Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Financiële verordening ex artikel 212 gemeente Rijnwoude

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingFinanciële verordening ex artikel 212 gemeente Rijnwoude
Citeertitel "Financiële verordening ex artikel 212 gemeente Rijnwoude"
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinancieel beleid en beheer, financiële organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-200801-01-200801-01-2014Nieuwe Regeling

11-12-2008

Rijnwoude Koerier, 17-12-2008

2008/XII/K

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening ex artikel 212 gemeente Rijnwoude

De raad van de gemeente Rijnwoude,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

b e s l u i t :

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Rijnwoude.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Rijnwoude en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Subprogramma: onderdeel van een programma bestaande uit  samenhangende beleidsvelden, verder uitgewerkt in prestatie-indicatoren en producten.

  • d.

    Prestatie-indicator: definieert de gewenste prestatie of het gewenste maatschappelijk effect in maat en/of getal, waardoor het te bereiken resultaat meetbaar wordt.

Hoofdstuk 2 Beleidsnota’s

Artikel 2 Beleidsnota’s

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar nota’s over het onderhoud en beheer van het openbaar groen en bomen, wegen, openbare verlichting, straatmeubilair, watergangen en baggeren, kunstwerken, riolering, gemeentelijke gebouwen en begraafplaatsen aan. De nota’s geven de kaders weer voor de inrichting van het onderhoud, het gewenste onderhoudsniveau en het meerjarig budgettair beslag.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de Nota Grondbeleid ter vaststelling aan. In deze nota wordt ten minste aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de relevante programma’s van de programmabegroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de Algemene subsidieverordening of een eventuele wijziging daarvan ter vaststelling aan. De verordening bevat het beleid voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Op basis hiervan wordt jaarlijks een Welzijn Subsidie programma opgesteld met een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies.

Hoofdstuk 3. Begroting en verantwoording

Artikel 3. Programma-indeling

  • 1.

    • a.

      De raad stelt bij aanvang van een raadsperiode een programma-indeling voor de nieuwe raadsperiode vast.

    • b.

      Het college stelt de indeling van de producten per programma vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode de onderverdeling van de programma’s in prioriteiten vast.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van het nieuwe begrotingsjaar op voorstel van het college per programma de subprogramma’s vast met inbegrip van de prestatie-indicatoren.

Artikel 4. Planning en controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de voorjaarsnota en de najaarsnota, en de programmabegroting met de meerjarenraming.

Artikel 5. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. In de programmabegroting worden voor elk programma de lasten en baten afzonderlijk weergegeven. Tevens worden per subprogramma de activiteiten en de daarbij behorende indicatoren weergegeven.

    Bij de jaarstukken worden voor elk programma de gerealiseerde lasten en baten afzonderlijk weergegeven en er wordt per subprogramma verantwoording afgelegd over de activiteiten en de behaalde resultaten.

  • 2. In de begroting wordt in elk programma van nieuwe investeringen de hoogte van het investeringskrediet weergegeven alsmede de benodigde budgetruimte in de begroting.

  • 3. In de jaarstukken wordt in elk programma van de geautoriseerde investeringskredieten de uitputting en de actuele raming weergegeven.

Artikel 6. Kaders ontwerpbegroting

Het college biedt uiterlijk in het 2e kwartaal aan de raad een voorstel aan voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk in het 2e kwartaal vast.

Artikel 7. Autorisatie van begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de totale lasten en de totale baten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige investeringen worden bij het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet wordt overschreden, wordt dit door het college in het eerst volgende planning & control-document aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4. Voor investeringen in het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen legt het college, voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen, een autorisatievoorstel met daarin de dekking van de lasten aan de raad voor.

Artikel 8. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van de voorjaarsnota en de najaarsnota over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2. De inrichting van deze tussentijdse rapportages is gelijk aan de programma-indeling van de programmabegroting.

  • 3. Deze tussenrapportages bevatten toelichtingen indien:

    • -

      geautoriseerde ramingen van de baten en lasten meer dan € 10.000 afwijken;

    • -

      de investeringskredieten meer dan € 10.000 afwijkingen;

    • -

      realisatie van de beleidsprioriteiten significant afwijken.

  • 4. In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van de in de programmabegroting opgenomen paragrafen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Kosten van onderzoek en ontwikkeling kunnen bij besluit van de raad worden geactiveerd, indien aan de eisen van artikel 60 van de BBV is voldaan;

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Voor het afschrijven van de materiële vast activa worden de methoden en termijnen gehanteerd zoals vermeld in de bijlage Uitvoeringsnotitie activa en afschrijven 2008, die onderdeel uitmaakt van deze verordening.

  • 4. De afschrijftermijn kan niet langer zijn dan de technische levensduur of, indien korter de economische levensduur van het activum.

  • 5. Aanschaffingen van € 10.000 of meer met een economisch nut worden geactiveerd voor de aanschaffingsprijs, eventueel verminderd met bijdragen van derden. Bijdragen uit reserves worden gereserveerd in een reserve en dienen ter verlaging van de kapitaallasten gedurende de afschrijfperiode.

    Aanschaffingen met een maatschappelijk nut van € 10.000 of meer worden geactiveerd voor de aanschaffingsprijs verminderd met bijdragen van derden en/of bijdragen uit bestemmings-reserves.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. De raad besluit over het instellen en opheffen van reserves en over toevoegingen en onttrekkingen aan reserves.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste een maal in de vier jaar de nota Reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt tenminste:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 3. Bij een voorstel voor het instellen van een (bestemmings-)reserve wordt aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de wijze van voeding en de gewenste hoogte van de reserve.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente worden de kosten, die direct zijn toe te rekenen aan producten en diensten rechtstreeks ten laste van deze producten en diensten gebracht.

  • 2. Indirecte kosten worden met behulp van relevante verdeelsleutels via de kostenverdeelstaat toegerekend aan producten en diensten waarmee deze kosten samenhangen. Bij deze indirecte kosten worden de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen betrokken en voor de riool- en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

De raad stelt, op voorstel van het college, jaarlijks voorafgaand aan het begrotingsjaar de tarieven van belastingen, rechten, heffingen en leges in het begrotingsjaar vast.

Artikel 13. Financieringsfunctie

Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een geactualiseerd treasurystatuut aan. Het treasurystatuut geeft tenminste:

  • a.

    nadere regels over de verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor het liquiditeitsbeheer, het aantrekken van vreemd vermogen, het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen en het vastleggen van financiële transacties,

  • b.

    richtlijnen voor het aantrekken van vreemd vermogen,

  • c.

    richtlijnen voor het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen,

  • d.

    richtlijnen voor het beperken van financiële risico’s.

Hoofdstuk 5. Financieel beheer en interne controle

Artikel 14. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het vastleggen en verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen, schulden;

  • c.

    het vastleggen en verstrekken van informatie over besteding van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het vastleggen en verstrekken van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 15. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 16. Voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor, en legt de regels vast voor, het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie

Artikel 17. Financiële organisatie

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie is gewaarborgd;

    • c.

      het verlenen van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

  • 2. De raad wijst de griffier aan als budgethouder voor het raadsbudget en het budget van de griffier.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de dag van bekendmaking ervan en werkt terug tot 1 januari 2008.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening ex artikel 212 gemeente

    Rijnwoude”, zoals vastgesteld door de raad op 20 december 2006.

Artikel 19. Overgangsbepalingen

In afwijking van het in artikel 18 bepaalde, treden de artikelen 3 en 5 van deze verordening, voorzover het de subprogramma’s en prestatie-indicatoren betreft, in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald onder de naam “Financiële verordening ex artikel 212 gemeente Rijnwoude 2008”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Rijnwoude

d.d. 11 december 2008,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting op de Financiële verordening ex artikel 212 gemeente Rijnwoude 2008

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

Artikel 2. Beleidsnota’s

In dit artikel wordt aangegeven dat het college tenminste elke 4 jaar geactualiseerde beleidsnota’s aan de raad voorlegt waarin het beleid wordt neergelegd voor het onderhoud van de openbare ruimte, het grondbeleid en de verstrekking van subsidies. Uit de beleidsnota’s voor het beleid t.a.v. van de openbare ruimte volgen jaarlijks te actualiseren beheersplannen die de basis vormen voor de in de begroting op te nemen ramingen.

Artikel 3. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet). In de verordening is dit budgetrecht vertaald in het beschikbaar stellen van budgetten per programma.

Aanvullend in de nieuwe verordening is opgenomen dat op voorstel van het college de raad de programma’s indeelt in zogenaamde sub-programma’s en op dat niveau de niet-financiële indicatoren (de zogenaamde prestatie-indicatoren) per programma vaststelt, het zogenaamd SMART-maken van de begroting. Dit zal voor het eerst worden toegepast in de begroting voor 2009.

Artikel 4. Planning en controlcyclus

Het artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning.

Artikel 5. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting.

Deze hebben o.m. betrekking op het autorisatieniveau en de prioriteitstelling/kaderstelling.

In de programmabegroting en de jaarrekening worden per programma baten en lasten afzonderlijk weergegeven. Per subprogramma worden tevens de activiteiten met de daarbij behorende indicatoren weergegeven.

Voorts wordt, conform de verplichting in het BBV, aandacht besteed aan de informatievoorziening m.b.t. investeringen per programma.

Artikel 6. Kaders begroting

Het artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerp-begroting en de meerjarenraming.

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau. Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad.

Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is bepaald deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is dan nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Artikel 8. Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages.

Op basis van de voor- en najaarsnota wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Hert tweede lid legt de indeling van de rapportages vast.

Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportages moet verantwoorden.

Het vierde lid bevat enige bepalingen over de minimale inhoud van de rapportages.

Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan wordt invulling gegeven.

In de verordening wordt verwezen naar een bijlage bij de verordening.

In deze bijlage zijn naast de methodiek de exacte afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën materiele vaste activa opgenomen.

Het BBV laat gemeenten overigens een aanzienlijke beleidsvrijheid voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

In het eerste lid is de autorisatie m.b.t. het instellen van reserves en toevoegingen en onttrekkingen aan reserves vastgelegd.

In het tweede lid is bepaald dat het college eens in de vier jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het derde lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.

Artikel 11. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten bevat. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. Dit artikel geeft de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten.

Het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die met behulp van relevante verdeelsleutels worden toeberekend. Hierbij is bepaald dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen en reserves en de compensabele BTW voor wat betreft de riool- en afvalstoffenheffing. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.

De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen,rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).

In het artikel wordt bepaald dat de raad, jaarlijks voorafgaand aan het begrotingsjaar, de tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen en leges vaststelt.

Artikel 13. Financieringsfunctie

Artikel 212 Gemeentewet bevat de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. Deze regels stelt de raad d.m.v. het vaststellen van het treasurystatuut. In dit artikel worden de minimale eisen aan het treasurystatuut vastgelegd en tevens dat het statuut eens in de vier jaar geactualiseerd wordt.

Artikel 14. Administratie

In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie.

Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 15. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 16. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Hierin wordt bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken.

Artikel 17. Financiële organisatie

Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten. De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. De regels bedoeld onder c zijn uitgewerkt in de Budgethoudersregeling en de Mandaat/ en volmachtregeling Rijnwoude.

In het tweede lid is vastgelegd dat de griffier budgethouder is voor het raadsbudget en het budget van de griffier.

Artikel 18. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

Artikel 19. Overgangsbepalingen

Hierin is bepaald dat het werken met subprogramma’s met daaraan de prestatie-indicatoren eerst van toepassing is met ingang van het begrotingsjaar 2009.

Artikel 20. Citeertitel

Dit artikel geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet). Binnen twee weken na vaststelling door de raad zend het college de verordening aan gedeputeerde staten (artikel 214 Gemeentewet).