Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Liesveld

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Liesveld, te noemen Begraafplaatsverordening 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Liesveld
Officiële naam regelingVerordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Liesveld, te noemen Begraafplaatsverordening 2007
CiteertitelBegraafplaatsverordening 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp06-1724

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art. 35 Wet op de lijkbezorging en art. 149 Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-08-200701-01-2013Onbekend

19-06-2007

Kontakt, 02-08-2007

2007/013

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Liesveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 juni 2007, nummer 2007/013;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Liesveld, te noemen Begraafplaatsverordening 2007

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats: de gemeentelijke, algemene begraafplaatsen, te weten:

    • -

      de algemene begraafplaats te Streefkerk;

    • -

      de algemene begraafplaats te Groot-Ammers;

    • -

      de algemene begraafplaats te Nieuwpoort;

    • -

      de algemene begraafplaats te Langerak;

  • b.

    de toezichthouder: de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar belast met het toezicht op de begraafplaats: teamleider Beheer Openbare Ruimte (of zijn vervanger);

  • c.

    heffingsverordening: de Verordening op de heffing en invordering van begrafenisrechten;

  • d.

    recht: het ingevolge de Verordening op de heffing en invordering van begrafenisrechten ver-schuldigde recht;

  • e.

    wet: de Wet op de Lijkbezorging;

  • f.

    kaart: een plattegrondtekening, behorende bij deze verordening, waarop de indeling van de begraafplaats staat aangegeven;

  • g.

    eigen graf: een grafruimte ten aanzien waarvan voor een bepaalde tijd het uitsluitend recht is verkregen om daarin te doen begraven en begraven te houden;

  • h.

    algemeen graf: een grafruimte die door burgemeester en wethouders voor het begraven van lijken of asbussen ter beschikking wordt gesteld;

  • i.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • j.

    urn: een pot voor het bergen van as, zie ook asbus;

  • k.

    urnenplaats: object in beheer bij de gemeente waar gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van urnen;

  • l.

    rechthebbende: degene, aan wie het uitsluitend recht tot het doen begraven of het doen bijzetten of plaatsen van een asbus in een graf of in of op een urnenplaats is verleend of na diens overlij-den de rechtverkrijgenden of degene die dit recht door overschrijving heeft verworven;

  • m.

    begraven: het begraven van lijken en het bijzetten of plaatsen van asbussen in grafruimten of op urnenplaatsen.

  • n.

    grafbedekking: gedenkteken (inclusief fundatie) en grafbeplanting op een graf, een verstrooiings-plaats of gedenkplaats;

  • o.

    gedenkteken: voorwerp op het graf al of niet voor het aanbrengen van opschriften of figuren;

  • p.

    grafbeplanting: winterharde en ook eenjarige beplanting die door de rechthebbende op een graf is aangebracht;

  • q.

    losse objecten: overige voorwerpen van geringe afmetingen op het graf met uitzondering van bloemen(vazen) en een enkele potplant.

Artikel 2

  • 1. Aan krachtens deze verordening te verlenen vergunningen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden. Bij niet naleving van deze voorschriften door de houder van een vergunning wordt hij geacht zonder vergunning of ontheffing te hebben gehandeld.

  • 2. De houder van de vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering te tonen aan de toezichthouder. Bij weigering hiervan wordt de houder geacht zonder vergunning of ontheffing te hebben gehandeld.

Artikel 3 Beheer

  • 1. Het beheer van de begraafplaats wordt gevoerd door burgemeester en wethouders.

  • 2. Met in achtneming van het gestelde in deze verordening bepalen zij welke registers, aantekenin-gen en registratie van gegevens, nodig voor een juiste administratie, zullen worden bijgehouden, alsmede door wie en op welke wijze hun verantwoordelijkheid met betrekking tot de aan het be-heer verbonden werkzaamheden zullen worden verricht.

Artikel 4 Toezicht

De dagelijkse leiding en het toezicht op de begraafplaats berust bij de door burgemeester en wethou-ders aan te wijzen toezichthouders.

Artikel 5 Openstelling begraafplaats

  • 1. De begraafplaats is voor het publiek kosteloos toegankelijk vanaf 09.00 uur tot zonsondergang, doch niet later dan tot 21.00 uur.

  • 2. De toegang tot en het verblijf op de begraafplaats is verboden voor personen, die zich op hinder-lijke of onbetamelijke wijze gedragen en voor kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar, zonder geleide.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen gedurende de tijd, dat noodzakelijke werkzaamheden op de begraafplaats moeten worden verricht, deze voor bezoekers gesloten verklaren.

  • 4. Tenzij burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde anders bepalen is de be-graafplaats in ieder geval tijdens de duur van een begrafenis voor het publiek geopend.

  • 5. Bezoekers van de begraafplaats, autochauffeurs, bedienaren of ondernemers van uitvaarten zijn verplicht gevolg te geven aan de aanwijzingen van het dienstdoend personeel op de begraaf-plaats. De toezichthouder is zonodig bevoegd hen te verwijderen of te doen verwijderen, indien zij zich niet aan deze aanwijzingen houden.

Artikel 6 Ordemaatregelen

  • 1. Het is verboden op de begraafplaats:

    a. de graven, de gedenktekens, de beplanting, de gebouwen en de paden te beschadigen of te vernielen;

    b. verwelkte bloemen, papier en andere afvalstoffen anders dan op de daarvoor bestemde plaatsen te deponeren;

    c. andere verontreinigingen te veroorzaken;

    d. zich toegang tot de begraafplaatsen te verschaffen, anders dan door de daarvoor bestemde ingangen;

    e. dieren mee te nemen, uitgezonderd een hond ter begeleiding van een blinde;

    f. gereedschappen, kledingstukken of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen of te doen verblijven op de grafruimten, de gedenkstenen of de beplanting;

    g. te rijden met motorvoertuigen, bespannen rij- of voertuigen of bromfietsen;

    h. te fietsen of rijwielen aan de hand mee te nemen; vervoersmiddelen voor gehandicapten zijn van dit verbod uitgesloten;

    i. op de begraafplaats bloemen of andere waren te koop aan te bieden of aanbiedingen te doen met betrekking tot gedenktekens, dan wel op enigerlei wijze reclame te maken voor handel of voor bedrijf;

    j. de rust of orde te verstoren of iets te verrichten in strijd met de eerbied aan de nagedachtenis van overledenen verschuldigd;

    k. de aanwezige gereedschappen of andere gemeentelijke eigendommen te beschadigen.

  • 2. Het onder sub h. van het eerste lid omschreven verbod geldt niet voor het vervoer van lijken of materialen, voor dienstdoend personeel voor de aanleg van graven, grafkelders en grafwerken en het verrichten van overige noodzakelijke werkzaamheden.

  • 3. Bezoekers van de begraafplaatsen, die handelen in strijd met het bepaalde in lid 1, kunnen door de toezichthouder of namens hem van de begraafplaats worden verwijderd.

Artikel 7 Algemene bepalingen m.b.t. het begraven

  • 1. Het begraven van lijken en de bijzetting of plaatsing van asbussen geschiedt op gewone werkda-gen tussen 09.00 uur en 16.00 uur, met dien verstande dat de tijd op zaterdag is gelegen tussen 09.00 uur en 12.30 uur.

  • 2. Voor het begraven van een lijk en de bijzetting of plaatsing van een asbus wordt daarvan ten-minste 48 uur van tevoren (zon- en algemeen erkende feestdagen niet meegerekend) kennis gegeven aan de door de burgemeester en wethouders daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3. Op hetzelfde tijdstip mag op een begraafplaats niet meer dan één begrafenis plaatsvinden.

  • 4. Een begraving c.q. bijzetting mag slechts geschieden na overlegging aan de toezichthouder van:

    • a.

      het door de bevoegde ambtenaar verstrekte schriftelijk verlof tot begraving of de bezorging van as;

    • b.

      indien de begraving of de bezorging van as in een reeds uitgegeven eigen graf zal plaatsvin-den: een machtiging daartoe ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overle-den, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 5. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke mini-mum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uit-giftetermijn met een zodanige periode dat de dan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van diens rechtverkrijgenden, zoals be-doeld in artikel 13.

  • 6. Een begraving c.q. bijzetting mag slechts geschieden onder toezicht of met medewerking van het op de begraafplaats dienstdoende personeel.

  • 7. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van het bepaalde in lid l ontheffing verlenen.

  • 8. Het is verboden om een lijk te begraven of te cremeren in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 9. Het is verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 10. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 11. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voor-afgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd -volgens het model in bijlage 1- onder meer omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoel-de materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen:

    • a.

      een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en

    • b.

      een bewijs dat de desbetreffende hoes is aangekocht.

Artikel 8 Indeling c.a.

  • 1. Burgemeester en wethouders bepalen de indeling van een begraafplaats. De indeling geschiedt op een zodanige wijze, dat de grafruimten regelmatig naast elkaar zijn gelegen in daartoe aangegeven vakken, waarbij de grafruimten worden aangeduid met nummers. De indeling wordt aangegeven op een als zodanig door burgemeester en wethouders gewaarmerkte kaart.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent het begraven van overledenen in grafruimten c.q. het bijzetten van asbussen of urnen op urnenplaatsen.

  • 3. Burgemeester en wethouders bepalen de inrichting van de graven. Het oppervlak van een grafruimte is 0,90 m² x 2.20 m². Deze maat geldt voor uitbreidingen per 2006. Op de oude delen van de begraafplaatsen kan, afhankelijk van de vakken, een geringere breedte voorkomen.

  • 4. Keldergraven mogen niet worden gemaakt.

  • 5. Op de urnenplaats is ruimte voor een urn met dwarsdoorsnede van 400 mm en met een hoogte van 350 mm.

Artikel 9 Uitgifte van graven

  • 1. Er zijn op een begraafplaats algemene, eigen en urnengraven. In de algemene graven wordt de gelegenheid gegeven om lijken te begraven en begraven te houden voor de duur van 10 jaren.

  • 2. In de graven mogen drie lijken worden begraven (3-diep), tenzij de geohydrologische situatie daar-voor op de begraafplaats in strijd is met de bepalingen in de Wet op de lijkbezorging. Dit is in ie-der geval van toepassing op de gehele begraafplaats te Streefkerk en de vakken A, B, C, D en E te Langerak. Op die plaatsen kunnen twee lijken worden begraven (2-diep).

  • 3. De vakken gereserveerd voor kindergraven zijn bestemd voor het begraven van lijken van kinderen met de leeftijd tot en met twaalf jaar.

  • 4. In eigen graven mogen ook asbussen worden geplaatst tot een maximum van drie.

  • 5. Op een eigen graf mogen twee urnen worden geplaatst.

Artikel 10

  • 1. Het recht tot het doen begraven in een eigen graf of het recht tot het doen plaatsen van een asbus in of op een urnenplaats wordt door of namens burgemeester en wethouders op aanvraag verleend of op aanvraag van de rechthebbende van het recht verlengd. Een aanvraag tot verlenging dient binnen één jaar voorafgaand aan de datum van de afloop van de termijn van uitgifte te worden gedaan tot uiterlijk één jaar na afloop van deze termijn.

  • 2. Zowel de verlening als de verlenging van een dergelijk recht geschiedt schriftelijk en onder voorwaarde dat op het verleende of verlengde recht de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn.

  • 3. Door of namens burgemeester en wethouders wordt bepaald welk graf of welk urnenplaats wordt uitgegeven.

  • 4. De rechthebbende is verplicht zorg te dragen dat zijn adres te allen tijde bij de burgemeester en wethouders bekend is. Indien aanschrijvingen en andere, ingevolge deze verordening vereiste, mededelingen verzonden zijn aan het door de rechthebbende laatstelijk opgegeven adres, kan deze zich nimmer op het niet ontvangen daarvan beroepen.

Artikel 11

  • 1. Het recht tot het doen begraven en begraven houden in een eigen graf of tot het doen plaatsen en geplaatst houden van een asbus in een eigen graf wordt verleend voor de termijn van 30 jaar.

  • 2. Het recht tot het doen plaatsen en geplaatst houden van een asbus of urn op een urnenplaats wordt verleend voor een termijn van tien jaar.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende met telkens tien jaar verlengd.

  • 4. Het in het eerste en derde lid bedoelde recht dient voor minimaal tien jaar verleend te zijn indien er in het verleningtijdvak in het graf wordt begraven of bijgezet.

  • 5. Zowel de verlening als een verlenging van het recht tot het doen begraven in een eigen graf of tot het doen plaatsen van een asbus op een urnenplaats zijn pas van kracht nadat daarvoor het verschuldigde recht is betaald krachtens en in overeenstemming met de heffingsverordening, of zoals die verordening luidt ten tijde van de verlening of verlenging.

Artikel 12

  • 1. Het recht tot het doen begraven en begraven houden in een eigen graf of tot het doen plaatsen en geplaatst houden van een asbus op een urnenplaats kan op aanvraag van de rechthebbende, of -bij overlijden van de rechthebbende- van diens rechtverkrijgende(n) door of namens burgemeester en wethouders worden overgeschreven op naam van een door hem, onderscheidenlijk door hen, te noemen natuurlijk persoon. De overschrijving komt alleen tot stand als de persoon op wiens naam dit recht wordt overgeschreven, daarmee instemt.

  • 2. Als de rechtverkrijgende(n) van de rechthebbende niet binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende een aanvraag, zoals bedoeld in het eerste lid, heeft c.q. hebben ingediend, vervalt het recht na afloop van de termijn van een jaar.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, inhoudende, dat het daar bedoelde recht uitsluitend op naam van een natuurlijk persoon kan worden overgeschreven.

Artikel 13 Sluiting

Ingeval de gemeenteraad besluit tot gehele of gedeeltelijke sluiting van een begraafplaats vervallen met ingang van de datum van dat raadsbesluit -zulks in afwijking van het bepaalde in artikel 11- de op de laatste dag voorafgaand aan de datum van dat raadsbesluit nog geldende rechten tot het begraven in een eigen graf dan wel bijzetten op een urnenplaats.

Artikel 14 Ruiming

  • 1. De ruiming van eigen graven of van urnenplaatsen geschiedt met in achtneming van de bij of krachtens de wet gestelde regels op aanvraag van de rechthebbende en tegen betaling van de verschuldigde rechten. Een en ander is van overeenkomstige toepassing bij het schudden van deze graven.

  • 2. De stoffelijke resten of de asbussen worden in dezelfde grafruimte of in een daarvoor bestemd gedeelte van de begraafplaats begraven of geplaatst.

  • 3. De ruiming van eigen graven c.q. urnenplaatsen, waarvoor het uitsluitend recht tot gebruik is vervallen en van de overige graven geschiedt met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde regels.

  • 4. In geval van ruiming van graven als bedoeld in het derde lid worden de stoffelijke resten begraven of de asbussen geplaatst in een daarvoor bestemd gedeelte van de begraafplaats.

  • 5. Indien een eigen graf geschud wordt (ruiming waarbij de resten onder in het graf geborgen worden) is het daarna beschikbaar voor 2-diep begraven.

Artikel 15 Verrichtingen t.a.v. graven c.a.

  • 1. Het openen, sluiten en ruimen van de graven of grafkelders, het opgraven en opnieuw begraven van overledenen of overblijfselen daarvan en het bijzetten of plaatsen en verwijderen van asbussen, alsmede het in verband met een begraving of plaatsing van een asbus wegnemen en/of wederplaatsen van gedenktekens en/of beplantingen geschiedt vanwege de gemeente tegen betaling van de verschuldigde rechten.

  • 2. De rechthebbende dient te gedogen dat gedenktekens en/of beplantingen op een graf vanwege de gemeente worden weggenomen of verplaatst voor zolang dit ter begraving van overledenen in de nabijheid of om andere redenen noodzakelijk is. De hieraan verbonden kosten komen niet te zijnen laste, tenzij de werkzaamheden te zijnen gerieve zijn verricht.

  • 3. In geval van bijzetting in de omgeving en voor kleinschalig onderhoud wordt geen melding gemaakt bij rechthebbenden; bij grootschalig onderhoud wordt wel melding gemaakt bij rechthebbenden (voor zover de rechthebbenden bij de gemeente Liesveld bekend zijn).

  • 4. De gemeente Liesveld zal bij activiteiten als bedoeld in dit artikel trachten eventuele aanwezige beplanting terug te zetten, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor het opnieuw aanslaan van de beplanting of het niet precies terugplaatsen tenzij sprake is van aantoonbare nalatigheid of grove schuld. Evenmin wordt aansprakelijkheid aanvaard voor beplanting die op het moment van handelen volgens dit artikel kennelijk alleen ondergronds aanwezig was.

Artikel 16 Eisen gedenktekens c.a.

  • 1. De afmeting van een grafbedekking is maximaal 0,90 m breed en 2,00 m lang. Voor kindergra-ven gelden aangepaste maten afhankelijk van de situatie op de begraafplaats.Een gedenkteken moet bestaan uit weervaste natuursteen, of een ander, van nature, duurzaam materiaal.

  • 2. Een gedenkteken kan bestaan uit een staand element of een liggend, of uit een combinatie van beide. In dat geval dient sprake te zijn van een constructief geheel. Een staand element moet een kracht van 200 N op 0,90 m hoogte kunnen weerstaan. Voor lagere monumenten geldt een met de hoogte overeenkomstige reductie.

  • 3. Het maximum gewicht van een gedenkteken als constructief geheel mag inclusief fundering niet meer bedragen dan 250 kg. Een staand element mag niet meer wegen dan 100 kg inclusief de fundering.

  • 4. De toezichthouder weigert de vergunning voor een gedenkteken als de vorm of constructie van dien aard is dat het gedenkteken niet met de gangbare hulpmiddelen van het personeel op de begraafplaats verwijderd kan worden voor activiteiten als bedoeld in artikel 15.

  • 5. a. Voor gedenktekens op eigen graven gelden de volgende maten, inclusief de fundering:

      • -

        de breedte van een gedenkteken is minimaal 0,30 m en maximaal 0,90 m;

      • -

        de dikte van een staand gedenkteken is minimaal 0,06 m en maximaal 0,40 m;

      • -

        de hoogte van een staand gedenkteken is minimaal 0,60 m vanaf het maaiveld gemeten en maximaal 1,20 m;

      • -

        de hoogte van een liggende element is maximaal 0,60 m en de lengte maximaal 2,00 m en in combinatie met een staand element eveneens maximaal 2,00 m.

    • b.

      Bij graven op regels mogen staande gedenktekens alleen geplaatst worden aan breedtezijde die het verst van het pad af ligt en zoveel mogelijk in lijn met andere gedenktekens.

    • c.

      Staande gedenktekens moeten stabiel geplaatst zijn dan wel stevig (standaard met twee doken van corrosiebestendig metaal met een minimale doorsnede van 8 mm en een lengte van ten-minste 80 mm) bevestigd zijn aan een deugdelijke fundering. Liggende gedenktekens moeten gefundeerd zijn op een gewapende betonplaat die voldoende sterk en stijf is.

    • d.

      Het is verboden bij de fundering palen toe te passen.

    • e.

      Marmersplit, grind en ander los materiaal mag alleen toegepast worden op een fundatieplaat als boven omschreven met voldoende kantopsluiting. Dit geldt ook voor het plaatsen van losse objecten tenzij geplaatst op een gedenkteken.

    • f.

      Hekwerken en kettingen zijn niet toegestaan.

    • g.

      Gedenktekens en teksten of figuren op gedenktekens mogen niet grievend of aanstootgevend zijn, e.e.a. ter beoordeling van de toezichthouder.

    • h.

      Het plaatsen van een firmanaam of enige andere reclame is niet toegestaan.

  • 6. a. Voor gedenktekens op algemene graven gelden de volgende maten, inclusief de fundering:

      • -

        de breedte van een gedenkteken is minimaal 0,30 m en maximaal 0,60 m;

      • -

        de minimale dikte van een staand gedenkteken is 0,06 m en maximaal 0,40 m;

      • -

        de hoogte van een gedenkteken is maximaal 0,60 m vanaf het maaiveld gemeten;

      • -

        gedenktekens worden vanaf het pad geplaatst in de oplopende volgorde van de bijbeho-rende grafdiepte. Voor het plaatsen van een gedenkteken is een evenredig deel van de grafruimte beschikbaar.

    • b.

      De gedenktekens dienen zoveel mogelijk in lijn te worden geplaatst met die op naast liggende graven.

    • c.

      Staande gedenktekens moeten stabiel zijn dan wel stevig (standaard met twee doken van corrosiebestendig metaal met een minimale doorsnede van 8 mm en een lengte van tenminste 80 mm) bevestigd zijn aan een deugdelijke fundering.

    • d.

      Liggende gedenktekens moeten gefundeerd zijn op een gewapende betonplaat die voldoende sterk en stijf is.

    • e.

      Het is verboden bij de fundering palen toe te passen.

    • f.

      Marmersplit, grind en ander los materiaal of losse objecten, mogen niet worden aangebracht.

    • g.

      Hekwerken en kettingen zijn niet toegestaan.

    • h.

      Gedenktekens en teksten of figuren op gedenktekens mogen niet grievend of aanstootgevend zijn, e.e.a. ter beoordeling van de toezichthouder.

    • i.

      Het plaatsen van een firmanaam of enige andere reclame is niet toegestaan.

  • 7. Op de urnenplaatsen zelf mogen geen gedenktekens en teksten of figuren worden aangebracht. Gedenktekens en teksten of figuren aangebracht op de urn mogen niet grievend of aanstootgevend zijn, e.e.a. ter beoordeling van de toezichthouder.

  • 8. a. Grafbeplanting op eigen graven wordt gedoogd mits zij bij wasdom blijft binnen de maxima- le maten van de grafbedekking en niet hoger is dan 0,80 m.

    b. Wanneer beplanting te hoog of te breed wordt zal de rechthebbende worden aangeschreven en op dit voorschrift worden geattendeerd. Indien de rechthebbende vervolgens niet binnen een maand de grafbeplanting in de gewenste toestand brengt, kan de toezichthouder de graf-beplanting geheel of deels doen verwijderen op kosten van de nalatige rechthebbende of ge-bruiker.

  • 9. Op algemene graven mag geen beplanting worden aangebracht.

Artikel 17 Plaatsen graf- en/of gedenktekens

  • 1. Degene, die het voornemen heeft een graf- en/of gedenkteken te plaatsen of te doen plaatsen of te doen aanbrengen moet daarvan tenminste drie weken voordat deze plaatsing c.q. aanbrenging zal geschieden, schriftelijk kennis geven aan burgemeester en wethouders.

  • 2. De te leveren gegevens bij het plaatsen van een grafbedekking moeten een goede indruk geven van het te plaatsen gedenkteken of de beplanting. De volgende gegevens moeten minimaal verstrekt worden bij de aanvraag:

    • -

      een tekening op schaal met voor-, zij- en bovenaanzicht, voorzien van kenmerkende maten van de grafbedekking en de verbindingen tussen eventuele onderdelen;

    • -

      toe te passen materialen;

    • -

      voor gedenktekens, het gewicht van het constructieve geheel inclusief de fundering;

    • -

      de aan te brengen teksten en/of figuren.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen vergunning, tegen betaling door de aanvrager van het in de heffingsverordening aangegeven bedrag, naar aanleiding van een verzoek zoals bedoeld in het eerste lid, indien dit verzoek voldoet aan de nadere regels zoals bedoeld in artikel 16 en artikel 17, tweede lid.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving wordt geacht eerst dan gedaan te zijn, wanneer de in het tweede lid bedoelde gegevens volledig en naar waarheid zijn verstrekt.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van het uiterlijk aanzien van de begraafplaats en van het belang van het doelmatig beheer en onderhoud daarvan voorschriften geven voor de plaatsing c.q. aanbrenging, zoals bedoeld in het eerste lid, dan wel één en ander uit een oogpunt van deze belangen of strijdigheid met de nadere regels, zoals bedoeld in artikel 16, verbieden.

Artikel 18 Onderhoud graf- en/of gedenktekens

  • 1. De rechthebbende op een graf- en/of gedenkteken, dan wel op een, op of nabij een grafruimte aangebracht of geplaatst, voorwerp is verplicht ervoor zorg te dragen dat één en ander in een goede staat van onderhoud verkeert. Dit betekent dat de rechthebbende verantwoordelijk is voor:

    • -

      het schoonhouden van de op de grafruimten aangebrachte gedenktekens;

    • -

      het onderhoud van de beplanting op het graf;

    • -

      herstel van breuk van of schade aan de gedenktekens;

    • -

      het bijhouden (verven) van opschriften.

  • 2. Indien een graf- of gedenkteken, dan wel een voorwerp, zoals bedoeld in het eerste lid, in een slechte staat van onderhoud verkeert op een zodanige wijze dat dit gevaar oplevert voor de omgeving of afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de begraafplaats zijn burgemeester en wethouders bevoegd het geplaatste c.q. aangebrachte te doen verwijderen en opruimen.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde bevoegdheid mag niet eerder worden uitgeoefend dan nadat burgemeester en wethouders de rechthebbende bij aangetekend schrijven in kennis hebben gesteld van de gebreken. In deze kennisgeving wordt een termijn gesteld binnen welke de gerechtigde alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om deze gebreken te herstellen, alvorens van gemeentewege tot verwijdering c.q. opruiming wordt overgegaan.

  • 4. De gemeente kan niet aansprakelijk worden gesteld voor diefstal van of schade aan voorwerpen, die op de graven zijn geplaatst.

  • 5. Schade als gevolg van brand, vandalisme, verzakking, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een grafbedekking ten behoeve van een bijzetting, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 6. Beplantingen, losse objecten of andere voorwerpen buiten de maximale maten van de grafbedekking kunnen door de toezichthouder zonder nadere aankondiging en aansprakelijkheid worden verwijderd.

Artikel 19 Verwijdering graf- en/of gedenktekens

  • 1. Graf- en/of gedenktekens en andere voorwerpen geplaatst of aangebracht op grafruimten c.q. urnengraven worden na het verstrijken van de termijn van uitgifte dan wel na het vervallen van het uitsluitend recht tot begraven c.q. bijzetting door of namens de gemeente afgebroken c.q. verwijderd en opgeruimd.

  • 2. De geruimde graf- en/of gedenktekens en overige materialen blijven gedurende acht weken na opruiming ter beschikking van de gerechtigden. Indien deze voorwerpen binnen deze termijn niet zijn afgehaald vervallen zij aan de gemeente, zonder dat deze daarvoor enige vergoeding behoeft te betalen.

  • 3. Verwelkte bloemen, vergane kransen en andere ontsierende voorwerpen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving aan de gerechtigde van gemeentewege worden verwijderd.

Artikel 20 Afwijkingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 21 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 22 Handhaving

Met de handhaving van de bepalingen van deze verordening zijn, behalve de ambtenaren als bedoeld in artikel 141 het Wetboek van Strafvordering, belast de door burgemeester en wethouders daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 23 Overgangsbepaling

Alle op het tijdstip van het in werking treden van deze verordening bestaande rechtsgeldige aanspraken en rechten, die voor het van kracht worden van deze verordening zijn verkregen, blijven gehandhaafd.

Artikel 24 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die, waarop zij is afgekondigd.

  • 2. Op het in het eerste lid bedoelde tijdstip vervalt de Verordening op het gebruik en beheer van de algemene begraafplaatsen in de gemeente Liesveld van 17 december 2002.

Artikel 25 Aanhalingstitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Begraafplaatsverordening 2007.

Aldus besloten in de openbare vergadering,

gehouden op 19 juni 2007.

De griffier, De voorzitter,

A.J.P. Saes K.J.G. Kats