Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bodegraven

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Bodegraven 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bodegraven
Officiële naam regelingReglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Bodegraven 2003
CiteertitelReglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Bodegraven 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding is bij benadering bepaald

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 16

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-200301-01-2011Nieuwe regeling

24-04-2003

Onbekend

Raadsvergadering 24-04-2003

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Bodegraven;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 februari 2003;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen het volgende

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van de gemeente Bodegraven 2003

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Voorzitter: de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • b.

    Amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    Subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    Motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    Voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    Initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • g.

    Interpellatie: het recht van een lid van de raad om, buiten de raadsagenda om, aan het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester inlichtingen te vragen omtrent gevoerd bestuur;

  • h.

    Interruptie: een handeling waarbij een lid van de raad, een wethouder of de voorzitter

een spreker tijdens diens spreektermijn kortstondig in de rede valt;

  • i.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • j.

    Raadslid: een lid van de gemeenteraad.

  • k.

    Griffier: de griffier van de gemeenteraad.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier
  • 1. De griffier is in elke vergadering van de gemeenteraad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 3a Het presidium
  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter of diens plaatsvervanger en de fractievoorzitters. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3. Elke fractievoorzitter wijst een lid aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 4. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 5. De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

  • 6. De agenda van de vergadering van de raad wordt bepaald door het presidium in overleg met de voorzitter van de raad en de griffier of diens plaatsvervanger en na consultering van de raadsadviescommissies.

    Hoofdstuk 2. Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
  • 1. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door een commissie, bestaande uit drie leden, daartoe telkenmale door de voorzitter te benoemen.

  • 2. De commissie brengt na gedaan onderzoek van de geloofsbrieven, van de andere bij de Kieswet vereiste stukken en van de eventuele bezwaarschriften schriftelijk verslag uit aan de vergadering en doet daarbij een voorstel tot het nemen van een besluit. Ook van een minderheidsstandpunt wordt melding gemaakt.

  • 3. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn betrekking volgens de Gemeentewet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.

Artikel 5 Fracties
  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. a. Indien:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

      • b.

        Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3. Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijd van vergaderen en voorbereidingen
Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderen
  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op donderdag overeenkomstig een vooraf vastgesteld vergaderschema. De vergaderingen vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen, zo mogelijk na overleg met het presidium, een andere dag en/of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 3. De voorzitter kan in voorkomend geval, zo mogelijk na overleg met het presidium, buiten het vergaderschema om extra vergaderingen beleggen.

  • 4. Een vergadering op donderdag die niet om 24.00 uur kan worden afgerond wordt op dat tijdstip door de voorzitter beëindigd en na verdaging voortgezet in de daarop volgende week op dinsdag om 20.00 uur tenzij toepassing wordt gegeven aan het tweede lid.

Artikel 7 Oproep; agenda
  • 1. De voorzitter zendt – spoedeisende vergaderingen uitgezonderd – zoveel mogelijk ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep toe onder vermelding van dag, tijd en plaats.

  • 2. De oproepingsbrief vermeldt de onderwerpen die in een vergadering behandeld zullen worden in de volgorde waarin deze aan de orde worden gesteld.

  • 3. Alvorens de oproepingsbrief wordt verzonden, dient de voorlopige agenda van de vergadering door het presidium te zijn vastgesteld.

  • 4. De raad kan besluiten de volgorde van behandeling te wijzigen.

  • 5. De raad kan bij vaststelling van de agenda in de vergadering besluiten op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld, aan de agenda toe te voegen of af te voeren.

  • 6. De voorzitter kan na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden toegezonden.

  • 7. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij besluiten tot verwijzing naar een commissie of terugzending naar burgemeester en wethouders om nadere inlichtingen of advies.

Artikel 8 Toezending voorstellen

De voorzitter zorgt er voor dat –spoedeisende gevallen uitgezonderd- de te behandelen voorstellen tenminste zeven dagen voor de vergadering aan de leden worden toegezonden.

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken
  • 1. De stukken, welke dienen ter toelichting van de raadsvoorstellen worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden ter inzage gelegd. Indien na dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. Een lid van de raad mag een origineel van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het gemeentehuis brengen. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het gemeentehuis brengen.

  • 3. De voorzitter kan toestaan, dat anderen dan leden de ter inzage liggende stukken inzien.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven stukken, omtrent wier inhoud ingevolge artikel 25, eerste dan wel tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, danwel waarvan anderszins het vertrouwelijke karakter dit vergt, onder berusting van de griffier, die de leden van de raad de inzage verleent.

Artikel 10 Openbare kennisgeving
  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen en/of de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en zo mogelijk door plaatsing op de gemeentelijke website ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij

      behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het agenderingsrecht als bedoeld in artikel

      Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 11 Presentielijst

Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk bij binnenkomst van de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 12 Zitplaatsen
  • 1. De voorzitter, de leden van de raad, het college en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 13 Opening vergadering; quorum
  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Direct na de opening van de vergadering wordt de volgende tekst uitgesproken:

“ Almachtige god. Aan het begin van deze vergadering vragen wij om Uw zegen over onze werkzaamheden. Geef ons besef van onze afhankelijkheid van U bij al onze overleggingen en besluiten. Wil ons verlichten opdat wij in staat zijn onze taak juist te vervullen en de belangen van de gemeente Bodegraven te behartigen. Amen”.

Artikel 14 De burgemeester en wethouders
  • 1. De voorzitter meldt de raad indien hij als portefeuillehouder aan de beraadslagingen wenst deel te nemen.

  • 2. De voorzitter kan al dan niet op verzoek van de raad na overleg met het presidium één of meer wethouders uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 3. Indien een of meer wethouders bij een raadsvergadering aanwezig willen zijn en willen deelnemen aan de beraadslagingen, doet de wethouder c.q. doen de wethouders hiertoe voor de vaststelling van de voorlopige agenda een verzoek aan de voorzitter.

  • 4. Voor de verzending van de oproepingsbrief wordt dit verzoek behandeld in het presidium. Het presidium adviseert de voorzitter. Deze beslist uiteindelijk op het verzoek.

Artikel 14a Spreekrecht burgers
  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen de aanwezige burgers het woord voeren over al dan niet op de agenda vermelde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet worden gevoerd:

    • a.

      over een besluit waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      Indien een klacht op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde personen die van het spreekrecht gebruik willen maken melden dit voor de vergadering bij de griffier.

  • 4. a. De totaal beschikbare spreektijd bedraagt maximaal 30 minuten.

    • b.

      Zij die zich als spreker hebben aangemeld verkrijgen van de voorzitter successievelijk gedurende maximaal 5 minuten het woord.

    • c.

      Indien zich meer dan zes sprekers hebben aangemeld wordt de totaal beschikbare tijd evenredig over hen verdeeld.

  • 5. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen omtrent de behandeling van de inbreng van de inspreker c.q. insprekers.

Artikel 15 Geluid en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- en of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming over dit en elk volgend in deze vergadering in stemming te brengen onderwerp.

Artikel 17 Notulen
  • 1.

    De ontwerp-notulen van de voorgaande vergaderingen worden, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de overige voorstellen.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering worden, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige

vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient ten minste 24 uur voor de betreffende vergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de wethouders en de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede die van leden die afwezig waren en de overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een uitgebreide samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord hebben gevoerd;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat het tijdens de vergadering besprokene wordt vastgelegd op een geluidsdrager. Deze wordt bewaard gedurende de lopende zittingsperiode van de raad en het daarop volgende kalenderjaar. Een ieder wordt, desgevraagd, in de gelegenheid gesteld om deze geluidsdrager op nader door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip(pen) af te luisteren.

Artikel 18 Ingekomen stukken; mededelingen
  • 1. Bij de raad ingekomen stukken respectievelijk schriftelijke mededelingen die burgemeester en wethouders aan de raad wensen te doen, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en bij de voorstellen ter inzage gelegd.

  • 2. Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van het college de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 19 Spreekregels
  • 1. De leden spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 20 Volgorde sprekers

Een lid voert slechts het woord na dit aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen
  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op:

    • a.

      Het bij de vergadering aanwezige lid van het college van burgemeester en wethouders, dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp.

  • b.

    De rapporteur van een commissie;

  • c.

    Het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

    • 5.

      Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd der leden en de overige aanwezigen.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
  • 1. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

  • 2. Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het betreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24 Beraadslaging
  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is, te beginnen met de laatste spreker.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de raadsleden
  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de voorzitter en indien daartoe uitgenodigd door de voorzitter, de griffier, kunnen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3. Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 27 Beslissing
  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt na een stemming over eventuele amendementen de stemming over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel plaats, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

    Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Stemming over zaken
  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 16 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties
  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 30 Stemming over personen
  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 31 Herstemming over personen
  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot

1.Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissingmoet plaatshebben door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiensnaam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4. Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen
  • 1. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is heeft de bevoegdheid tijdens de beraadslagingen wijzigingen voor te stellen op het voorgestelde besluit (amendement).

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Een (sub)amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in het ontwerp-besluit te worden verwerkt.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Moties
  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 35 Voorstellen van orde
  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 36 Initiatiefvoorstellen
  • 1. Ieder lid van de raad heeft het recht om een initiatiefvoorstel aan de raad te doen.

  • 2. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De voorzitter plaatst na overleg met het presidium het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 4. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 36a Collegevoorstel
  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 36b Interpellatie
  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord. De overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 37 Schriftelijke vragen
  • 1. Ieder lid kan aan de burgemeester of aan burgemeester en wethouders schriftelijke vragen stellen.

  • 2. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke dan wel mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 3. De vragen worden bij de griffier, geadresseerd aan de voorzitter van de raad ingediend. De vragensteller draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht. Daar waar nodig kan de griffier hierbij behulpzaam zijn.

  • 4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5. De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 6. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 18 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 7. De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord.

Artikel 38 Inlichtingen
  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend ofwel bij het college dan wel bij de burgemeester of de griffier.

  • 2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 39 Recht van enquête
  • 1. De raad heeft op grond van de artikelen 155a tot en met f van de Gemeentewet het recht om op voorstel van één of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde beleid in te stellen.

  • 2. Verdere uitwerking van dit recht vindt plaats bij nadere regelgeving.

    Hoofdstuk 5. Begroting en rekening

Artikel 40 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 41 Procedure rekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6. Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 42 Verslag; verantwoording
  • 1. Een lid van de raad, de burgemeester of een wethouder die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad het raadslid, de burgemeester of wethouder als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden, de burgemeester of één der wethouders heeft benoemd.

  • 5. Dit artikel is eveneens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrekking heeft op de griffier.

Hoofdstuk 7. Besloten vergadering

Artikel 43 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 44 Notulen
  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar uitsluitend voor de leden ter inzage gelegd.

  • 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 45 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8. Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers
  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 48 Maatregelen van orde

Indien de voorzitter dit nodig oordeelt kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune en/of perstribune.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 49 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 50 In werking treden en citeertitel
  • 1.

    Dit reglement treedt in werking daags na bekendmaking.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Bodegraven 2002 vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 4 april 2002.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als “Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Bodegraven 2003”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad d.d. 24 april 2003