Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bodegraven

Huisvestingsverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bodegraven
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening
CiteertitelHuisvestingsverordening 1996 van de gemeente Bodegraven
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding is bij benadering bepaald

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 150; Huisvestingswet, art. 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-06-200801-01-2013Wijziging art. 2 onder d

05-06-2008

Onbekend

Raadsvergadering 05-06-2008; Agendapunt 12; Raadsvoorstelnr. 27
wijziging art. 31

30-01-1997

 

Raadsvergadering 30-01-1997; Raadsvoorstelnr. 13
wijziging art. 2 onder d

22-03-2001

 

Raadsvergadering 22-03-2001; Agendapunt 8; Raadsvoorstelnr. 30
wijziging art. 1 onder g, h en j; Art. 2 onder a t/m c; Art. 9

20-09-2001

 

Raadsvergadering 20-09-2001; Agendapunt 12; Raadsvoorstelnr. 94
wijziging art. 2 onder d

24-04-2003

 

Raadsvergadering 24-04-2003; Agendapunt 12; Raadsvoorstelnr. 37
Wijziging art. 9 lid 7 onder a en b; Art. 11 lid 2 onder b en c; Artikel 14; Artikel 17 lid 3 onder b en c; Art. 18 lid 3 onder b en c

27-05-2004

 

Raadsvergadering 27-05-2004; Agendapunt 9; Raadsvoorstelnr. 38
Wijziging art. 9; Art. 17 lid 4 onder b; Art. 18 lid 4 onder a, b en c; Art. 21 lid 1 en 4

24-04-2008

 

Raadsvergadering 24-04-2008; Agendapunt 16; Raadsvoorstelnr. 16

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Bodegraven ;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 april 1996, nr. 79;

gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet, alsmede artikel

150 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

artikel 1 begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • b.

    BL-score: bewoningsduurscore en leeftijdscore: een getal gelijk aan het aantal volledige maanden dat het huishouden ononderbroken (blijkend uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) woonachtig is in de huidige zelfstandige woonruimte, respectievelijk een getal gelijk aan het aantal volledige maanden dat de leeftijd van (de hoofdaanvrager van) het huishouden dat niet (meer) beschikt over zelfstandige woonruimte, de 18 jaar overtreft;

  • c.

    economische binding (aan een gebied): de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied;

  • d.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;

  • e.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • f.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • g.

    huurprijs: de rekenhuur als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag;

  • h.

    maximale huurgrens: de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

  • i.

    ingezetene: degene die in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente/één der gemeenten in de regio Midden-Holland is opgenomen;

  • j.

    inkomen: het rekeninkomen zoals bepaald in artikel 3 van de Wet op de huurtoeslag ;

  • k.

    inwoning: het bewonen van een ruimte, onderdeel uitmakend van een door een ander huishouden in gebruik genomen woonruimte;

  • l.

    koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald (artikel 1, sub 1.g van de wet);

  • m.

    koopprijsgrens: de grens als bedoeld in artikel 2, sub d. van deze verordening;

  • n.

    maatschappelijke binding (aan een gebied): de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste twee jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;

  • o.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • p.

    regio: regio Midden-Holland: het grondgebied van de gemeenten Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, Gouda, Moordrecht, Nederlek, Nieuwerkerk aan den IJssel, Ouderkerk, Reeuwijk, Schoonhoven, Vlist, Waddinxveen en Zevenhuizen-Moerkapelle;

  • q.

    regionale opvanggemeente: een gemeente in de regio met een opvangtaak ten behoeve van woningzoekenden uit andere regio-gemeenten;

  • r.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de woonwagenwet (Stb. 1968, 98), of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • s.

    urgentieverklaring: de urgentieverklaring als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van deze verordening;

  • t.

    vergunningplichtige woonruimte: een woning voor het in gebruik nemen waarvan een huisvestingsvergunning op grond van deze verordening verplicht is gesteld;

  • u.

    wet: de Huisvestingswet;

  • v.

    woningruil: het door twee of meer partijen wederkerig in gebruik nemen van elkaars woonruimte, met het oogmerk van daadwerkelijke permanente bewoning;

  • w.

    woonruimte: een woonruimte met een eigen toegang, geschikt voor bewoning door een huishouden, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • x.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de woonwagenwet.

Hoofdstuk II Verdeling van woonruimte

Paragraaf II.1 Werkingsgebied
artikel 2 aanwijzing van vergunningplichtige woonruimte
  • a. het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte met een huurprijs beneden de maximale huurgrens, respectievelijk met een koopprijs beneden de koopprijsgrens, in gebruik te nemen voor bewoning;

  • b. het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning;

  • c. onder "maximale huurgrens" wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

  • d. de koopprijsgrens bedraagt € 211.000,00.

artikel 3 nadere afperking

Onder woonruimten, als bedoeld in artikel 2, worden niet begrepen woonruimten als vermeld in artikel 6, lid 1, van de wet:

  • a.

    woonruimten, bestemd voor inwoning;

  • b.

    woonwagens als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98);

  • c.

    woonschepen als bedoeld in de Wet op Woonwagens en Woonschepen (Stb. 1918, 492);

  • d.

    de bejaardenoorden waarop paragraaf 4 van de Wet op de bejaardenoorden (Stb. 1990, 468) van toepassing is.

Paragraaf II.2 Toelating
artikel 4 algemeen

Huishoudens die niet voldoen aan de in deze paragraaf genoemde voorwaarden komen niet voor een huisvestingsvergunning in aanmerking.

artikel 5 meerderjarigheid

Ten minste één der leden van het huishouden dient meerderjarig te zijn.

artikel 6 binding
  • 1. Ten minste één der meerderjarige leden van het huishouden:

    • a.

      heeft een economische of maatschappelijke binding aan een gemeente in de regio, of

    • b.

      verkeert in de positie als bedoeld in artikel 5, lid 1 van het besluit.

  • 2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit, dan wel indien er sprake is van een vruchteloze aanbieding als bedoeld in artikel 21 van deze verordening.

artikel 7 verblijfsstatus

De leden van het huishouden moeten òf de Nederlandse nationaliteit bezitten òf over een geldige verblijfstitel beschikken.

Paragraaf II.3 Passendheid
artikel 8 bezettingsnormen
  • 1.

    Een vergunningplichtige huurwoning wordt als passend aangemerkt indien de verhouding tussen het aantal personen van het huishouden en het aantal kamers van de woonruimte overeenkomt met de tabel in lid 3.

  • 2.

    Als kamer wordt aangemerkt de woonkamer en elke afzonderlijke slaapkamer.

  • 3.

    De tabel als bedoeld in lid 1 luidt als volgt:

aantal kamers aantal personen
 minimaalmaximaal
11 1
21 2
31 3
42  
54  
66  
  • 4.

    a. een vergunningplichtige 4-kamer-nieuwbouwkoopwoning wordt niet passend geacht voor een 1-persoonshuishouden;

    • b.

      een vergunningplichtige 5- of meer-kamer-nieuwbouw-koopwoning wordt niet passend geacht voor 1- of 2-persoonshuishoudens.

  • 5.

    In bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de in de leden 3 en 4, sub a. en b., beschreven bezettingsnormen.

  • 6.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt het hoofd van een éénoudergezin voor twee personen geteld.

  • 7.

    Verwachte gezinsuitbreiding wordt voor de berekening van het aantal personen in dit artikel meegeteld, als dienaangaande een schriftelijke verklaring van een bevoegd deskundige is overgelegd.

artikel 9 verhouding inkomen - huurprijs
  • 1.

    Woonruimten met een huurprijs lager dan of gelijk aan de kwaliteitskortingsgrens genoemd in artikel 20, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag worden passend geacht voor:

    • a.

      woningzoekende alleenstaanden die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend nog geen 65 jaar zijn en van wie het inkomen ten hoogste gelijk is aan de inkomensgrens eenpersoons genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      woningzoekende alleenstaanden die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie het inkomen ten hoogste gelijk is aan de inkomensgrens eenpersoons ouderen genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de huurtoeslag;

    • c.

      woningzoekende twee- of meerpersoonshuishoudens waarvan geen van de leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder is en van wie het inkomen ten hoogste gelijk is aan de inkomensgrens meerpersoons genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel b van de Wet op de huurtoeslag;

    • d.

      woningzoekende twee- of meerpersoonshuishoudens waarvan een of beide leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie het inkomen ten hoogste gelijk is aan de inkomensgrens meerpersoons ouderen genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel d van de Wet op de huurtoeslag.

  • 2.

    Woonruimten met een huurprijs hoger dan de kwaliteitskortingsgrens genoemd in artikel 20, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag en lager dan of gelijk aan de laagste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder a van de Wet op de huurtoeslag worden passend geacht voor:

woningzoekende alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens van wie het inkomen ten hoogste gelijk is aan zeven maal twaalf maal de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag ;

3.Woonruimten met een huurprijs hoger dan de kwaliteitskortingsgrens genoemd in artikel 20, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag en lager dan of gelijk aan de hoogste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder b van de Wet op de huurtoeslag worden passend geacht voor:

woningzoekende drie- of meerpersoonshuishoudens van wie het inkomen ten hoogste gelijk is aan zeven maal twaalf maal de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

Woonruimten met een huurprijs hoger dan de laagste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder a van de Wet op de huurtoeslag en lager dan of gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag worden passend geacht voor:

  • a.

    woningzoekende alleenstaanden die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend nog geen 65 jaar zijn en van wie het inkomen hoger is dan de inkomensgrens eenpersoons genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste gelijk is aan zeven maal twaalf maal de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

  • b.

    woningzoekende alleenstaanden die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie het inkomen hoger is dan de inkomensgrens eenpersoons ouderen genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste gelijk is aan zeven maal twaalf maal de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

  • c.

    woningzoekende tweepersoonshuishoudens waarvan geen van de leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder is en van wie het inkomen hoger is dan de inkomensgrens meerpersoons genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel b van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste gelijk is aan zeven maal twaalf maal de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

  • d.

    woningzoekende tweepersoonshuishoudens waarvan een of beide leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie het inkomen hoger is dan de inkomensgrens meerpersoons ouderen genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel d van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste gelijk is aan zeven maal twaalf maal de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

Woonruimten met een huurprijs hoger dan de hoogste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder b van de Wet op de huurtoeslag en lager dan of gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag worden passend geacht voor:

  • a.

    woningzoekende drie- of meerpersoonshuishoudens waarvan geen van de leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder is en van wie het inkomen hoger is dan de inkomensgrens meerpersoons genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel b van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste gelijk is aan zeven maal twaalf maal de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

  • b.

    woningzoekende drie- of meerpersoonshuishoudens waarvan een of beide leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie het inkomen hoger is dan de inkomensgrens meerpersoons ouderen genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdeel d van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste gelijk is aan zeven maal twaalf maal de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

  • a.

    Met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte kunnen burgemeester en wethouders aan een huishouden met een inkomen lager dan de in lid 4 van dit artikel voor dat huishouden bepaalde inkomensgrens een woning toewijzen met een huurprijs hoger dan de laagste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder a van de Wet op de huurtoeslag en lager dan of gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag.

  • b.

    Met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte kunnen burgemeester en wethouders aan een huishouden met een inkomen lager dan de in lid 5 van dit artikel voor dat huishouden bepaalde inkomensgrens een woning toewijzen met een huurprijs hoger dan de hoogste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder b van de Wet op de huurtoeslag en lager dan of gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag.

  • a.

    Met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte kunnen burgemeester en wethouders woonruimten als bedoeld in lid 2 van dit artikel aan een huishouden met een inkomen als bedoeld in lid 1 van dit artikel voor dat huishouden bepaalde inkomensgrens bij voorrang een woning toewijzen waarvan de huurprijs ligt beneden een nader te bepalen huurgrens die hoger is dan de kwaliteitskortingsgrens genoemd in artikel 20, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag en een nader overeen te komen huurprijs die lager dan of gelijk is aan de laagste aftoppingsgrens als bedoeld in artikel 20, tweede lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

    • b. Met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte kunnen burgemeester en wethouders woonruimten als bedoeld in lid 3 van dit artikel aan een huishouden met een inkomen als bedoeld in lid 1 van dit artikel voor dat huishouden bepaalde inkomensgrens bij voorrang een woning toewijzen waarvan de huurprijs ligt beneden een nader te bepalen huurgrens die hoger is dan de kwaliteitskortingsgrens genoemd in artikel 20, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag en lager dan of gelijk aan de hoogste aftoppingsgrens als bedoeld in artikel 20, tweede lid onder b van de Wet op de huurtoeslag.

      • 8.

        Burgemeester en wethouders kunnen, als zich voor een woonruimte geen kandidaten gemeld hebben die voldoen aan het bepaalde in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel deze woonruimte passend achten voor woningzoekende huishoudens die een inkomen hebben dat hoger is dan de inkomensgrenzen die voor deze woonruimte gelden op grond van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel.

artikel 10 verhouding inkomen - koopprijs

Een nieuwbouw-koopwoning met een koopprijs tot € 75.781,30 wordt passend geacht indien het inkomen van het huishouden niet meer bedraagt dan 12 x 7 x de huurprijsgrens en indien het hoogste persoonlijke inkomen in het huishouden niet meer bedraagt dan € 26.464,46.

artikel 11 bestemmingscriteria
  • 1. Huurwoningen worden onderscheiden in ééngezinswoningen en woningen van het overig type. Binnen deze categorieën worden in ieder geval onderscheiden de aangepaste/aanpasbaar gebouwde woningen.

  • 2. Een ééngezinswoning wordt bij voorrang passend geacht indien:

    • a.

      tot het huishouden één of meer kinderen behoren, of

    • b.

      het huishouden op het moment van voorgenomen woningtoewijzing minimaal 5 jaar zelfstandig en onafgebroken in Bodegraven of een regiogemeente woonachtig is en ten minste één der leden van het huishouden 30 jaar of ouder is.

  • 3. Een aangepaste c.q. aanpasbaar gebouwde woning wordt passend geacht voor woningzoekenden die daarop op medische gronden zijn aangewezen, blijkend uit een advies van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Midden-Holland te Gouda.

  • 4. Een woning van het overig type wordt voor alle woningzoekenden passend geacht, voorzover dit niet op medische of sociale gronden is uitgesloten.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen woningen nader onderscheiden en zij kunnen daarop afgestemde bestemmingscriteria, alsmede van deze paragraaf afwijkende passendheidscriteria, vaststellen.

Paragraaf II.4 Registratie van en woningaanbieding aan woningzoekenden met urgentie
artikel 12 registratie

Burgemeester en wethouders houden een register bij van woningzoekenden met een urgentieverklaring.

artikel 13 urgentieverklaring
  • 1. Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 12 te verstrekken.

  • 2. a. Een urgentieverklaring kan door burgemeester en wethouders slechts worden verstrekt aan:

  • 1. woningzoekenden die voldoen aan de criteria die gehanteerd worden bij de beoordeling van verzoeken tot afgifte van een urgentieverklaring. Deze criteria zijn opgenomen in Bijlage A van deze verordening;

  • 2. woningzoekenden die een economische of maatschappelijke binding hebben aan de gemeente;

  • 3. woningzoekenden die voldoen aan de toelatingseisen als bedoeld in paragraaf II.2 en die voor het voorzien in de dringend noodzakelijke behoefte aan woonruimte uitsluitend aangewezen kunnen worden geacht op de gemeente waarin de urgentieverklaring wordt aangevraagd.

    • b.

      De urgentieverklaring geldt slechts in de gemeente waar zij is verstrekt en houdt in: de erkenning dat voorrang voor verhuizing van de woningzoekende dringend noodzakelijk is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig lid 3, sub a, (andere) woonruimte toewijzen.

  • 3. Indien lid 2 van toepassing is, houdt de urgentieverklaring tevens in:

    • a.

      de toezegging dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van 12 maanden, één passende huurwoning aangeboden wordt met inachtneming van het bepaalde in paragraaf II.3, tenzij dit gelet op het beschikbare woningaanbod feitelijk onmogelijk is en alsdan zodra dit wel mogelijk is;

    • b.

      de mededeling dat de inschrijving in het register van woningzoekenden als bedoeld in artikel 12 wordt doorgehaald, indien van de in dit lid sub a. bedoelde aanbieding geen gebruik wordt gemaakt.

artikel 14 adviesorganen

Burgemeester en wethouders kunnen beslissen zich te laten adviseren door een externe instantie omtrent de in Bijlage A genoemde criteria voor afgifte van een urgentieverklaring.

artikel 15 bewijs van registratie

Op het bewijs van registratie als woningzoekende met een

urgentieverklaring worden ten minste de volgende gegevens vermeld:

  • a.

    de datum van afgifte van het bewijs van registratie. Vanaf die datum loopt de in artikel 13, lid 3, sub a. bedoelde termijn;

  • b.

    de reden waarom de woningzoekende als woningzoekende met urgentieverklaring wordt aangemerkt;

  • c.

    de passendheidscriteria die bij aanbieding van woonruimte in acht genomen worden;

  • d.

    de gevallen waarin het bewijs van registratie zijn geldigheid verliest.

artikel 16 vervallenverklaring registratie

Het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentieverklaring verliest zijn geldigheid, indien:

  • a.

    een aanbieding van woonruimte is geaccepteerd;

  • b.

    één passende aanbieding is geweigerd;

  • c.

    blijkt dat de woningzoekende niet (meer) voldoet aan de toelatingscriteria als bedoeld in paragraaf II.2;

  • d.

    blijkt dat de woningzoekende niet (meer) voldoet aan de criteria voor een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 13.

paragraaf II.5 Wijze van aanbieding/toewijzing
artikel 17 lokale volgordebepaling (vergunningplichtige woningen)
  • 1. Algemeen

    • a.

      gedurende een periode van maximaal 4 weken vanaf de datum waarop een vergunningplichtige woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, is voor regio-gemeenten zonder regionale opvangtaak, in afwijking van het bepaalde in artikel 18, het onderstaande van toepassing;

    • b.

      voor alle ter beschikking gekomen vergunningplichtige huurwoningen die niet worden bestemd voor woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 12, vindt de kandidaatselectie plaats op de in lid 3 beschreven wijze.

  • 2. Publicatie woningaanbod

    • a.

      het ter beschikking komen van vergunningplichtige huurwoningen als bedoeld in het vorige lid, alsmede van vergunningplichtige koopwoningen als bedoeld in lid 4, wordt door de eigenaren van deze woningen publiekelijk bekendgemaakt;

    • b.

      woningzoekenden worden tevens in de gelegenheid gesteld op hun verzoek, om niet of tegen een redelijke vergoeding, op andere wijze kennis te nemen van het beschikbare woningaanbod;

    • c.

      woningzoekenden worden in de gelegenheid gesteld binnen een redelijke termijn op een redelijk aantal aanbiedingen van woningen te reageren. Daarbij dienen de voor de beoordeling van de toelating, passendheid en volgorde noodzakelijke gegevens door de woningzoekende te worden verstrekt.

  • 3. Volgordebepaling huurwoningen

    • a.

      een woningzoekende die op de publicatie als bedoeld in het vorige lid heeft gereageerd, die voldoet aan de gestelde toelatings- en passendheidscriteria en die van de reagerende woningzoekenden de hoogste BL-score heeft, wordt in de gelegenheid gesteld binnen één week na ontvangst van het formulier als bedoeld in artikel 19, lid 1, een aanvraag voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in paragraaf II.6, in te dienen;

    • b.

      indien bij de volgordebepaling sub a. blijkt dat bepaalde (doel)groepen van woningzoekenden in onvoldoende mate voor een huisvestingsvergunning in aanmerking komen en/of de doorstroming in onvoldoende mate wordt gerealiseerd, kunnen door burgemeester en wethouders bij de per publicatie aangeboden woningen, aanvullende en zonodig aangepaste criteria worden gesteld;

    • c.

      burgemeester en wethouders kunnen bijzondere voorrang toekennen aan woningzoekenden die vergunningplichtige woonruimte in de gemeente Bodegraven vrijmaken waaraan bijzondere behoefte bestaat;

    • d.

      per woning wordt achteraf het aantal ontvangen reacties periodiek en publiekelijk bekendgemaakt, alsmede de BL-score van degene aan wie een huisvestingsvergunning voor de betreffende woning is verstrekt. Indien er sprake is van doorstroomvoorrang als bedoeld sub b., wordt dit in de publicatie vermeld.

  • 4. Volgordebepaling vergunningplichtige nieuwbouw-koopwoningen

    • a.

      een woningzoekende die op de publicatie als bedoeld in lid 2 heeft gereageerd, die voldoet aan de gestelde toelatings- en passendheidscriteria en die van de reagerende woningzoekenden de hoogste BL-score heeft, wordt in de gelegenheid gesteld binnen één week na ontvangst van het formulier als bedoeld in artikel 19, lid 1, een aanvraag voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in paragraaf II.6 in te dienen;

    • b.

      in afwijking van het gestelde sub a. wordt (in volgorde van 1 t/m 3) bijzondere voorrang toegekend aan woningzoekenden die in de gemeente Bodegraven:

  • 1. een vergunningplichtige huurwoning vrijmaken met een huurprijs per maand lager of gelijk aan de hoogste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder b van de Wet op de huurtoeslag;

  • 2. een vergunningplichtige huurwoning vrijmaken met een huurprijs per maand hoger dan de hoogste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder b van de Wet op de huurtoeslag en lager dan of gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag;

  • 3. vervallen.

    • c.

      indien meerdere woningzoekenden voldoen aan de achtereenvolgens sub b.1., b.2. en b.3. bepaalde volgorde voor voorrang, is de BL-score bepalend voor de volgorde waarop zij in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning;

    • d.

      burgemeester en wethouders kunnen (delen van) nieuwbouwprojecten van vergunningplichtige koopwoningen bestemmen voor woningzoekenden die niet beschikken over zelfstandige woonruimte (starters);

    • e.

      indien bij de volgordebepaling sub a. blijkt dat bepaalde groepen woningzoekenden in onvoldoende mate voor een huisvestingsvergunning in aanmerking komen en/of de doorstroming als bedoeld onder b. in onvoldoende mate wordt gerealiseerd, kunnen door burgemeester en wethouders bij de per publicatie aangeboden woningen, aanvullende en zonodig aangepaste criteria worden gesteld;

    • f.

      per woning of per project wordt achteraf het aantal ontvangen reacties publiekelijk bekendgemaakt, alsmede de BL-score van degene(n) aan wie een huisvestingsvergunning voor de betreffende woning(en) is verstrekt. Indien er sprake is van doorstroomvoorrang als bedoeld sub b., wordt dit in de publicatie vermeld.

artikel 18 regionale volgordebepaling

1.Algemeen

Voor alle ter beschikking gekomen vergunningplichtige huurwoningen, die niet worden bestemd voor woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 12 en die niet (meer) worden aangeboden op de wijze als bedoeld in artikel 17, vindt de kandidaatselectie plaats op de in de volgende leden beschreven wijze.

  • 2.

    Publicatie woningaanbod

    • a.

      ter beschikking gekomen vergunningplichtige huurwoningen als bedoeld in het vorige lid, alsmede vergunningplichtige koopwoningen als bedoeld in lid 4, worden door de eigenaren van deze woningen publiekelijk bekend-gemaakt;

    • b.

      woningzoekenden worden tevens in de gelegenheid gesteld op hun verzoek, om niet of tegen een redelijke vergoeding, op andere wijze kennis te nemen van het beschikbare woningaanbod;

    • c.

      woningzoekenden worden in de gelegenheid gesteld binnen een redelijke termijn op een redelijk aantal aanbiedingen van woningen te reageren. Daarbij dienen de voor de beoordeling van de toelating, passendheid en volgorde (als bedoeld in het volgende lid) noodzakelijke gegevens door de woningzoekende te worden verstrekt.

  • 3.

    Volgordebepaling huurwoningen

    • a.

      een woningzoekende die op de publicatie als bedoeld in het vorige lid heeft gereageerd, die voldoet aan de gestelde toelatings- en passendheidscriteria en die van de reagerende woningzoekenden de hoogste BL-score heeft, wordt in de gelegenheid gesteld binnen één week na ontvangst van het formulier als bedoeld in artikel 19, lid 1, een aanvraag voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in paragraaf II.6, in te dienen;

    • b.

      indien bij de volgordebepaling sub a. blijkt dat bepaalde (doel)groepen van woningzoekenden in onvoldoende mate voor een huisvestingsvergunning in aanmerking komen en/of de doorstroming in onvoldoende mate wordt gerealiseerd, kunnen door burgemeester en wethouders bij de per publicatie aangeboden woningen, aanvullende en zonodig aangepaste criteria worden gesteld;

    • c.

      burgemeester en wethouders kunnen bijzondere voorrang toekennen aan woningzoekenden die vergunningplichtige woonruimte in de opvanggemeente vrijmaken waaraan bijzondere behoefte bestaat;

    • d.

      per woning wordt achteraf het aantal ontvangen reacties periodiek en publiekelijk bekendgemaakt, alsmede de BL-score van degene aan wie een huisvestingsvergunning voor de betreffende woning is verstrekt. Indien er sprake is van "doorstroomvoorrang" als bedoeld sub b., wordt dit in de publicatie vermeld.

  • 4.

    Volgordebepaling koopwoningen

    • a.

      Voor nieuwbouw-koopwoningen is de onderstaande volgordebepaling van toepassing. Voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die een vergunningplichtige huurwoning met een huurprijs per maand tot de hoogste aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid onder b van de Wet op de huurtoeslag in de opvanggemeente vrijmaken. Daarna komen de overige woningzoekenden die aan de criteria voor toelating en passendheid voldoen, in aanmerking. De onderlinge volgorde wordt vastgesteld aan de hand van bewoningsduur- of leeftijdscore;

    • b.

      Nadat burgemeester en wethouders hebben vastgesteld dat voor een vergunningplichtige woning geen woningzoekenden (meer) zijn die aan de criteria voor toelating en passendheid voldoen, kunnen alle overige woningzoekenden in aanmerking komen. De onderlinge volgorde wordt vastgesteld aan de hand van bewoningsduur of leeftijdscore;

    • c.

      Burgemeester en wethouders kunnen per project nieuwbouw-koopwoningen bepalen dat een minimum aantal woningen beschikbaar dient te zijn voor de "overige woningzoekenden" als bedoeld onder a.;

    • d.

      Voor de overige (niet-nieuwbouw) koopwoningen zijn alleen de toelatingscriteria uit paragraaf II.2 van toepassing.

Paragraaf II.6 Huisvestingsvergunning
artikel 19 aanvragen van een huisvestingsvergunning
  • 1.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning geschiedt middels het indienen van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen, door de aanvrager in te vullen en binnen één week na de datum van ontvangst te retourneren formulier.

  • 2.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning bevat ten minste:

    • a.

      voor een vergunningplichtige huurwoning:

  • 1.

    gegevens over de woonruimte en (het huishouden van) de aanvrager;

  • 2.

    bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van de aanvrager (en, indien van toepassing, het inkomen van de partner) kan worden vastgesteld;

  • 3.

    behoudens de gevallen als bedoeld in artikel 23, lid 3, van de wet (medehuurderschap): een verklaring van de verhuurder, waaruit blijkt dat deze bereid is de woning aan de aanvrager te verhuren;

    • b.

      voor een nieuw te bouwen sociale koopwoning:

  • 1.

    gegevens over de woonruimte en (het huishouden van) de aanvrager;

  • 2.

    bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van de aanvrager (en, indien van toepassing, het inkomen van de partner) kan worden vastgesteld;

  • 3.

    een afschrift van de koopovereenkomst, danwel een daarmee gelijk te stellen verklaring;

    • c.

      voor overige vergunningplichtige koopwoningen:

  • 1.

    gegevens over de woonruimte en (het huishouden van) de aanvrager;

  • 2.

    een afschrift van de koopovereenkomst, danwel een daarmee gelijk te stellen verklaring.

Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders bescheiden verlangen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de aanvrager voldoet aan de criteria als bedoeld in de paragrafen II.2. (toelating) en II.3 (passendheid) en criteria als bedoeld in artikel 17, lid 3, sub b., artikel 17, lid 4, sub b., artikel 18, lid 3, sub b. en artikel 18, lid 4, sub a. (voorrang voor doorstromers).

  • 3.

    Indien de aanvraag op één of meerdere punten onvolledig is, wordt de aanvraag geretourneerd en stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid binnen één week na de verzenddatum van de retourzending een volledige aanvraag in te dienen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk binnen 2 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning weigeren, indien niet voldaan wordt aan de gestelde bepalingen ten aanzien van het tijdig indienen van de gegevens als bepaald in de leden 1 en/of 3.

  • 6.

    De beslissing op de aanvraag wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de aanvrager. Een weigering wordt met redenen omkleed.

  • 7.

    Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders:

    • a.

      aan wie de vergunning wordt verleend, alsmede het aantal personen dat de betreffende woonruimte zal betrekken;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de termijn waarbinnen van de vergunning gebruik moet zijn gemaakt.

artikel 20 criteria voor vergunningverlening
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf II.3 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

    • c.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt voldoet aan de urgentiecriteria als bedoeld in de paragrafen II.4 of II.5.

  • 2. Het in het vorige lid sub c. bepaalde blijft buiten toepassing indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 9 van het besluit (o.a. medehuurderschap en voorgenomen woningruil).

artikel 21 vruchteloze aanbieding
  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 20 verlenen burgemeester en wethouders de huisvestingsvergunning altijd, indien de woonruimte door de eigenaar, overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure, gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 20, lid 1, voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2. De eigenaar dient de vergunningplichtige woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn ten minste éénmaal door middel van publicatie als bedoeld in artikel 18 (regionale aanbieding) te hebben aangeboden.

  • 3. De publicatie als bedoeld in lid 2 bevat in ieder geval:

    • a.

      het adres van de woonruimte, met vermelding van woningtype, aantal kamers en ligging;

    • b.

      de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;

    • c.

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 20, voorrang genieten;

      De in lid 1 genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste publicatie die voldoet aan het hier bepaalde, dan wel op de datum van de eerste aanbieding van de woonruimte als bedoeld in de paragrafen II.4 of II.5.

      De in lid 1 genoemde termijn is niet van toepassing op de in artikel 18, lid 4 onder b genoemde overige woningzoekenden.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen voor het bevorderen van een rechtvaardige en doelmatige verdeling van nieuwbouw-koopwoningen afwijken van de in lid 1 genoemde termijn.

artikel 22 intrekking huisvestingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf II.7 Leegmelding en voordracht
artikel 23 algemeen

Het bepaalde in deze paragraaf is alleen van toepassing op eigenaren van woonruimte, waarmee burgemeester en wethouders geen overeenkomst als bedoeld in artikel 32 hebben gesloten.

artikel 24 melding van ter beschikking komen
  • 1. De eigenaar van een woonruimte aangewezen in artikel 2, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:

    • a.

      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd;

    • b.

      de woonruimte is ontruimd;

    • c.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts voor korte tijd het geval is;

    • d.

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur is.

artikel 25 voordracht
  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van ter beschikking gekomen vergunningplichtige woonruimte, een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangewezen woningzoekende doen.

  • 2. Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden die zijn opgenomen in het register van woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 12.

  • 3. a. binnen één week nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld, zenden burgemeester en wethouders aan de eigenaar een voordracht van ten hoogste vier woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Burgemeester en wethouders stellen de betreffende woningzoekende(n) schriftelijk van de voordracht in kennis;

    • b.

      binnen vier weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen in de volgorde waarin deze op de voordracht zijn geplaatst en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst is afgesloten.

Paragraaf II.8 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen
artikel 26 toelating woonwagenstandplaatsen

In afwijking van het bepaalde in artikel 20 wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de standplaatszoekende behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

  • b.

    de standplaatszoekende kan aantonen dat hij is gerechtigd om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen;

  • c.

    de standplaatszoekende beschikt over een voor de betreffende standplaats geschikte woonwagen;

  • d.

    de standplaatszoekende komt voor een standplaats in aanmerking overeenkomstig de in artikel 28 opgenomen volgordebepaling.

artikel 27 wijze van aanbieding woonwagenstandplaatsen
  • 1. Burgemeester en wethouders maken het beschikbaar zijn of komen van een standplaats bekend door middel van publicatie als bedoeld in artikel 17;

  • 2. Standplaatszoekenden worden tevens in de gelegenheid gesteld om op hun verzoek, om niet of tegen een redelijke vergoeding van de kosten, op andere wijze kennis te nemen van het beschikbaar zijn of komen van standplaatsen.

artikel 28 volgordebepaling voor een woonwagenstandplaats
  • 1. Indien meerdere standplaatszoekenden reageren op de bekendmaking als bedoeld in artikel 27 en voldoen aan het bepaalde in artikel 26, komen zij volgens de onderstaande volgorde in aanmerking voor een door burgemeester en wethouders te verstrekken huisvestingsvergunning. Indien er meerdere gegadigden binnen dezelfde prioriteit zijn, krijgt van hen de oudste in leeftijd voorrang.

    De standplaatszoekende:

    • a.

      woont op een woonwagenlocatie in deze gemeente die dient te worden opgeheven of verkleind en is in het bezit van een ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet;

    • b.

      is ingezetene van deze gemeente en heeft familie in de eerste of tweede graad die woonachtig is op de woonwagenlocatie;

    • c.

      woont op een woonwagenlocatie in een andere regio-gemeente die dient te worden opgeheven of verkleind en is in het bezit van een ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet;

    • d.

      is ingezetene van deze gemeente;

    • e.

      is ingezetene van een andere regio-gemeente en heeft familie in de eerste of de tweede graad die woonachtig is op de woonwagenlocatie;

    • f.

      is ingezetene van een andere regio-gemeente;

    • g.

      heeft een economische binding aan deze gemeente;

    • h.

      heeft een economische binding aan een andere regio-gemeente;

    • i.

      heeft een maatschappelijke binding aan deze gemeente;

    • j.

      heeft een maatschappelijke binding aan een andere regio-gemeente;

    • k.

      heeft een aantoonbaar belang zich in de regio te vestigen;

    • l.

      heeft geen aantoonbaar belang zich in de regio te vestigen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, in gevallen waarin de toepassing van het bepaalde in lid 1 naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt of uit het oogpunt van medische of sociale indicatie, ten gunste van de belanghebbende standplaatszoekende van deze volgordebepaling afwijken.

artikel 29 vervallenverklaring huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats

De huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats vervalt:

  • a.

    één maand nadat de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de vergunning geen gebruik meer te willen maken;

  • b.

    onmiddellijk nadat de huurovereenkomst voor de standplaats is beëindigd en de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten;

  • c.

    onmiddellijk nadat de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten, voor zover de betreffende standplaats niet ingevolge een huurovereenkomst door de vergunninghouder werd ingenomen.

artikel 30 intrekking huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning voor het innemen van een standplaats intrekken indien:

  • a.

    de vergunninghouder niet binnen twee weken na afgifte van de vergunning de standplaats inneemt;

  • b.

    de vergunninghouder handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze verordening, de voor de standplaats verstrekte huisvestingsvergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften.

artikel 31 ligplaatsen voor woonschepen
  • 1. Burgemeester en wethouders houden op grond van artikel 8 Woonschepenverordening een register bij van ligplaats zoekenden.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 20 wordt de huisvestingsvergunning voor een ligplaats voor een woonschip verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de ligplaats is op grond van de Woonschepenverordening 1997 als zodanig aangewezen;

    • b.

      de ligplaats zoekende behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • c.

      vervallen

  • 3. De paragrafen II.3 (passendheid) en II.4 (urgentie) blijven met betrekking tot ligplaats zoekenden buiten beschouwing.

Paragraaf II.9 Organisatie en bevoegdheden
artikel 32 overeenkomsten
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten (convenanten) sluiten ter uitvoering van (benoemde delen van) deze verordening.

    De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in voldoende mate bekend gemaakt aan de ingezetenen van de gemeente en aan andere belanghebbenden;

  • 2. Op grond van lid 1 is d.d. 25 oktober 1995 een convenant gesloten met Woningstichting Bodegraven, dat als zodanig wordt toegevoegd aan deze verordening.

Hoofdstuk III Verdere bepalingen

artikel 33 hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

artikel 34 strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in de artikelen 2,sub a. en b. en 24, lid 1, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

artikel 35 handhaving
  • 1. Met het toezicht op naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 34 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid bedoelde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 76, 77 en 78 van de wet.

artikel 36 restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbend op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

artikel 37 overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

artikel 38 verslaglegging
  • 1. Toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet en eigenaren van meer dan 5 woonruimten zijn verplicht jaarlijks aan de gemeenteraad verslag uit te brengen over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de bepalingen in deze verordening.

    Onderdeel van deze verslaglegging kan uitmaken de wijze waarop zorggedragen is voor de huisvesting van bepaalde categorieën woningzoekenden;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop het in het eerste lid genoemde verslag moet zijn ingedeeld.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

artikel 39 overgangsregeling
  • 1. Tot 1 juli 1996 is een overgangsregeling als bepaald in de volgende leden van toepassing;

  • 2. Woningzoekenden die vóór 1 juli 1994 stonden ingeschreven als woning-zoekende bij de afdeling huisvesting van de gemeente Bodegraven, kunnen, wanneer zij vóór 1 juli 1996 reageren op een per publicatie aangeboden woning, extra punten toegevoegd krijgen aan hun BL-score;

  • 3. De toevoeging van extra punten als bedoeld in het vorige lid bedraagt voor elke volle maand van inschrijving (of gedeelte daarvan) één punt;

  • 4. Alle woningzoekenden als bedoeld in het tweede lid ontvangen binnen 2 weken na inwerkingtreding van de huisvestingsverordening 1996 éénmalig een schriftelijke toekenning ter bevestiging van het in het derde lid 3 bepaalde;

  • 5. De woningzoekende die vóór 1 juli 1996 reageert op een per publicatie aangeboden woning in deze gemeente, zendt bij elke reactie een afschrift van de in het vierde lid bedoelde toekenning mee.

  • 6. De toekenning van extra punten als bedoeld in de vorige leden vervalt met directe ingang en voor de resterende duur van de overgangsregeling, indien de woningzoekende:

    • -

      in de gelegenheid wordt gesteld een huisvestingsvergunning aan te vragen en van die mogelijkheid geen gebruik maakt, of

    • -

      geen gebruik maakt van een verleende huisvestingsvergunning.

artikel 40 citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Huisvestingsverordening 1996 van de gemeente Bodegraven'.

artikel 41 inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van afkondiging.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de huisvestingsverordening 1994 (laatstelijk gewijzigd d.d. 21-12-1995).

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad d.d. 25 april 1996,

Burgemeester en wethouders van Bodegraven,

de secretaris, de voorzitter,

wg. H.K. Wimmers, loco drs. A.W.M. Brugman

Bijlage A bij huisvestingsverordening 1996 gemeente Bodegraven

NORMERING URGENTIEVERKLARINGEN

Algemeen

Het algemeen geldende uitgangspunt is dat elke woningzoekende die aan de toelatingscriteria van paragraaf II.2 van de huisvestingsverordening voldoet, op het gepubliceerde woningaanbod kan reageren. Mits de woning passend is, komt de woningzoekende in aanmerking in volgorde van BL-score.

Daarnaast bestaat een extra mogelijkheid voor woningzoekenden met een urgentieverklaring. Aan hen wordt, zo mogelijk binnen 12 maanden, één passende huurwoning aangeboden.

Een urgentieverklaring wordt afgegeven indien er sprake is van een bijzondere (nood)situatie, waardoor het betrekken van (andere) woonruimte binnen de genoemde termijn van 12 maanden (dringend) noodzakelijk wordt geacht.

Hierbij worden de volgende algemene uitgangspunten en voorwaarden gehanteerd:

  • 1.

    Er wordt alleen een urgentieverklaring verstrekt indien er sprake is van een bijzondere (nood)situatie, niet wanneer een dergelijke situatie dreigt te ontstaan; dus geen preventieve verstrekking van een urgentieverklaring.

  • 2.

    Het verstrekken van een urgentieverklaring dient verdedigbaar te zijn ten opzichte van andere woningzoekenden.

  • 3.

    De individuele situatie is uitgangspunt voor de beoordeling van het verzoek om een urgentieverklaring.

  • 4.

    Er wordt slechts een urgentieverklaring verstrekt wanneer de woningzoekende niet zelf binnen een termijn van 12 maanden een woning kan krijgen middels het gepubliceerde woningaanbod of op andere wijze.

  • 5.

    Een urgentieverklaring geldt alleen voor een geïndiceerd woningtype waarmee het probleem dat aan de urgentie ten grondslag ligt wordt opgelost en is er niet op gericht voorrang te verlenen in de wooncarrière.

  • 6.

    Een urgentieverklaring wordt niet verstrekt indien de woningzoekende voor het oplossen van de noodsituatie niet expliciet is aangewezen op zelfstandige woonruimte.

  • 7.

    Een urgentieverklaring wordt slechts verstrekt aan:

    • a.

      woningzoekenden met een maatschappelijke of economische binding aan de gemeente Bodegraven;

    • b.

      woningzoekenden die voldoen aan de toelatingseisen als bedoeld in paragraaf II.2 van de huisvestingsverordening en die voor het voorzien in de dringend noodzakelijke behoefte aan woonruimte uitsluitend aangewezen kunnen worden geacht op de gemeente Bodegraven.

Criteria

Een woningzoekende komt voor een urgentieverklaring in aanmerking indien aan één of meer van de onderstaande criteria wordt voldaan. Per criterium moet bovendien worden voldaan aan alle genoemde en van toepassing zijnde voorwaarden.

A. Medische gronden

Voorwaarde:

Er moet sprake zijn van een medische problematiek, die verband houdt met de huidige woonruimte.

(Dit wordt in opdracht van burgemeester en wethouders beoordeeld door de GGD te Gouda, waarbij, indien van toepassing, afstemming plaats vindt met advisering in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten.

De beoordeling van de GGD leidt tot een advies aan burgemeester en wethouders, die een beslissing nemen.

Onderdeel van het advies van de GGD kan zijn dat een bepaald woningtype wordt geadviseerd. De urgentieverklaring geldt slechts voor het geadviseerde woningtype).

B. Gedwongen verlaten van de woning bij calamiteit

Voorwaarde:

Er is sprake van een calamiteit na een brand of een andere vergelijkbare gebeurtenis, waardoor de aanvrager acuut dakloos is geworden, en de woonruimte is niet binnen 3 maanden weer voor bewoning geschikt te maken.

C. Onbewoonbaarheid van de woonruimte

Voorwaarden:

  • 1.

    er moet sprake zijn van een huishouden dat ten minste één jaar zelfstandig en onafgebroken op het betreffende adres woonachtig is (blijkend uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens);

  • 2.

    de woonruimte is formeel onbewoonbaar verklaard op grond van artikel 29 van de Woningwet.

D. Woonlasten

Voorwaarden:

  • 1.

    er moet sprake zijn van een huishouden dat beschikt over zelfstandige woonruimte en dat ten minste gedurende één jaar onafgebroken op het betreffende adres woonachtig is (blijkend uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens);

  • 2.

    er is door burgemeester en wethouders een woonkostentoeslag op grond van de nABW toegekend met een verhuisverplichting;

  • 3.

    indien het huishouden door eigen verwijtbaar handelen in de situatie van te hoge woonlasten is terechtgekomen, wordt geen urgentieverklaring verstrekt.

E. Echtscheiding/beëindiging samenwoning, in combinatie met het hebben van minderjarige kinderen

Voorwaarden:

  • 1.

    het huishouden dient aan burgemeester en wethouders de bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat van echtscheiding sprake is of dat de echtschei-dingsprocedure aanhangig is gemaakt, respectievelijk dat van verbreking van samenwoning sprake is, en dat als gevolg daarvan de woonruimte verlaten moet worden;

  • 2.

    het verzoek om een urgentieverklaring dient binnen drie maanden na de feitelijke echtscheiding/beëindiging samenwoning te zijn ingediend;

  • 3.

    tot het huishouden als bedoeld onder 1 moeten één of meer minderjarige kinderen van de aanvrager van de urgentieverklaring behoren;

  • 4.

    wanneer sprake is van zwangerschap van tenminste drie maanden, wordt het ongeboren kind aangemerkt als minderjarig kind. In dit geval dient het origineel van een door een bevoegd deskundige opgestelde zwangerschapsverklaring te worden overgelegd;

  • 5.

    wanneer de ouders na echtscheiding of beëindiging samenwoning de zorg en opvoeding van de kinderen delen (co-ouderschap) en één van de ouders blijft in de (echtelijke) woning achter, wordt geen urgentieverklaring verstrekt;

  • 6.

    de woningzoekende die de urgentieverklaring aanvraagt, moet aantonen dat redelijkerwijs van hem of haar niet kan worden gevraagd dat de (echtelijke) woonruimte wordt opgeëist. Zwaarwegende argumenten om de woning niet op te eisen, zijn: hoge woonlasten of levensbedreiging (door de ex-partner). In alle andere gevallen wordt de eis gesteld dat degene die de zorg draagt voor de kinderen, de woonruimte opeist. Wanneer het opeisen geen resultaat oplevert, kan alsnog een urgentieverklaring worden verstrekt.

F. Geweld of bedreiging

Voorwaarden:

  • 1.

    er moet sprake zijn van zeer ernstige overlast in de vorm van geweld of reële bedreiging, waarvan het gevolg is dat het huishouden niet langer in de woonruimte kan blijven wonen;

    • b.

      het geweld of de bedreiging moet aantoonbaar zijn, zo mogelijk door een verklaring van de politie.

G. Bijzondere groepen

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de commissie, in afwijking van A tot en met F, bijzondere groepen aanwijzen die in aanmerking komen voor een urgentie-verklaring.

Hieronder kunnen gerekend worden:

  • -

    statushouders, die in opdracht van het rijk binnen een geïndiceerde termijn gehuisvest dienen te worden;

  • -

    huishoudens die op grond van stadsvernieuwing geherhuisvest moeten worden.