Overheidsorganisatie | Gemeente Slochteren |
---|---|
Officiële naam regeling | Beleidsregels vrijlating inkomsten gemeente Slochteren 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels vrijlating inkomsten gemeente Slochteren 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-04-2016 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 29-03-2016 't Bokkeblad, 06-04-2016 | 2016002144 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren;
gelet op artikel 31, tweede lid, aanhef en onderdeel n van de Participatiewet, artikel 8, tweede lid, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 8, derde lid, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
besluit vast te stellen de
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
1. De periode waarbinnen de zes maanden vrijlating van inkomsten gegeven kunnen worden, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onderdeel n van de Participatiewet, is 24 maanden.
2. De periode als bedoeld in het eerste lid vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de vrijlating als bedoeld in art. 31, tweede lid, aanhef en onderdeel n van de Participatiewet is toegepast.
De vrijlating wordt direct toegepast vanaf de maand waarin de inkomsten voor het eerst zijn
verworven, mits aan de voorwaarden is voldaan.
Deze beleidsregels treden in werking op 7 april 2016.
Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels vrijlating inkomsten gemeente Slochteren 2016.
Vastgesteld in de collegevergadering van 29 maart 2016.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren,
Geert-Jan ten Brink, burgemeester
Chrétien van den Akker, secretaris
Met ingang van 1 april 2016 is de vrijlating van arbeidsinkomsten niet langer zes aaneengesloten maanden maar maximaal zes maanden. Het college is bevoegd om door middel van beleidsregels vast te stellen dat deze zes maanden binnen een bepaalde periode dienen te liggen. Het college moet beoordelen of de vrijlating bijdraagt aan de arbeidsinschakeling en als het antwoord bevestigend luidt worden de inkomsten (gedeeltelijk) vrijgelaten mits aan de overige voorwaarden is voldaan. Naar het oordeel van het college draagt het niet bij aan de arbeidsinschakeling als de periode waarbinnen de zes maanden vrijlating van inkomsten wordt gegeven langer duurt dan maximaal 24 maanden. Bovendien zijn de inkomsten dan te verspreid over de maanden, waardoor het verwacht positief effect van de vrijlating op de uitstroom naar verwachting niet gerealiseerd kan worden. Een langer durende periode waarbinnen de vrijlating mogelijk is werkt averechts omdat met een vrijlating van arbeidsinkomsten en een uitkering gezamenlijk meer inkomsten verworven kunnen worden dan alleen met werk. Als het inkomen in totaal minimaal de bijstandsnorm bedraagt bestaat geen recht op een uitkering. Als het inkomen iets lager is dan de norm staat een langdurige periode waarbinnen een vrijlating mogelijk is, de uitstroom in de weg.
Bijkomende effecten zijn dat het voor belanghebbende overzichtelijk blijft en dat het uitvoerbaar blijft voor het college. De vrijlating is bedoeld om te stimuleren dat belanghebbende door middel van werk op korte termijn in eigen levensonderhoud kan voorzien. Naarmate dit langer duurt, des te onwaarschijnlijker is de kans dat het door de vrijlating beoogde doel wordt bereikt. De grens is volgens het college bereikt bij 24 maanden.
1.Algemene vrijlating
De vrijlating gedurende zes maanden wordt verleend indien het college van oordeel is dat dit de uitstroom naar werk ten goede komt. In onze gemeente is hieraan een ruime uitleg gegeven. Elk algemeen geaccepteerde arbeid leidt volgens het college tot een verbetering van de uitstroomkansen. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld een krantenwijk, het bezorgen van folders het verrichten van activiteiten als bescheiden schaal zelfstandigen etc.
2.Vrijlating alleenstaande ouders
Het is wettelijk geregeld dat alleenstaande ouders recht hebben op een continuering van dertig maanden na afloop van zes maanden vrijlating. Dit aangezien verondersteld wordt dat alleenstaande ouders langere tijd nodig hebben om volledig uit te stromen naar werk. Voor zover geen volledig gebruik is gemaakt van zes maanden vrijlating vangt de termijn van de continuering aan vanaf het moment waarop de 24 maanden termijn is verstreken.
De maximale termijn van 24 maanden vangt aan vanaf de eerste dag van de uitkeringsmaand waarin de vrijlating is toegepast.
Voorbeeld
Een alleenstaande ouder bezorgt in januari 2016 folders evenals in april 2016, augustus 2017 en vervolgens start deze alleenstaande ouder vanaf 1 januari 2018 een krantenwijk.
Gedurende de maximale termijn van 24 maanden (1 januari tot en met 31 december 2017) heeft deze alleenstaande ouder recht op een vrijlating in de maanden januari 2016, april 2016 en augustus 2017. Hij of zij heeft drie maanden vrijlating verbruikt. De maximale periode van 24 maanden verstreek op 31 december 2017 waardoor geen recht meer bestaat op nogmaals drie maanden vrijlating. Vanaf 1 januari 2018 bestaat recht op dertig maanden additionele vrijlating voor alleenstaande ouders.
Deze beleidsregels gelden in aanvulling op en onverminderd artikel 11 van de Beleidsregels re-integratie participatiewet 2015.