Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Verordening eenmalig rioolaansluitrecht Rijnwoude 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingVerordening eenmalig rioolaansluitrecht Rijnwoude 2006
Citeertitel"Verordening eenmalig rioolaansluitrecht Rijnwoude 2006"
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerprioolaansluiting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 229, lid 1 aanhef en onderdeel b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-01-200601-01-200601-01-2015Nieuwe Regeling

22-12-2005

Rijnwoude Koerier, 04-01-2006

2005/XI/F

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening eenmalig rioolaansluitrecht Rijnwoude 2006

De raad van de gemeente Rijnwoude

b e s l u i t :

In te stemmen met de bijgevoegde ‘Verordening eenmalig rioolaansluitrecht Rijnwoude 2006’;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering verstaan het geheel van openbare civieltechnische en elektromechanische voorzieningen bestemd voor de inzameling en het transport van afvalwater en eventueel hemelwater;

  • b.

    onder eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak;

  • c.

    onder aansluiting van een eigendom verstaan het leggen door de gemeente van een buisleiding van het in de openbare weg aanwezige afvoerstelsel tot aan het eigendom ten behoeve waarvan de aansluiting geschiedt, ertoe dienende om voor dat eigendom een directe of indirecte lozing op de gemeentelijke riolering mogelijk te maken.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam eenmalig rioolaansluitrecht wordt een recht geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten in verband met het tot stand brengen van een directe of indirecte aansluiting van een eigendom op de gemeentelijke riolering.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht wordt geheven van de aanvrager van de dienst dan wel van degene voor wie de dienst wordt verleend.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. Het recht bedoeld in artikel 2 bedraagt per eigendom

    • a.

      bij een aansluiting op een vrij verval afvoerstelsel: € 1.000,00

    • b.

      bij een aansluiting op een ander afvoerstelsel dan bedoeld onder a € 9.000,00

  • 2. Indien de belastingplichtige een bedrijf is, dan bedraagt het recht bedoeld in artikel 2 in afwijking van het onder 1 a en b genoemde tarief, het bedrag aan werkelijke uitvoeringskosten, welk bedrag voorafgaand aan de dienstverlening aan de belastingplichtige wordt meegedeeld, met een minimum van de onder 1 a en b genoemde bedragen. Het bedrag blijkt uit een begroting die terzake door of vanwege het College van Burgemeester en Wethouders is opgesteld. Als de begroting bedoeld in het tweede lid is uitgebracht, vangt de dienstverlening na overleg met de belastingplichtige aan, maar in ieder geval na de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de belastingplichtige ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

  • 3. In afwijking van het bepaalde onder artikel 4 lid 1 sub b zullen bij een rioolaansluiting van twee of meer woningen op één pompput de werkelijk kosten in rekening worden gebracht”.

Artikel 5 Wijze van heffing

Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

Het recht is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand vermeld in de dagtekening van het aanslagbiljet, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van het recht wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en invordering van het eenmalig rioolaansluitrecht.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2006.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening eenmalig rioolaansluitrecht Rijnwoude 2006’.

Ondertekening

Bij dit besluit heeft de raad zich gebaseerd op:

- Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2005.

- Behandeling in de commissie d.d. 8 december 2005.

- Artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet      .

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rijnwoude,

d.d. 22 december 2005,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting behorende bij de Verordening eenmalig rioolaansluitrecht Rijnwoude 2006

Algemene toelichting

Een verordening eenmalig rioolaansluitrecht is een belastingverordening. Zoals alle belastingen moeten gemeentelijke belastingen een wettelijke basis hebben. Het rioolaansluitrecht is gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet. In artikel 229, eerste lid aanhef en onderdeel b van de Gemeentewet staat:

1. Rechten kunnen worden geheven ter zake van:

a. ….,

b. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

Op dit artikel is bijvoorbeeld ook de heffing van de bouw- en paspoortleges gebaseerd. Om op basis van dit wetsartikel tot een werkelijke heffing te komen, heeft de gemeente een verordening nodig waarin zij de belasting nader uitwerkt. Daarvoor moet de ‘verordening eenmalig rioolaansluitrecht’ worden vastgesteld.

De voorwaarden waaraan de gemeentelijke belastingverordening moet voldoen, staan in hoofdstuk XV van de Gemeentewet. In artikel 217 staat dat de verordening onder meer de volgende elementen moet bevatten:

  • -

    Wie moet de belasting betalen (de belastingplichtige)?

  • -

    Waarvoor moet de belasting worden betaald (het belastbaar feit)?

  • -

    Waarover moet de belasting worden betaald (de heffingsmaatstaf)?

  • -

    Het tarief van de belasting.

Voor een heffing gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet geldt nog een extra voorwaarde. De geraamde heffingopbrengsten mogen niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de diensten. De rechten van artikel 229 Gemeentewet zijn dus alleen bedoeld om de kosten van de betreffende dienstverlening te verhalen.

Toelichting per artikel

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de duidelijkheid is in het eerste artikel een omschrijving opgenomen van de in de belastingverordening voorkomende begrippen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Het belastbaar feit is de omschrijving van de activiteit waarvoor de belasting in rekening wordt gebracht. In dit geval dus realisatie van een aansluiting op de gemeentelijke riolering.

Artikel 3 Belastingplicht

Degene die de belasting moet betalen, is degene die de gemeente vraagt de riolering aan te leggen. In dit geval dus de aanvrager van de dienst. Over het algemeen is dat de eigenaar van het eigendom, maar het kan ook iemand anders zijn. Daarom staat in de omschrijving dat degene voor wie de gemeente de dienst verleent, belastingplichtig kan zijn. Als de aannemer de aanvraag bijvoorbeeld voor de particulier indient, kan de particulier zo toch de belastingplichtige blijven. Dan heeft de gemeente de keuze. Bij de keuze tussen twee belastingplichtigen wordt de aanslag opgelegd aan degene die het meeste belang heeft bij de dienst.

Een belangrijk element van een heffing gebaseerd op gemeentelijke dienstverlening is dat iemand daadwerkelijk om de dienst vraagt. Dat klinkt in eerste instantie problematischer dan het in de praktijk vaak is. Natuurlijk zitten veel mensen niet te wachten op een gemeentelijke belastingheffing op verzoek, maar de aansluitingsverplichting dwingt in dit geval de aanvraag af.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

Op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kan een gemeente belastingen heffen naar heffingsmaatstaven die zij in de belastingverordening bepaalt. Het bedrag mag echter niet afhankelijk zijn van inkomen, winst of vermogen. Belastingen mogen niet naar draagkracht worden geheven. Alleen het rijk mag inkomensbeleid voeren.

Het begrip ‘bedrag’ in artikel 219, tweede lid, duidt erop dat naast de heffingsmaatstaf het tarief of de vrijstellingen niet afhankelijk mogen zijn van inkomen, winst of vermogen. Behalve de beperkingen in artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet zijn gemeenten vrij om heffingsmaatstaven op te nemen in hun verordening eenmalig rioolaansluitrecht. De algemene rechtsbeginselen beperken deze vrijheid wel. Bij het eenmalig rioolaansluitrecht speelt vooral mee dat er geen sprake is van een zuivere belastingheffing, maar van kostenverhaal van gemeentelijke dienstverlening. De keuze van de heffingsmaatstaf en het tarief moet dus op een of andere manier worden gerechtvaardigd uit de gemaakte kosten of het profijt dat de aanvrager van de rioleringsaanleg heeft.

Mogelijkheden

Hieronder worden vier mogelijkheden voor de heffing uitgewerkt:

  • 1

    Een vast bedrag per aansluiting. Dit is een doelmatige en eenvoudige variant. In feite vraagt de gemeente met deze tariefstelling van elke belastingplichtige een bijdrage in de kosten. Daarbij doen de werkelijke kosten van de aansluiting per individueel geval er niet toe.

  • 2

    Een gestandaardiseerde differentiatie naar veroorzaking van kosten: naar aansluitlengte.

  • 3

    Een gestandaardiseerde differentiatie naar veroorzaking van kosten: naar type afvoerstelsel.

  • 4

    Per geval maakt de gemeente een begroting van de kosten die zij aan de potentiële belastingplichtigen in rekening brengt. Zodoende betaalt iedereen de kosten voor zijn eigen aansluiting. Bij deze mogelijkheid moet de gemeente de aanvrager bedenktijd geven, omdat het belastingrecht de eis stelt dat iedereen de omvang van zijn belastingschuld vooraf moet kunnen kennen.

Uiteraard zijn ook andere differentiatievormen mogelijk. Daarbij kan worden gedacht aan het verhaal van de extra kosten voor plaatsing van een pompput of een differentiatie gebaseerd op de diameter van de aansluiting. Deze mogelijkheid wordt in eerste instantie niet genoemd omdat de aard van de aansluiting vooral wordt bepaald door het aanwezige hoofdriool. De vraag is of het in dat geval redelijk is de extra kosten op de aanvrager te verhalen. Bovendien kunnen via de begrotingsconstructie de kosten individueel worden gedifferentieerd.

Als de differentiatie niet op de aard van de heffing (kostenverhaal of profijt) wordt gebaseerd, dan is een objectieve rechtvaardigingsgrond – fiscaal-juridisch geadviseerd – in het vastgelegde gemeentebeleid nodig.

Om pragmatische redenen is voor optie 3 gekozen.

Artikel 5 Wijze van heffing

Dit artikel bepaalt dat de gemeente een aanslag verstuurt. De gemeente neemt dus het initiatief voor de belastingheffing door een aanslagbiljet te sturen. Andere methoden van belastingheffing (zoals aangifte door degene die de belasting moet betalen) zijn niet geschikt.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

Dit artikel bepaalt dat de gemeente direct na indiending van de aanvraag met het kostenverhaal begint.

Artikel 7 Termijnen van betaling

Omdat het om relatief grote bedragen kan gaan, is in het voorbeeld gekozen voor een betaling in termijnen. Lid 2 is opgenomen om een aantal uitzonderingen over onder meer feestdagen in de algemene termijnenwet niet van toepassing te verklaren. Dit is voor gemeentelijke belastingen gebruikelijk.

Artikel 8 Kwijtschelding

In principe is kwijtschelding van deze belasting mogelijk. Dit wordt echter niet redelijk geacht. Het gaat tenslotte om het verhaal van kosten voor dienstverlening op verzoek. Bovendien leidt deze belasting meestal tot waardevermeerdering van het eigendom van de aanvrager.

Artikel 9 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Dit artikel bepaalt dat het College van Burgemeester en Wethouders uitvoeringtechnische zaken kan regelen.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Naast een tijdstip van inwerkingtreding moet een belastingverordening bepalen vanaf wanneer de gemeente de heffing toepast (de ingangsdatum van de heffing). Deze tijdstippen kunnen samenvallen. Meestal is het tijdstip van inwerkingtreding afhankelijk van de datum waarop de gemeente de belastingverordening bekendmaakt. Zonder bekendmaking is de verordening niet bindend (artikel 139 Gemeentewet). De datum van inwerkingtreding ligt ná die van de bekendmaking. De ingangsdatum van de heffing moet ná de datum van vaststelling van de verordening door de raad liggen, anders is sprake van terugwerkende kracht. Bij invoering van een nieuwe heffing is terugwerkende kracht niet mogelijk, tenzij de heffing was te voorzien.

De citeertitel vergemakkelijkt de verwijzing naar de verordening.

Basis besluitvorming

De basis voor de besluitvorming verwijst naar de gemeentewet. Hier staat het artikel waarop de gemeentelijke belasting is gebaseerd.