Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Liesveld

Huisvestingsverordening gemeente Liesveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Liesveld
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening gemeente Liesveld
CiteertitelHuisvestingsverordening 1994 van de gemeente Liesveld
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp08-1539

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art. 149 Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-07-199501-07-2012Onbekend

27-06-1995

Onbekend

geen

Tekst van de regeling

HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE LIESVELD

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • b.

    BL-score: bewonersduurscore en leeftijdscore: een getal gelijke

aan het aantal volledige maanden dat het huishouden ononderbroken (blijkende uit het bevolkingsregister) woonachtig is in de huidige zelfstandige woonruimte, respectievelijk een getal gelijk aan het aantal volledige maanden dat de leeftijd van (de hoofdaanvrager van) het huishouden dat niet (meer) beschikt over zelfstandige woonruimte, de 18 overtreft;

  • c.

    Economische binding: de binding van een persoon aan de regio c.q. de gemeente, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio c/q de gemeente te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elke geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit de regio c.q. de gemeente;

  • d.

    Eigenaar: het daaromtrent in artikel 1 lid van de Wet bepaalde;

  • e.

    Eengezinswoning:een gebouw dat uitsluitend bestaat uit een woning;

  • f.

    Huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • g.

    Huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • h.

    Huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte; uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats van een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand (artikel 1 sub1f van de wet);

  • i.

    Huurprijsgrens: de grens als bedoeld in artikel 2 sub c van deze verordening;

  • j.

    Ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente/één der gemeenten in de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is opgenomen, en feitelijk in de gemeente/de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • k.

    Inkomen: het daaromtrent in artikel 7 j° 8 lid 3 en 4 van het besluit bepaalde;

  • l.

    Inwoning: het bewonen van een ruimte die onderdeel uitmaakt van een door een ander huishouden in gebruik genomen woonruimte;

  • m.

    Koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijke is of zal worden betaald (artikel 1 sub 1g van de wet);

  • n.

    Koopprijsgrens:de grens als bedoeld in artikel 2 sub d van deze verordening;

  • o.

    Maatschappelijkebinding:de binding van een persoon aan de regio c.q. de gemeente, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de regio c.q. de gemeente te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van de regio c.q. de gemeente;

  • p.

    Onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • q.

    Regio: regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden: het grondgebied van de gemeenten Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Liesveld, Nieuw-Lekkerland en Zederik;

  • r.

    Regionale opvangemeente:een gemeente in de regio met een opvangtaak ten behoeve van woningzoekenden uit andere regiogemeenten zoals die opvanggemeente is aangegeven in het streekplan Zuid-Holland Oost;

  • s.

    Standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98), of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • t.

    Urgentieverklaring: de urgentieverklaring als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van deze verordening;

  • u.

    Vergunningplichtige woonruimte: een woning voor het in gebruik nemen waarvan een huisvestingsvergunning op grond van deze verordening verplicht is gesteld;

  • v.

    Wet: de Huisvestingswet;

  • w.

    Woningzoekende: degene die is ingeschreven in het register vermeld in artikel 18 lid 2.1 sub a van deze verordening;

  • x.

    Woonruimte: een woonruimte met een eigen toegang, geschikt voor bewoning door een huishouden, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte;

  • y.

    Woonwagen:een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet.

  • z.

    Wachttijdscore: de termijn van het onafgebroken ingeschreven staan in het register van woningzoekenden.

HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte

§ 2.1 Werkingsgebied
Artikel 2 Aanwijzing van vergunningplichtige woonruimte
  • a. het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, respectievelijk met een koopprijs beneden de koopprijsgrens, in gebruik te nemen voor bewoning;

  • b. het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning;

  • c. de huurprijsgrens, als bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de maximale huurprijs waarbij nog huursubsidie kan worden verkregen op grond van de Wet Individuele Huursubsidie (Stb. 1990,394);

  • d. de koopprijsgrens, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt op 1 juli 1994 fl.250.000,00.

Artikel 3 Nadere afperking

Onder woonruimten, als bedoeld in artikel 2, worden niet begrepen woonruimten als vermeld in artikel 6 lid 1 van de wet:

  • a.

    woonruimten, bestemd voor inwoning;

  • b.

    woonwagens, als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet 9stb. 1986,98);

  • c.

    woonschepen als bedoeld in de Wet op de woonwagens en woonschepen (Stb. 1918,492);

  • d.

    de bejaardenoorden waarop paragraaf 4 van de Wet op de bejaardenoorden (Stb. 1990,468) van toepassing is.

§ II.2 Toelating
Artikel 4. Algemeen

Huishoudens die niet voldoen aan de in deze paragraaf genoemde voorwaarden komen niet voor een huisvestingsvergunning in aanmerking.

Artikel 5 Meerderjarigheid

Tenminste een der leden van het huishouden dient meerderjarig te zijn.

Artikel 6 Binding
  • 1. Tenminste een der meerderjarig leden van het huishouden:

    • a.

      Is gedurende een periode van minimaal 1 jaar ingezetene van een gemeente in de regio

    • b.

      heeft een economische of maatschappelijke binding aan een gemeente in de regio en is geen ingezetene, of

    • c.

      verkeert in de positie als bedoeld in artikel 5 lid 1 van het besluit.

  • 2. het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit, dan wel indien er sprake is van een vruchteloze aanbieding als bedoeld in artikel 21 van deze verordening.

Artikel 7 Verblijfsstatus

De leden van het huishouden moeten of de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldig verblijfstitel beschikken.

§ II.3 Passendheid
Artikel 8 Bezettingsnormen
  • 1. Een vergunningplichtig huurwoning wordt (bij voorrang) als passend aangemerkt indien de verhouding tussen het aantal personen van het huishouden en het aantal kamers van die woning overeenkomt met de daarvoor, in bijlage 1 van deze verordening opgenomen, normen;

  • 2. Als kamer wordt aangemerkt de woonkamer en elke afzonderslijk slaapkamer van een woning.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de in lid 1 genoemde normen wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen, mits deze wijzigingen terstond ter kennis van de gemeenteraad worden gebracht. Voorts moeten burgemeester en wethouders aan de wijzigingen op de gebruikelijke wijze algemene bekendheid geven.

Artikel 9 Verhouding inkomen – huurprijs
  • 1. Woonruimte met een huurprijs die gelijk is aan of lager is dan fl. 600,00 worden bij voorrang passend geacht voor:

    • a.

      Woningzoekende alleenstaanden die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend nog geen 65 jaar zijn en van wie het laatstelijk voor die vergunningverlening bekende inkomen, ten hoogste fl 35.000,00 per jaar bedraagt;

    • b.

      Woningzoekende alleenstaanden die op 1 januari van het jaar waarin laatstelijk voor die vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie het laatstelijk voor die vergunningverlening bekende inkomen ten hoogste fl 29.000,00 per jaar bedraagt;

    • c.

      Woningzoekende meerpersoonshuishoudens waarvan geen van de leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt veleend 65 jaar of ouder is en van wie de som van het laatstelijk voor die vergunningverlening bekende inkomens ten hoogste fl 46.000,00 per jaar bedraagt;

    • d.

      Woningzoekende meerpersoonshuishoudens waarvan een of meer van de leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie de som van de laatstelijk voor die vergunningverlening bekende inkomst ten hoogste fl 39.000,00 per jaar bedraagt.

  • 2. Woonruimten met een huurprijs hoger dan fl 600,00 maar lager dan of gelijk aan fl 810,00 worden bij voorrang passend geacht voor huishoudens waarvan het inkomen of de som van de inkomens zodanig is dat het te verwachten huursubsidiebedrag niet boven de fiatteringsgrens als bedoeld in de Wet Individuele Huursubsidie zal liggen en waarvan het inkomen of de som van de inkomens, niet meer bedraagt dan maximaal 2 maal het inkomen dat voor de diverse categorieën is aangegeven in lid 1 onder a tot en met d.

  • 3. Woonruimten met een huurprijs hoger dan fl 600,00 maar lager dan de huurprijsgrens worden passend geacht voor huishoudens waarvan het inkomen of de som van de inkomens zodanig is dat het te verwachten huursubsidiebedrag niet boven de fiatteringsgrens als bedoeld in de Wet Individuele Huursubsidie zal liggen;

  • 4. Bij de bepaling van de som als bedoeld in de vorige leden wordt uitgegaan van het laatstelijk voor de vergunningverlening bekende inkomen van elk van de leden van het betrokken meerpersoonshuishouden en blijven de negatieve inkomens en inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen van de huurder die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 26 of jonger zijn, buiten beschouwing.

  • 5. Voor de bepaling van het inkomen als bedoeld in de vorige leden, gelden de volgende uitvoeringsregels:

    • a.

      Als inkomen wordt het laatste belastbaar jaarinkomen gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;

    • b.

      Indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) en/of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto inkomen;

    • c.

      Indien de woningzoekende kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatste bekende inkomen overeenkomstig a en b is verminderd of spoedig zal verminderen, geldt in afwijking van het sub a en b gestelde dat lagere inkomen;

    • d.

      Indien alleen de bewijsstukken van het meest recente bruto inkomen worden gehanteerd, gebruikt het college voor de omrekening van het bruto inkomen naar belastbaar inkomen de systematiek als bepaald in de Wet Individuele Huursubsidie;

    • e.

      Het college kan de woningzoekende vragen een IB60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het opgegeven (huishoudens) inkomen.

  • 6. in afwijking van de in de leden 2 en 3 bepaalde ten aanzien van de fiatteringsgrens, worden de daarin bedoelde woonruimten wel passend geacht indien binnen een redelijke termijn geen andere, beter passende woonruimte voorhanden is, noch dat beter passende woonruimte behouden kan worden.

  • 7. De in lid 1 genoemde bedragen worden zonder nader besluit aangepast aan de wijzigingen die het Rijk aanbrengt op de wijze als bedoeld in artikel 8 lid 4 van het besluit.

  • 8. Het in lid 2 en lid 3 genoemde bedrag van fl 810,00 geldt bij inwerkingtreding van de verordening en wordt zonder nader besluit, docht niet eerder dan met ingang van 1 juli 1995, aangepast overeenkomstig het daarvoor in de plaats door de minister vast te stellen bedrag.

Artikel 10 Bestemmingscriteria
  • 1. Huurwoningen worden onderscheiden in eengezinswoningen en woningen van het overige type. Binnen deze categorieën worden in ieder geval onderscheiden de aangepaste/aanpasbaar gebouwde woningen.

  • 2. Een eengezinswoning kan bij voorrang passend worden geacht indien:

  • a. Tot het huishouden een of meer kinderen behoren, of

  • b. Het huishouden op het moment van de voorgenomen woningtoewijzing in een regiogemeente een vergunningplichtige eengezinswoning vrijgemaakt, of

  • c. Het huishouden op het moment van de voorgenomen woning toewijzing minimaal 5 jaar zelfstandig en onafgebroken in een meergezinswoning in een regiogemeente woonachtig is en tenminste een der leden van het huishouden 30 jaar of ouder is.

  • 3. Een aangepaste c.q. aanpasbaar gebouwde woning wordt passend geacht voor woningzoekenden die daarop op medische gronden zijn aangewezen.

  • 4. Een woning van het overige type kan voor alle woningzoekenden passend worden geacht, voorzover dit niet op medische of sociale gronden is uitgesloten.

  • 5. Woningen zijn nader te onderscheiden volgens het bepaalde in bijlage 2 van deze verordening. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan dit nadere onderscheid wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen en op de nader onderscheiden woningen afgestemde bestemmingscriteria en van deze paragraaf afwijkende passendheidscriteria vast te stellen. Dit onder de voorwaarde dat deze wijzigingen of criteria terstond ter kennis van de gemeenteraad worden gebracht en dat hieraan op de gebruikelijke wijze algemene bekendheid wordt gegeven.

§ II.4 Registratie van een woningaanbieding aan woningzoekende met urgentie
Artikel 11 Registratie

Burgemeester en wethouders houden een register bij van woningzoekenden met een urgentieverklaring.

Artikel 12 Urgentieverklaring
  • 1. Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 11 te verstrekken.

  • 2. a. Een urgentieverklaring kan door burgemeester en wethouders slechts worden verstrekt aan:

    • 1.

      Woningzoekenden die ingezetene zijn van de gemeente, dan wel een economisch of maatschappelijke binding hebben aan de gemeente;

    • 2.

      Woningzoekenden die voldoen aan de toelatingseisen als bedoeld in paragraaf II.2 en die voor het voorzien in de dringend noodzakelijke behoeft aan woonruimte uitsluitend aangewezen kunnen worden geacht op de gemeente waarin de urgentieverklaring wordt aangevraagd.

  • b. De urgentieverklaring geldt slecht in de gemeente waar zij is verstrekt en

    houdt in: de erkenning dat voorrang voor verhuizing van de woningzoekenden de

    erkenning dat voorrang voor verhuizing van de woningzoekende dringend

    noodzakelijk is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig

    lid 3 sub a (andere) woonruimte toewijzen.

  • 3. Indien lid 2 van toepassing is, houdt de urgentieverklaring teven is:

    • a.

      De toezegging dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van 12 maanden een passende aanbieding van woonruimte zal worden gedaan met inachtneming van het bepaalde in paragraaf II.3 tenzij dit gelet o het beschikbare woningaanbod feitelijk onmogelijk is en alsdan zodra dit wel mogelijk is;

    • b.

      De mededeling dat de inschrijving in het register van woningzoekenden met een urgentieverklaring wordt doorgehaald, indien van de in dit lid sub a bedoelde aanbieding geen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 13 Indicatie
  • 1. De urgentieverklaring wordt verstrekt indien er sprake is van een sociale en-of medische indicatie, die wordt bepaald met inachtneming van de vastgestelde, in bijlage 3 van deze verordening opgenomen, sociale respectievelijk medische normen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de in lid 1 genoemde normering wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen, mits deze wijzigingen terstond ter kennis van de gemeenteraad worden gebracht. Voorts moeten burgemeester en wethouders aan de wijzigingen op de gebruikelijke wijze algemene bekendheid geven.

Artikel 14 Adviesorgaan

Burgemeester en wethouders kunnen beslissen zich te laten adviseren omtrent de indicaties als bedoeld in het vorige artikel.

Artikel 15 Bewijs van registratie

Op het bewijs van registratie als woningzoekende met een urgentieverklaring worden tenminste de volgende gegevens vermeld:

  • a.

    de datum van afgifte van het bewijs van registratie. Vanaf die datum loopt de in artikel 12 lid 3 sub a bedoelde termijn;

  • b.

    de reden waarom de woningzoekende als woningzoekende met een urgentieverklaring wordt aangemerkt;

  • c.

    de passendheidscriteria die bij aanbieding van woonruimte in acht genomen worden;

  • d.

    De gevallen waarin het bewijs van registratie zijn geldigheid verliest.

Artikel 16 Vervallenverklaring registratie

Het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentieverklaring verliest zijn geldigheid , indien:

  • a.

    een aanbieding van woonruimte is geaccepteerd;

  • b.

    een passende aanbieding is geweigerd;

  • c.

    blijkt dat de woningzoekende niet (meer)voldoet aan de toelatingscriteria als bedoeld in paragraaf II.2;

  • d.

    blijkt dat de woningzoekende niet(meer)voldoet aan de criteria voor een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 12.

§ II.5 Wijze van aanbieding/toewijzing
Artikel 17 Lokale volgordebepaling

1.Algemeen

Gedurende een periode van maximaal 4 weken vanaf de datum waarop vergunningplichtige woonruimten in de gemeente Liesveld worden geacht ter beschikking te zijn gekomen, kunnen door het college in afwijking van het bepaalde in artikel 18, het onderstaande toepassen.

2.Wijze van toewijzing c.q. aanbieding

a. De in lid 1 bedoelde woonruimten, die niet worden bestemd voor woningzoekenden met een urgentieverklaring, als bedoeld in artikel 11, kunnen worden toegewezen of aangeboden aan ingezetenen van Liesveld of sociaal of economisch daaraan verbondenen.

b. De toewijzing of aanbieding vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 lid 1 en 2.

Artikel 18 Regionale volgordebepaling

1.Algemeen

Voor alle ter beschikking gekomen vergunningplichtige huurwoningen en nieuwbouw-koopwoningen, die niet worden bestemd voor woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 11 en die niet (meer) worden aangeboden op de wijze als bedoeld in artikel 17 vindt de kandidaatstelling plaats of via registratie en toewijzing op basis van de wachttijdscore van de woningzoekende of door aanbieding op grond van de in de volgende leden (3.1 tot en met 3.3) beschreven wijze, met inachtneming van de passendheidscritera..

  • 2.

    1. Registratie en toewijzing

    a.Woningzoekenden, die voldoen aan de gestelde toelatingscriteria kunnen door burgemeester en wethouders op hun verzoek worden ingeschreven in het register van woningzoekenden van de gemeente Liesveld.

  • b.

    De registratie van woningzoekenden in de onder a bedoelde register en de toewijzing van woonruimten aan geregistreerde woningzoekenden vindt plaats op basis van de in bijlage 4.1 van deze verordening weergegeven regels. In deze bijlage (4.2 en 4.3) staan tevens opgenomen de gegevens welke bij een verzoek om inschrijving moeten worden overlegd, de gegevens die op het bewijs van inschrijving moeten worden vermeld, de termijn waarvoor de inschrijving geldt en in welke gevallen een inschrijving kan worden doorgehaald. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan deze regels wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen, mits deze wijzigingen terstond ter kennis van de gemeenteraad worden gebracht. Voorts moeten burgemeester en wethouders aan de wijzigingen op de gebruikelijke wijze algemene bekendheid geven.

  • c.

    De inschrijving in het register wordt door burgemeester en wethouders doorgehaald nadat de woningzoekende een woningtoewijzing heeft geaccepteerd danwel nadat de woningzoekende drie keer een passende aanbieding heeft geweigerd.

2. Bestaande koopwoningen.

Bestaande vergunningplichtige koopwoningen worden toegewezen aan een woningzoekende, die voldoet aan de in paragraaf II.2 gestelde toelatingscriteria en/of de in paragraaf II.3 gestelde passendheidscriteria.

3. Toewijzing/huisvestingsvergunning

Een toewijzing volgens de vorige leden staat gelijk aan de verlening van een huisvestingsvergunning.

4. Vergoeding voor registratie

Voor de in lid 2.1 sub a bedoelde registratie is een door de raad vast te stellen vergoeding verschuldigd.

5. Registratiedatum

  • a.

    De in lid 2.1 sub a bedoelde registratie gaat in op de datum waarop het verzoek tot registratie is ontvangen, mits de registratiegrond aanwezig is.

  • b.

    In het eerste halfjaar van elk kalenderjaar worden de in het lid 2.1 sub a bedoelde register, geregistreerde woningzoekenden door middel van een door burgemeester en wethouders vast te stellen formulier verzocht om schriftelijk mee te delen of de registratie moet worden gehandhaafd. Daartoe dient het formulier binnen een maand na de dagtekening door de geregistreerde de worden geretourneerd.

6. Vervallenverklaring registratie

De registratie vervalt indien:

  • a.

    een geregistreerde woningzoekende niet binnen de in lid 2,5sub b genoemde termijn heeft meegedeeld dat de registratie moet worden gehandhaafd;

  • b.

    Een aanbieding van woonruimte is geaccepteerd;

  • c.

    Blijkt dat de woningzoekende niet meer voldoet aan de toelatingscriteria als bedoeld in paragraaf II.2;

  • d.

    De woningzoekende driemaal een passende woningaanbieding heeft geweigerd en de woningzoekende bij de derde aanbieding nadrukkelijk is aangekondigd dat het opnieuw weigeren doorhaling van de registratie tot gevolg zal hebben.

§ II.6 Huisvestingsvergunning
Artikel 19 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
  • 1.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning geschiedt middel het indienen van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen, door de aanvrager in te vullen en binnen een week na de datum van ontvangst te retourneren formulier.

  • 2.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning bevat tenminste:

    • a.

      Voor een vergunningplichtige huurwoning;

      • 1.

        gegevens over de woonruimte en ( het huishouden van) de aanvrager;

      • 2.

        bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van de aanvrager (en indien van toepassing, het inkomen van de partner) kan worden vastgesteld;

      • 3.

        behoudens de gevallen als bedoeld in artikel 23 lid 3 van de wet (medehuurderschap): een verklaring van de verhuurder, waaruit blijkt dat deze bereid is de woning van de aanvrager te verhuren;

    • b.

      voor een nieuw te bouwen koopwoning:

      • 1.

        gegevens over de woonruimte en ( het huishouden van) de aanvrager;

      • 2.

        bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van de aanvrager (en indien van toepassing, het inkomen van de partner) kan worden vastgesteld;

      • 3.

        een afschrift van de koopovereenkomst, dan wel een daarmee gelijk te stellen verklaring.

    • c.

      Voor overig vergunningplichtige koopwoningen:

      • 1.

        gegevens over de woonruimte en ( het huishouden van) de aanvrager;

      • 2.

        een afschrift van de koopovereenkomst, dan wel een daarmee gelijk te stellen verklaring.

Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders bescheiden verlangen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de aanvrager voldoet aan de criteria als bedoeld in de paragrafen II.2 (toelating en II.3 (passendheid) en criteria als bedoeld in artikel 17 lid 2 sub a en 18 lid 3.2 sub b.

  • 3.

    Indien de aanvraag op een of meerder punten onvolledig is, wordt de aanvraag geretourneerd en stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid binnen een week na de verzenddatum van de retourzending een volledige aanvraag in te dienen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk binnen 2 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning weigeren, indien niet voldaan wordt aan de gestelde bepalingen ten aanzien van het tijdig indienen van de gegevens als bepaald in de leden 1 en/of 3.

  • 6.

    Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders:

    • a.

      Aan wie de vergunning wordt verleend, alsmede het aantal personen dat de betreffende woonruimte zal betrekken;

    • b.

      De woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      De termijn waarbinnen van de vergunning gebruik moet zijn gemaakt.

Artikel 20 Criteria voor vergunningverlening
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf II.3 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

    • c.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt voldoet aan de (urgentie) criteria als bedoeld in paragraaf II.4 of II.5.

  • 2. Het in het vorige lid sub c bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 9 van het besluit.

Artikel 21 Vruchteloze aanbieding
    • 1.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 20 verlenen burgemeester en wethouders de huisvestingsvergunning altijd indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende 3 maanden vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 20 lid 1 voor die woonruimte in aanmerking komen.

    • 2.

      De eigenaar dient de vergunningplichtige woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn ten minste eenmaal door middel van een publicatie als bedoeld in artikel 18 lid 3, te hebben aangeboden.

    • 3.

      Deze publicatie moet in ieder geval bevatten:

  • a.

    het adres van de woonruimte, met vermelding van woningtype, aantal kamers en ligging;

  • b.

    de overeenkomstig artikel 26, tweede lid van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;

  • c.

    de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 20 voorrang genieten.

De in lid 1 genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste publicatie die voldoet aan het hier bepaalde, dan wel op de datum van de eerste aanbieding van de woonruimte als bedoeld in de paragrafen II.4 of II.5.

4.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de vergunning altijd verleend

als de eigenaar aannemelijk kan maken dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden.

Artikel 22 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

§ II.7 Leegmelding en voordracht
Artikel 23 Algemeen

Het bepaalde in deze paragraaf is alleen van toepassing op eigenaren van woonruimte, waarmee burgemeester en wethouders geen overeenkomst als bedoeld in artikel 32 hebben gesloten.

Artikel 24 Melding van ter beschikking komen
    • 1.

      De eigenaar van een woonruimte, aangewezen in de artikelen 2, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

    • 2.

      Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:

  • a. degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd;

  • b. de woonruimte is ontruimd;

  • c. de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;

  • d. op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur is.

Artikel 25 voordracht
  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in de artikel 19,20 en 21 van de Wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van ter beschikking gekomen vergunningplichtige woonruimte, een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.

  • 2. voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden die zijn opgenomen in het register bedoeld in de artikelen 11 en 18 lid 2.1.

  • 3. a. binnen een week nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld, zenden burgemeester en weethouders aan de eienaar een voordracht van ten hoogste vier woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Burgemeester en wethouders stellen de betreffende woningzoekende(n) schriftelijk van de voordracht in kennis.

  • b. binnen vier weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen in de volgorde waarin dez3e op de voordracht zijn geplaatst en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (een van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst is afgesloten.

§ II.8 Afwijkende bepalingen voor bijzonder woonvormen
Artikel 26 Toelating woonwagenstandplaatsen

In afwijking van het bepaalde in artikel 20 wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de standplaatszoekende behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

  • b.

    de standplaatszoekende kan aantonen dat hij is gerechtigd om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen;

  • c.

    de standplaatszoekende beschikt over een voor de betreffende standplaats geschikte woonwagen;

  • d.

    de standplaatszoekende komt voor een standplaats in aanmerking overeenkomstig de in artikel 28 opgenomen volgordebepaling.

Artikel 27 Wijze van aanbieding woonwagenstandplaatsen
  • 1. Burgemeester en wethouder maken het beschikbaar zijn of komen van een standplaats bekend door middel van publicatie vals bedoeld in artikel 18 lid 3 sub.

  • 2. Standplaatszoekenden worden tevens in de gelegenheid gesteld om op hun verzoek, om niet of tegen een redelijke vergoeding van de kosten, op andere wijze kennis te nemen van het beschikbaar zijn of komen van standplaatsen.

Artikel 28 Volgordebepaling voor een woonwagenstandplaats

1.Indien meerdere Standplaatszoekenden reageerden op de bekendmaking als bedoeld in artikel 27 en voldoen aan het bepaalde in artikel 26, komen ze volgens de onderstaande volgorde in aanmerking voor een door burgemeester en wethouders te verstrekken huisvestingsvergunning. Indien er meerder gegadigden binnen dezelfde prioriteit zijn, krijgt van hen de oudste in leeftijd voorrang.

De standplaatszoekende:

    • a.

      Woont op een woonwagenlocatie in de gemeente Liesveld die dient te worden opgeheven of verkleind en is in het bezit van een ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet.

    • b.

      Is ingezetene van de gemeente Liesveld en heeft familie in de eerste of tweede graad die woonachtig is op de woonwagenlocatie;

    • c.

      Woont op een woonwagenlocatie in een andere regio-gemeente die dient te worden opgeheven of verkleind en is in het bezit van een ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet;

    • d.

      Is ingezetene van de gemeente Liesveld;

    • e.

      Is ingezetene van een andere regio-gemeente en heeft familie in de eerste of tweede graad die woonachtig is op de woonwagenlocatie;

    • f.

      Is ingezetene van een andere regio-gemeente;

    • g.

      Heeft een economische binding aan de gemeente Liesveld;

    • h.

      Heeft een economisch binding aan een andere regio-gemeente;

    • i.

      Heeft een maatschappelijke binding aan de gemeente Lieseveld;

    • j.

      Heeft een maatschappelijke binding aan een andere regio-gemeente;

    • k.

      Heeft een aantoonbaar belang zich in de regio te vestigen;

    • l.

      Heeft geen aantoonbaar belang zich in de regio te vestigen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen, in gevallen waarin de toepassing van het bepaalde in lid 1 naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leid of uit het oogpunt van medische of sociale indicatie ten gunste van de belanghebbende standplaatszoekende van deze volgordebepaling afwijken.

Artikel 29 Vervallenverklaring huisvestingsvergunning voor

Woonwagenstandplaats

De huisvestingvergunning voor een woonwagenstandplaats vervalt:

  • 1.

    een maand nadat de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de vergunning geen gebruik meer te willen maken;

  • 2.

    onmiddellijk nadat de huurovereenkomst voor de standplaats is beëindigd en de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten;

  • 3.

    onmiddellijk nadat de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten, voor zover de betreffende standplaats niet ingevolge een huurovereenkomst door de vergunninghouder werd ingenomen.

Artikel 30 Intrekking huisvestingsvergunning voor een

Woonwagenstandplaats

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning voor het innemen van de vergunning de standplaats intrekken, indien:

  • 1.

    De vergunninghouder niet binnen twee weken na afgifte van de standplaats inneemt;

  • 2.

    De vergunninghouder handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze verordening, de voor de standplaats verstrekte huisvestingsvergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften.

Artikel 31 Ligplaatsen voor woonschepen
  • 1. Burgemeester en wethouders houden binnen het register van ligplaatszoekenden, waarop zij in volgorde van inschrijvingsdatum worden genoteerd.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 20 wordt de huisvestingsvergunning voor een ligplaats voor een woonschip verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de ligplaats is op grond van de Wet op de Woonschepen als zodanig aangewezen;

    • b.

      de ligplaatszoekende behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • c.

      de ligplaatszoekende neemt op de in het vorige lid bedoelde lijst de bovenste plaats in, of de boven hem staande ligplaatszoekenden willen niet in aanmerking komen voor de ligplaats.

  • 3. De paragrafen II.3 (passendheid) en II.4(urgentie) blijven met betrekking tot ligplaatszoekenden buiten beschouwing.

§ II.9 Organisatie en bevoegdheden
Artikel 32 Overeenkomsten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten (convenanten) sluiten ter uitvoering van (benoemde delen ) van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in voldoende mate bekendgemaakt aan de ingezetene van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

HOOFDSTUK III Wijziging samenstelling woonruimtevoorraad

§ III.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 33 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimten.

Artikel 34 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 33:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 35 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
  • 1. De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a.

      Naam en adres van de eigenaar.

    • b.

      Gegevens over de huidige situatie:

      • §

        - huur of koopprijs;

      • §

        - aantal kamers;

      • §

        - woonoppervlak;

      • §

        - staat van onderhoud

    • c.

      Gegevens over de beoogde situatie:

      • §

        - bestemming;

      • §

        - bouwtekening/bouwvergunning;

      • §

        - compensatievoorstel.

    • d.

      Gegevens bij voorgenomen samenvoeging:

      • §

        - verwachte huur of koopprijs;

      • §

        - naam van toekomstige bewoner;

      • §

        - omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners;

      • §

        - schriftelijke verklaring van toestemming van de huurder.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.

  • 3. Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of paramedici winnen burgemeester en wethouders steeds het advies in van de Adviescommissie huisvesting beoefenaars van medische en paramedische beroepen.

  • 4. Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de opgelegde compensatie;

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 36 Criteria voor vergunningverlening
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad;

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur of koopprijs heeft beneden de huur of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur of koopprijs, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende compensatie als bedoeld in artikel 37 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, indien:

    • a.

      de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur of koopprijs beneden de huur of koopprijsgrens, of

    • b.

      bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaarbewoner is, de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft en de samengevoegde woonruimte overeenkomstig het bepaalde in paragraaf II.3 passend is voor het huishouden van de eigenaarbewoner, of

    • c.

      de aanvraag geschiedt door een verhuurder/ beheerder ten behoeve van een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend woont overeenkomstig het bepaalde in paragraaf II.3

  • 3. Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 37 wordt aangeboden en overigens aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.

Artikel 37 Compensatie
  • 1. Compensatie kan worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte;

  • 2. a. Compensatie kan ook worden geboden door betaling van compensatiegeld; b. In geval van onttrekking aan de woonbestemmingen en van samenvoeging of omzetting van woonruimte stellen burgemeester en wethouders het onder a bedoelde bedrag vast.

  • 3. Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het kader van de volkshuisvesting worden aangewend.

  • 4. Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte, zoals bedoeld in het eerste lid, dient door de aanvrager binnen vier weken na de verzenddatum van het desbetreffende besluit van burgemeester en wethouders, een waarborgsom te worden betaald, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in dat besluit gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie:

    • a.

      in de gevallen, genoemd in artikel 36 tweede lid, sub b (samenvoeging of omzetting met redelijke huur);

    • b.

      bij samenvoeging, indien de eigenaar/bewoner een eigen investering doet ten behoeve van noodzakelijk bouwkundig herstel. Daarbij geldt dat de vrijstelling afhangt van de hoogte van de investering in relatie tot de economische marktwaarde van de (kleinste) woning.

Artikel 38 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • 1.

    niet binnen een jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegeven waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij juist of onvolledig waren.

Artikel 39 Verzegeling

Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.

§ III.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 40 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op gebouwen, bevattende woonruimte.

Artikel 41 Vergunningsvereiste
  • 1. Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 40, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 42 Aanvragen van een splitsingsvergunning
  • 1. De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, en

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.

  • 2. Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft;

Artikel 43 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingvergunning, indien:

    • a.

      Het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;

    • b.

      de huurprijs van een of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de huurprijs bedoeld in artikel 9 lid 1 van paragraaf II.3;

    • c.

      de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven, of de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij worden mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:

    • a.

      De toestand van het gebouw waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.

  • 3. Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:

    • a.

      burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;

    • b.

      het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.

Artikel 44 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • 1.

    niet binnen een jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegeven waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij juist of onvolledig waren.

§ III.3 Bevoegdheden
Artikel 45 Mandatering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens deze verordening te mandateren aan nader door hen aan te wijzen ambtenaren.

HOOFDSTUK IV Verdere bepalingen

Artikel 46 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 47 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2 sub a en b en artikel 24 lid 1 en der artikelen 34 en 41, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 48 Handhaving
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 47 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 49 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 50 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 51 Verslaglegging
  • 1.

    Toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet en eigenaren van meer dan 10 vergunningplichtige woonruimten zijn verplicht jaarlijks aan de gemeenteraad verslag uit te brengen over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop het in het eerste lid genoemde verslag ingedeeld moet zijn.

HOOFSTUK V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 52 Overgangsregeling
  • 1. Gedurende een periode van twee jaren, ingaande op de datum van inwerkingtreding van deze verordening, is een overgangsregeling als bepaald in de volgende leden van toepassing.

  • 2. Woningzoekenden die op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze verordening standen ingeschreven in het register van woningzoekenden van de gemeente Liesveld, worden geacht ingeschreven te staan op basis van deze verordening of kunnen extra punten toegevoegd krijgen aan hun BL-score.

  • 3. De toevoeging van extra punten als bedoeld in het vorige lid bedraagt voor elke volle maand van inschrijving (of gedeelte daarvan) een punt.

  • 4. Alle woningzoekenden als bedoeld in het tweede lid ontvangen binnen 2 maanden na de dag van inwerkingtreding van deze verordening eenmalig een schriftelijke toekenning ter bevestiging van het in het derde lid bepaalde.

Artikel 53 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “ Huisvestingsverordening 1994 van de gemeente Liesveld”.

Artikel 54 Inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van afkondiging.

  • 2.

    op de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “ verordening regelen woonruimtewet 1947” vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 4 maart 1986 en de nadien op basis van die verordening door burgemeester en wethouders van Liesveld vastgestelde uitvoeringsbesluiten.

Aldus vastgesteld door de raad van Liesveld op 28 juni 1994 en gewijzigd op 27 juni 1995.

De griffier,                                   De voorzitter,

 

 

 

A.J.P. Saes                                  K.J.G. Kats