Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Integriteitscode burgemeester en wethouders gemeente Rijnwoude

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingIntegriteitscode burgemeester en wethouders gemeente Rijnwoude
Citeertitel"Integriteitscode burgemeester en wethouders gemeente Rijnwoude"
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpintegriteit burgemeester en wethouders

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 41b, 41c en 69

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-02-200401-06-2011Nieuwe Regeling

05-02-2004

Rijnwoude Koerier, 11-02-2004

2004/I/F

Tekst van de regeling

Intitulé

Integriteitscode burgemeester en wethouders

Gelet op de behandeling in de commissie BMO van 22 januari 2004;

Gelet op de artikelen 41b, 41 c en 69 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Integriteitscode voor burgemeester en wethouders

Deel I Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

Leden van colleges van burgemeester en wethouders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de organisaties en de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders of aan de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

1.Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente of de provincie en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

2.Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij of zij vervult in het dagelijks bestuur.

3.Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

4.Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn of haar beweegredenen daarbij.

5.Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn of haar afspraken. Kennis en informatie waarover hij of zij uit hoofde van diens functie beschikt, wendt de bestuurder aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

6.Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

*7.Vertrouwelijkheid/geheimhouding

Kennis en informatie met een vertrouwelijk karakter waarover bestuurders van de gemeente beschikken, blijven vertrouwelijk. Burgers, ambtenaren, collega-bestuurders en raadsleden kunnen erop rekenen dat gevoelige of vertrouwelijke informatie alleen wordt aangewend waartoe deze dient.

Kennis en informatie met een geheim karakter waarover bestuurders van de gemeente beschikken, blijven geheim. Burgers, ambtenaren, collega-bestuurders en raadsleden kunnen erop rekenen dat geheime informatie alleen wordt aangewend waartoe deze dient.

De bovengenoemde kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Deel II Nadere invulling gedragscode bestuurlijke integriteit

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.1 Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude.

  • 1.2 Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en alle leden van het college, de (dagelijkse)bestuurders.

  • 1.3 In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.

  • 1.4 De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.5 De leden van het college en de leden van de raad ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 2.1 Een bestuurder doet opgave van zijn of haar financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.2 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3 Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente, met uitzondering van het raadslidmaatschap en de hiermee samenhangende nevenfuncties.

  • 2.4 Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.5 Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn of haar onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

Artikel 3 Nevenfuncties

  • 3.1 Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 3.2 Een bestuurder maakt melding van al zijn of haar nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3.3 De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 3.4 Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

Artikel 4 Informatie

  • 4.1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij of zij uit hoofde van zijn of haar ambt beschikt. Hij of zij verstrekt geen geheime of vertrouwelijke informatie.

  • 4.2 Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.3 Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 5 Aannemen van geschenken

  • 5.1 Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn of haar functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 5.2 Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 50 (vijftig euro) vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 5.3 Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

Artikel 6 Bestuurlijke uitgaven

  • 6.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria

    gehanteerd.

  • 6.2 Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd.

    • -

      Met de uitgave is het belang van de gemeente gediend

      en

    • -

      De uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 7 Declaraties

  • 7.1 De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 7.2 Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 7.3 Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • *7.4 Gemaakte kosten worden in beginsel binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voorzover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 7.5 De gemeentesecretaris is eindverantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 7.6 In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester, als het gaat om (een) declaratie(s) van (een) wethouder(s) of aan de Commissaris van de Koningin, als het gaat om (een) declaratie(s) van de burgemeester.

    Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

Artikel 8 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 8.1 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

  • *8.2 Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen, indien dit uit hoofde van de functie nodig is.

  • 8.3 Als het belang van de gemeente daarmee is gediend kan het college van B&W besluiten dat bestuurders voor hun dienstreizen gebruik maken van een dienstauto. Het gebruik van deze voorziening wordt centraal geregistreerd. Het college van B&W kan bepalen dat in bijzondere gevallen van de dienstauto gebruik kan worden gemaakt voor woon-werkverkeer of voor de uitoefening van q.q. nevenfuncties.

Artikel 9 Reizen buitenland

  • 9.1 Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van het college van B&W. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 9.2 Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 9.3 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 9.4 Van de reis wordt een verslag opgesteld.

  • 9.5 Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 9.6Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 9.7 Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 9.8 De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Artikel 10 Citeerartikel en inwerkingtreding

  • 10.1Deze integriteitscode kan worden aangehaald als “Integriteitscode burgemeester en wethouders gemeente Rijnwoude”.

  • 10.2Deze integriteitscode treedt in werking op de dag, volgende op de dag van haar vaststelling.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rijnwoude,

d.d. 5 februari 2004,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting gedragscode voor collegeleden

Inleiding

Het doel van deze gedragscode is om bestuurders een houvast te bieden bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van het bestuur. De code kan de discussie stimuleren om lokaal of provinciaal tot regels te komen, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke omstandigheden. De code bevat regels zowel voor het bestuursorgaan in zijn geheel als voor bestuurders afzonderlijk. Onder bestuurders worden primair verstaan burgemeester en wethouders. Met de aanvaarding van de wetsvoorstellen tot dualisering van het gemeentebestuur is de aanwezigheid van gedragscodes voor gemeenten per 7 maart 2004 verplicht gesteld.

De code geeft niet per definitie regels die rechtskracht hebben, maar heeft vooral bestuurlijke en politieke relevantie. Bestuurders zijn op de naleving van gedragscodes aanspreekbaar en wanneer zij zich er niet aan houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en voor hun positie. Overigens kan de rechtskracht van de code versterkt worden door deze onderdeel te maken van een verordening die op gemeentelijk of provinciaal niveau wordt vastgesteld. Niet voor alle regels ligt een dergelijke juridische verankering echter voor de hand. Naast deze code bestaan er voorschriften die in wet of elders geregeld zijn, bijvoorbeeld over fraude en valsheid in geschrifte, welke onderwerpen in het Wetboek van Strafrecht zijn geregeld. Dergelijke voorschriften zijn niet in deze code opgenomen.

De code bevat zowel normen over hoe in een bepaalde situatie te handelen als regels over procedures die moeten worden gevolgd. Procedure-afspraken kunnen een onlosmakelijk onderdeel zijn van een gedragsregel en de transparantie en daarmee de controleerbaarheid vergroten.

De code bestaat uit twee onderdelen. Deel I beschrijft een aantal kernbegrippen van integriteit en plaatst daarmee het vraagstuk in een breder kader. Zij vormen als het ware de algemene uitgangspunten voor de gedragscode.

Deel II bevat de feitelijke nadere invulling van de gedragsregels, waarbij een aantal thema's wordt onderscheiden:

  • -

    artikel 1 : algemene bepalingen;

  • -

    artikel 2 : belangenverstrengeling en aanbesteding;

  • -

    artikel 3 : nevenfuncties;

  • -

    artikel 4 : informatie;

  • -

    artikel 5 : aannemen van geschenken;

  • -

    artikel 6 : bestuurlijke uitgaven;

  • -

    artikel 7 : declaraties;

  • -

    artikel 8 : gebruik van gemeentelijke voorzieningen;

    Enkele kopieën voor privé-doeleinden vallen niet onder dit verbod, maar dit geldt wel voor het kopiëren van hele tijdschriften of boeken;

  • -

    artikel 9 : reizen buitenland

Voor de opstelling van de code is mede gebruik gemaakt van bestaande voorbeelden in gemeenten en provincies.