bedoeld onder het eerste lid bijdraagt aan de arbeids-inschakeling, met uitzondering van arbeid die reeds is aangevangen voordat aan belanghebbende(n) een uitkering krachtens de wet, IOAW of IOAZis toegekend (de ingangsdatum van de bijstand is hiervoor het criterium).

3. De vrijlating als bedoeld in het eerste lid geldt eveneens voor gesubsidieerde (deeltijd) arbeid.

4. Indien sprake is van een gezin geldt de vrijlating per meerderjarig gezinslid dat voldoet aan het eerste lid.

5.De vrijlating geldt niet voor het inkomen dat door belanghebbende niet aan het college is gemeld (geen vrijlating achteraf).

Vrijlating van inkomsten uit (deeltijd)werk medisch uren criterium

Een aantal belanghebbenden zijn door medische redenen niet in staat om een volle week te werken. Om deze belanghebbenden te motiveren om een deel van hun inkomen zelf te verdienen, mogen mensen met een medische urenbeperking een deel van hun arbeidsinkomsten houden. In dat geval geldt de vrijlating zolang de medische urenbeperking voortduurt.

Overwegingen met betrekking tot een eventuele premie

Daarnaast kan de gemeente een premie verstrekken (uit het Buigbudget) voor deeltijdwerk. Dit kan inhouden dat er eens per half jaar een premie wordt verstrekt (een percentage van het verdiende inkomen). De gemeente Den Haag heeft hierop ingezet maar kon niet zeggen of de premie het gewenste effect bereikte (meer acceptatie van werk). Bovendien kostte de premie veel handwerk en onstonden achterstanden. Met de komst van de Participatiewet heeft Den Haag dit afgeschaft te meer ook omdat de wet zelf mogelijkheden biedt voor een vrijlating van inkomsten voor mensen met een medische urenbeperking. De gemeente Rotterdam kiest niet voor een premie omdat het college geen extra bonus willen uitkeren voor iets dat een uitkeringsgerechtigde verplicht is te doen. Verder kan een ontmoedigende werking uitgaan van een premie naast de wettelijke vrijlating omdat deeltijd werk dan lonender zou kunnen zijn dan voltijds arbeid. Tot slot wordt het Buigbudget hierdoor extra belast en de ontwikkelingen van dit budget zijn momenteel niet te voorspellen.

Motivering vrijlating en premie:

De in de wet genoemde vrijlatingen worden reeds optimaal benut waardoor een eventuele premie onnodig is.

V.Verrekening

Uit oogpunt van beeldvorming is het beter om de term korten van inkomsten te vermijden. In de contacten met de klant moeten we het hebben over aanvullen van de inkomsten met bijstand in plaats van korten van de inkomsten.

Voorstel

De meeste mensen ontvangen hun salaris en salarisstrook vaak later dan de datum waarop voor BWRI de gegevens binnen moeten zijn om de uitkering betaalbaar te stellen. Voor de klant levert dit meestal geen liquiditeitsprobleem op als het salaris uiterlijk op hetzelfde moment betaald wordt als de uitkering.

Omdat de inkomsten op de dag van het betaalbaar stellen van de uitkering vaak nog niet concreet bekend zijn, wordt in dat geval een zo goed mogelijk inschatting gemaakt van het verwacht salaris.

Dit gebeurt als het de eerste keer is in overleg met de klant. De werkcoach belt de klant om samen een zo goed mogelijke inschatting te maken en rapporteert hierover aan de administratie.

De klant ontvangt een brief met informatie over de voorlopige aanvulling van de bijstand en mogelijke verrekeningen als het geschat bedrag afwijkt van het ontvangen bedrag.

Als er een afwijking is van meer dan 100 euro belt de werkcoach de klant opnieuw om weer een inschatting te maken van de verwachte actuele inkomsten.

Als de klant langer op zijn salaris moet wachten neemt de werkcoach contact op met de klant en bepaalt in overleg of de bijstand eerst volledig doorbetaald moet worden of dat er direct fictief verrekend wordt.

Kiest de klant voor een verrekening op het moment waarop het wordt ontvangen is sprake van uigesteld inkomen wat uiteraard wel toegerekend moet worden naar de maand waarop het betrekking heeft. Dit heeft als gevolg dat bij beëindiging van de uitkering er nog een maand of een paar maanden salaris verrekend moeten worden en dat betekent een terugvordering. De werkcoach stelt de klant hiervan op de hoogte en maakt een rapport voor de administratie. De klant ontvangt daarnaast nog een brief hierover.

Motivering verrekening:

Voorkomen moet worden dat belanghebbende in liquiditeitsproblemen komt als gevolg van het feit dat hij/zij is gaan werken.

VI.Uitkering beëindigen

Wat is ons uitvoeringsbeleid.

Een uitkering wordt beëindigd als

  • 1.

    de vermogens-/leef-/woonsituatie dusdanig is gewijzigd dat geen recht meer bestaat op een uitkering

  • 2.

    een klant mondeling of schriftelijk meldt dat hij aan het werk gaat/is gegaan

  • 3.

    de inkomsten gedurende tenminste 30 dagen hoger zijn dan de uitkeringsnorm

Daarbij is niet belangrijk of de klant een tijdelijk of vast dienstverband heeft

Ook is niet van belang of deze inkomsten via een uitzendbureau worden verworven.

Wat is het voordeel van het adequaat beëindigen

Het doel iseen situatie bereiken die zo gunstig mogelijk is voor de klant. Enige voordelen van adequate beëindiging zijn:

  • 1.

    financieel voordeel voor de klant (inkomsten worden niet gekort over meerdere maanden)

  • 2.

    de klant niet wordt geconfronteerd met naheffing a.g.v. achterstand van het premie zorgverzekering, beslag etc. omdat de uitkeringsadministratie tijdig kan melden dat de premie zorgverzekering, beslag en bronheffing niet meer worden ingehouden door de gemeente

  • 3.

    de klant wordt niet geconfronteerd met problemen in de betaalverplichtingen omdat de GKB/bewindvoerder tijdig op de hoogte is gebracht van het feit dat de klant een ander inkomstenbron heeft.

  • 4.

    De klant is soms financieel beter af als hij of zij minstens 30 dagen uit de bijstand blijft (als het inkomen hoger is dan de norm).

Wat is het nadeel het nadeel van het adequaat beëindigen

De klant dient zich opnieuw te melden om (eventueel) een aanvraag in te dienen.

Wat is het beleid om de nadelen zoveel mogelijk uit te sluiten

Als achteraf blijkt dat de uitkering te snel is beëindigd, wordt de beëindigings- of intrekkingsbeschikking ingetrokken. Dan is de uitkering achteraf niet beëindigd en loopt (zonder aanvraag) door. Verdere activiteiten dan administratieve zijn niet nodig.

Dit kan alleen als de uitkering is beëindigd in verband met werk en binnen twee maanden na beëindigingsdatum:

  • ·

    opnieuw bijstand nodig is omdat het werk is beëindigd of

  • ·

    een aanvullende uitkering benodigd is of

  • ·

    sprake is van een bedrijfssluiting in verband met vakantie en er onvoldoende rechten opgebouwd zijn om de periode van bedrijfssluiting volledig te overbruggen.

In specifieke situaties kan worden afgewogen of er voldoende reden is om de beëindiging nog even uit te stellen als de kans reëel is dat binnen korte tijd opnieuw een beroep op bijstand gedaan moet worden. Hieraan moet dan een goede afweging ten grondslag liggen hetgeen moet blijken uit een mail naar de administratie waarin de afwegingen kenbaar gemaakt zijn.

Motivering

Het belang van de uitstroom van de klant weegt op tegen de administratieve lasten.

VII.REISKOSTENVERGOEDING BIJ UITSTROOM NAAR ARBEID

Aanleiding

We lopen tegen het probleem aan dat cliënten die betaald werk krijgen een werkgever treffen die geen reisonkostenvergoeding heeft. Niet alle cliënten die uitstromen hebben genoeg eigen reserves om de reiskosten te betalen e/o familie, vrienden die hen die geld kunnen lenen. Daarnaast kan het salaris dat de cliënt gaat ontvangen op bijstandsniveau zijn.

Werkaanvaarding kan in zulke situaties een probleem worden voor de cliënt, zeker wanneer er ook nog sprake is van partner e/o kinderen. De reiskosten die betaald moeten worden zijn dan een reëel probleem. Omdat uitstroom richting betaald werk voor alles gaat ondersteunen we cliënt daarom met een reiskostenvergoeding. De reiskostenvergoeding wordt betaald uit het Participatiebudget.

Voorwaarden voor de reiskostenvergoeding

  • ·

    Arbeidscontract van minimaal 3 maanden of een toezegging (UB) dat de werkzaamheden tenminste 3 maanden gaan duren;

  • ·

    Het werk leidt tot uitstroom bijstand voor minimaal 3 maanden aaneensluitend;

  • ·

    De werkgever kent geen reiskostenvergoeding, een reiskostenvergoeding die onvoldoende is e/o andere compensatievormen i.v.m. gemaakte reiskosten;

  • ·

    Het inkomen uit arbeid of het totale gezinsinkomen is < 110% van het WML;

  • ·

    Er is geen sprake van reserves e/o een vermogen waaruit redelijkerwijs de reiskosten betaald kunnen worden; 1 ½ x de geldende bijstandsnorm.

Hoe lang vergoeden we de reiskosten

  • ·

    In eerste instantie een periode van 3 maanden;

  • ·

    eventueel een verlenging tot 6 maanden indien noodzakelijk;

  • ·

    als uiterste een verlenging tot 1 jaar, de ex-cliënt wordt aangeraden te verhuizen.

Soorten reiskostenvergoeding

Per werksoort en werktijden wordt beoordeeld welke reiskosten er vergoed worden.

Fiets :

  • ·

    Binnen een straal van 7 kilometer

  • ·

    Werktijden redelijk regulier

  • ·

    2e handsfiets , maximaal € 200,-

OV:

·Vergoeding op basis van goedkoopst mogelijke manier van reizen

Auto:

  • ·

    Als fiets of OV niet mogelijk is

  • ·

    € 0,19 cent per kilometer

  • ·

    Ook wanneer er sprake is van carpoolen met of door anderen

Betaling

  • ·

    Bij start werkzaamheden eventueel een voorschot

  • ·

    Maandelijks na overlegging van

    • -

      Uitdraai OV site en Salarisstrook (bij OV)

    • -

      Salarisstrook (bij kilometervergoeding)

VIII Ingangsdatum voorstel

Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels beperken uitstroombelemmerende regels gemeente Slochteren.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking per 7 april 2016 en hebben terugwerkende kracht tot 1 januari 2016.

Ondertekening

Vastgesteld in de collegevergadering van 29 maart 2016.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren,

Geert-Jan ten Brink, burgemeester

Chrétien van den Akker, secretaris