Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Bezoldigingsregeling gemeente Rijnwoude 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingBezoldigingsregeling gemeente Rijnwoude 2005
Citeertitel"Bezoldigingsregeling gemeente Rijnwoude 2005"
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpsalaris medewerkers

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling, art. 3:1
  2. Gemeentewet, art. 160

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200501-01-2014Nieuwe regeling

07-12-2004

Rijnwoude Koerier, 29-09-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Bezoldigingsregeling gemeente Rijnwoude 2005

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwoude

heeft besloten:

Gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);

Gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;

Gelet op de in de commissie voor Georganiseerd Overleg bereikte overeenstemming;

Tot vaststelling van de navolgende

Bezoldigingsregeling gemeente Rijnwoude 2005

Artikel 1: Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Medewerker

    De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR.

  • 2.

    Bezoldiging

    De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 sub c van de CAR.

  • 3.

    Salaris

    Het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR.

  • 4.

    Salarisschaal

    De schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a en bijlage II en IIa van de CAR/UWO inclusief tussenschalen 10a en 11a.

  • 5.

    Aanloopschaal

    De aanloopschaal is de salarisschaal die één (1) schaal onder de feitelijke salarisschaal waarin de betreffende functie is ingeschaald ligt.

  • 6.

    Uitloopschaal

    De uitloopschaal is de salarisschaal die één (1) schaal boven de feitelijke schaal waarin de betreffende functie is ingeschaald ligt.

  • 7.

    Salarisnummer

    Een aanduiding, bestaande uit een getal, dat in de salarisschaal (zie bijlage IIa CAR/UWO) voor het salaris is vermeld.

  • 8.

    Periodiek

    Een aanduiding zijnde een getal dat bij de salarisschaal in bijlage IIa van de CAR/UWO is opgenomen.

  • 9.

    Toelagen

    Alle in deze regeling genoemde toelagen waarop aanspraak bestaat.

  • 10.

    Maximumsalaris

    Het hoogste bedrag van een salarisschaal.

  • 1.1

    Volledige betrekking

    Een betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR.

  • 12.

    Functie

    Het samenspel van werkzaamheden door de medewerker te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen.

  • 13.

    De personeelsbeoordeling

    De eindbeoordeling voortvloeiende uit de cyclus van functionerings- en beoordelingsgesprekken conform de hiervoor geldende regelingen.

Artikel 2: Recht op salaris

  • 1. Een medewerker heeft recht op salaris vanaf het moment dat hij feitelijk in dienst treedt. Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen ingangsdatum is opgenomen, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de medewerker zijn werkzaamheden heeft aangevangen.

  • 2. Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de arbeidsduur per week, en uitbetaald per maand.

  • 3. Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de betreffende kalendermaand.

  • 4. Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij het college van burgemeester en wethouders beargumenteerd anders bepaald.

Artikel 3: Salaris bij deeltijd

Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige werktijd.

Artikel 4: Bepalen salarisschaal

  • 1. De salarissen van de medewerkers waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO.

  • 2. De toepassing van bijlage IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR/UWO.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt de voor de betreffende functie geldende salarisschaal. Dit vindt plaats aan de hand van functiebeschrijvingen, functiewaarderingsonderzoek en de vastgestelde conversie.

  • 4. Indien de medewerker (nog) niet volledig voldoet aan de eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden op een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan het maximum van de voor de functie geldende salarisschaal (zie artikel 5 van deze regeling).

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 6. Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 5: Salaris bij indiensttreding

  • 1. Bij indiensttreding kent het college van burgemeester en wethouders de medewerker het salaris toe, dat in de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal is vermeld bij periodiek 0.

  • 2. Ingeval daartoe naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat kan van het bepaalde in het vorige lid worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van de betreffende salarisschaal. Argumenten hiervoor zijn gelegen in:

    • a.

      het hebben van aantoonbare relevante werkervaring;

    • b.

      de aansluiting van het aangetoonde salaris van de vorige dienstbetrekking ten opzichte van de huidige dienstbetrekking.

  • 3. Indien de medewerker bij indiensttreding naar verwachting nog niet volledig voldoet aan de eisen die de functie stelt, wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Inschaling in de aanloopschaal is alleen mogelijk indien de verwachting bestaat, dat er binnen afzienbare tijd wordt voldaan aan de gestelde eisen. Een dergelijke inschaling is in principe gekoppeld aan een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij wijze van proef conform artikel 2:4 lid 4 van de CAR.

  • 4. De maximale duur dat een medewerker in de aanloopschaal verblijft bedraagt in principe één (1) jaar. Bij bevordering naar de reguliere schaal zijn de bepalingen uit artikel 8 van deze regeling van toepassing.

Artikel 6: Toekenning periodieke verhoging

  • 1. Het salaris van de medewerker wordt bij gebleken voldoende functioneren binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Dit geldt niet voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt.

  • 2. De salarisverhoging wordt toegekend voor de eerste maal met ingang van 1 januari van het jaar volgend op de aanstelling en nadien telkens na één (1) jaar.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge lid 2 van dit artikel voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

  • 4. In afwijking van het gestelde in het tweede lid vindt bij indiensttreding of bevordering op of na 1 juli , per 1 januari daaropvolgend geen periodieke verhoging plaats.

  • 5. De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 6. Als er in een betreffend jaar niet meer dan 3 maanden arbeid is verricht, kan het college van burgemeester en wethouders bepalen, dat niet kan worden vastgesteld of sprake is van voldoende functioneren in de zin van lid 1. De volgende tijd kan aangemerkt worden als het niet verrichten van arbeid:

    • a.

      tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging;

    • b.

      tijd gedurende welke de medewerker in de uitoefening van zijn functie is geschorst:

      • -

        bij wijze van disciplinaire straf;

      • -

        van rechtswege, behoudens in geval van plaatsing of in bewaringstelling in een krankzinnigengesticht of daarmee gelijk te stellen inrichting;

      • -

        op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging terzake een misdrijf tegen hem is ingesteld, of hem het voornemen tot oplegging van de straf is aangezegd, dan wel hem die straf is opgelegd;

      • -

        omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde, tenzij het tot schorsen bevoegd gezag het tegendeel bepaald.

    • c.

      tijd doorgebracht wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.

  • 7. Indien vaststaat, dat een schorsing, als bedoeld in lid 6 sub c van dit artikel, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mee voor de vaststelling van de diensttijd.

  • 8. In afwijking van het bepaalde in lid 6 sub b van dit artikel kan, indien de medewerker in het algemeen belang verlof zonder bezoldiging geniet voor een tijdvak van langer dan een half jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de diensttijd.

Artikel 7: Extra periodieke verhoging

  • 1. Aan de medewerker, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver of andere door het college van burgemeester en wethouders van voldoende belang geachte omstandigheden. Een dergelijke toekenning vindt plaats op basis van de personeelsbeoordeling.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip, waarop ingevolge artikel 6 lid 2 van deze regeling een salarisverhoging zou moeten worden toegekend, onverlet, tenzij door het college van burgemeester en wethouders anders wordt bepaald.

Artikel 8: Salarisverhoging bij bevordering naar een hogere schaal

  • 1. Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten. Indien deze overschaling tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging vindt eerst de overschaling plaats en wordt vervolgens de periodieke verhoging toegepast.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het nieuwe salaris met één (1) periodiek verhoogd, indien het naast hoger gelegen salaris in de nieuwe schaal een groei van minder dan 75% van het salarisverschil bedraagt, welke de medewerker zou hebben ontvangen indien hij in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen.

  • 3. Voor de medewerker die het maximum van de oude schaal heeft bereikt, moet de groei minimaal 75% van het salarisverschil bedragen, welke de medewerker met de voorgaande periodieke verhoging in de oude schaal heeft gekregen.

  • 4. Op de medewerker als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b van de CAR is artikel 20 lid 3 van deze regeling van toepassing.

Artikel 9: Benoeming in uitloopschaal

De medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt en die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders blijk heeft gegeven van langdurig zeer goed functioneren, kan in aanmerking komen voor één of twee extra periodieken of doorgroei in uitloopschaal. Voor de uitvoering hiervan wordt verwezen naar de regeling prestatie uitloop.

Artikel 10: Persoonlijke toelage

  • 1. Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan in specifieke situaties een toelage worden toegekend. Hierbij wordt aangesloten bij een hoger gelegen salaris conform bijlage IIa CAR/UWO.

  • 2. Toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde toelage vindt plaats als hier naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders aanleiding toe is.

  • 3. De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

  • 4. Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 21 van deze regeling.

  • 5. Besloten kan de worden de toelage in één keer uit te betalen na afloop van de periode van de toekenning, met dien verstande dat indien de periode van de toelage een kalenderjaar overschrijdt er een tussentijdse uitbetaling plaatsvindt in de maand december.

Artikel 11: Arbeidsmarkttoelage en bindingspremie

  • 1. Aan de medewerker kan een arbeidsmarkttoelage, bindingspremie dan wel mobiliteitspremie worden toegekend.

  • 2. Mogelijke redenen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde toelage of premie toe te kennen zijn:

    • a.

      het aantrekken van potentiële medewerkers, die zonder een dergelijke toelage niet in dienst zouden treden;

    • b.

      het voorkomen van uitstroom van betreffende medewerker;

    • c.

      het bevorderen van uitstroom van betreffende medewerker.

  • 3. De bindingspremie wordt toegekend voor een tijdvak van maximaal drie jaar. De arbeidsmarkttoelage is structureel.

  • 4. De hoogte van de arbeidsmarkttoelage of de bindingspremie bedraagt maximaal het verschil tussen het huidige schaalbedrag en het maximum van de naast hogere salarisschaal. Als geen aansluiting wordt gezocht bij het maximum van de naast hogere salarisschaal, wordt aangesloten bij een ander hoger gelegen salaris conform bijlage IIa CAR/UWO.

  • 5. De bindingspremie eindigt in ieder geval op de ingevolge het derde lid vastgestelde vervaldatum.

  • 6. Wanneer de situatie van de arbeidsmarkt waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid worden toegekend.

  • 7. De bindingspremie wordt betaald aan het eind van een bij de toekenning overeengekomen tijdvak.

  • 8. Het college van burgemeester en wethouders kan in een individueel geval aan de toekenning van de bindingspremie voorwaarden verbinden ten aanzien van de bindingstermijn en de hoogte van de bindingspremie evenals aan de afspraak met de betrokken medewerker tot het in dienst blijven bij de gemeente Rijnwoude gedurende deze bindingstermijn.

  • 9. Heeft de medewerker, vanwege een oorzaak die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet aan de medewerker te wijten is, niet voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 8, dan kan de bindingspremie gedeeltelijk worden toegekend.

Artikel 12: Gratificatie

  • 1. Indien een medewerker een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan naar het oordeel van het sectorhoofd of de gemeentesecretaris een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de UWO worden toegekend.

  • 2. De in lid 1 bedoelde prestatie is een beloning voor een activiteit anders dan in de functiebeschrijving opgenomen (hierin voorziet artikel 7 van deze regeling).

  • 3. De gratificatie wordt bruto uitgekeerd en wordt betaald uit het hiervoor bestemde budget.

  • 4. De gratificatie wordt niet openbaar gemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming van de ontvanger. Zonder toestemming kan het vertrekken van de gratificatie alleen anoniem bekend worden gemaakt.

Artikel 13: Groepsgratificatie

  • 1. Indien een groep medewerkers als collectief een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan naar het oordeel van het sectorhoofd of de gemeentesecretaris een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de UWO worden toegekend.

  • 2. De in lid 1 bedoelde prestatie is een beloning voor een activiteit anders dan in de functiebeschrijving opgenomen (hierin voorziet artikel 7 van deze regeling).

  • 3. De groepsgratificatie wordt bruto uitgekeerd en wordt betaald uit het hiervoor bestemde budget.

  • 4. Bij de verdeling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gratificatie wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijders en voltijders.

  • 5. De gratificatie wordt niet openbaar gemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming van de ontvangers. Zonder toestemming kan het vertrekken van de gratificatie alleen anoniem bekend worden gemaakt.

Artikel 14: Nadere regels

Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 13 van deze regeling kan

het college van burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.

Artikel 15: Waarnemingstoelage

De medewerker die tijdelijk een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het in artikel 3:1:2 van de UWO bepaalde.

Artikel 16 Overwerk

  • 1. Onder overwerk wordt verstaan hetgeen in artikel 1:1 lid 1 sub l van de CAR is bepaald.

  • 2. De medewerker voor wie een salarisschaal geldt lager dan salarisschaal 11a ontvangt voor overwerk een vergoeding conform artikel 3:2:1 van de UWO.

  • 3. In afwijking van lid 2 geldt

    • ·

      voor zowel MT-leden

    • ·

      als voor medewerkers met schaal 11a of hoger, die één punt op verzoek van een MT-lid en twee punt in een functie van notulist en/of adviseur;

      voor het moeten bijwonen van raads- en commissieavondvergaderingen een aanspraak voor een vergoeding voor tijd in geld gebaseerd op drie uur per avond en schaal twaalf maximum.

  • 4. De vergoeding in het vorige lid treedt in de plaats van de huidige avondtoelage voor MT-leden.

Artikel 17: Inconveniëntentoelage

  • 1. Aan de medewerker, die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders onder bezwarende omstandigheden van lichamelijke aard arbeid verricht, verleent het college van burgemeester en wethouders een compensatie in de vorm van een toelage op het salaris of op het aantal voor de medewerker beschikbare verlofuren, tenzij compensatie voor de bedoelde bezwarende omstandigheden aantoonbaar zijn verdisconteerd in de bezoldiging van de medewerker.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan nader bepalen wat onder ´bezwarende omstandigheden van lichamelijke aard´ moet worden verstaan.

Artikel 18: Onregelmatige dienst

  • 1. Behoudens de uitzondering in artikel 3:3:1 tweede volzin UWO, wordt aan de medewerker voor wie lagere salarisschaal geldt dan schaal 11a en die, anders dan bij wijze van overwerk, volgens een werkrooster geregeld of naar de aard van zijn functie vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur, deswege een toelage toegekend.

  • 2. De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur conform de bepalingen van artikel 3:2:1 CAR/UWO.

  • 3. De medewerker voor wie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders bij de vaststelling van de bezoldiging of bij de regeling van de overige rechtstoestand rekening is gehouden met onregelmatige diensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.

  • 4. Indien de medewerker aan wie een toelage als in het eerste lid van dit artikel is toegekend, wegens ziekte als bedoeld in artikel 7:1 van de CAR/UWO verhinderd is zijn betrekking te vervullen, wordt de toelage als bedoeld in het eerste lid doorbetaald.

  • 5. In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in de voorgaande leden.

Artikel 18: Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

  • 1. Behoudens de uitzondering in artikel 3:3:1 tweede volzin UWO, wordt aan de medewerker die daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR ingevolge een schriftelijke aanwijzing van zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • 2. De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt € 74,29 per consignatieweek. Dit bedrag wordt geïndexeerd aan de hand van de (eventuele) verhogingen van de salarisbedragen uit de CAR/UWO.

  • 3. Naast de in lid 2 bedoelde vergoeding ontvangt de betreffende medewerker per feitelijk oproep een vergoeding conform de bepalingen van artikel 3:2:1 CAR/UWO. Hierbij geldt een minimumvergoeding ter hoogte van een half uur per feitelijke oproep.

  • 4. De medewerker voor wie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders bij de vaststelling van de bezoldiging of bij de regeling van de overige rechtstoestand rekening is gehouden met bereikbaarheids- of beschikbaarheidsdiensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.

  • 5. In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in voorgaande leden.

Artikel 19: Vuilwerktoelage

  • 1. De door het college van burgemeester en wethouders daartoe aangewezen medewerker ontvang een vaste maandelijkse vuilwerktoelage van 2,5% van het maximumsalaris, verbonden aan schaal 4 als bedoeld in bijlage IIa van de CAR/UWO.

  • 2. Onder vuil werk wordt verstaan:

    • ·

      werkzaamheden aan de gemeentelijke riolering, waarbij men daadwerkelijk met de afvalstoffen in aanraking komt;

    • ·

      teersproeien bij wegenonderhoud;

    • ·

      spuiten met giftige bestrijdingsmiddelen;

    • ·

      ophalen van kadavers;

    • ·

      ontsmetten van woningen als gevolg van ongedierte;

    • ·

      schudden van graven;

    • ·

      werkzaamheden voor de reinigingsdienst.

Artikel 20: Garantieregelingen

  • 1. De medewerker die een garantietoelage ontvangt, die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen.

  • 2. De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden voorgesteld voor het gemeentelijk personeel.

  • 3. Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de garantietoelage.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen.

Artikel 21: Afbouwtoelage

  • 1. Aan de medewerker wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat van tenminste 3% van de som van het salaris en de toelage, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij de betreffende toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering daarvan, gedurende tenminste twee jaren zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage is het bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie maanden of in de dertien weken voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand of per week toegekend aan de betreffende vergoeding of toelage, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald.

  • 3. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage wordt als volgt afgebouwd:

    • a.

      het eerste jaar na de verlaging ontvangt de medewerker 75% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

    • b.

      het tweede jaar na de verlaging ontvangt de medewerker 50% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

    • c.

      het derde jaar na de verlaging ontvangt de medewerker 25% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

    • d.

      na het derde jaar ontvangt de medewerker geen toelage meer.

  • 4. De medewerker van 60 jaar of ouder ontvangt in afwijking van het eerste lid een blijvende toelage, mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste tien jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

  • 5. De aflopende toelage als bedoeld in lid 1 wordt omgezet in een blijvende toelage, zodra de medewerker 60 jaar wordt en mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

  • 6. De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden.

Artikel 22: Algemene salariswijzigingen

Indien in het overleg tussen het College voor Arbeidszaken en de centrales van overheidspersoneel een salariswijziging met een algemeen karakter voor de sector gemeenten wordt overeengekomen, dan wordt door het college van burgemeester en wethouders met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de in bijlagen IIa opgenomen salarisschalen.

Artikel 23 Referte

Voor de vaststelling van de bezoldiging tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid, geldt het volgende. De toelage onregelmatige dienst, de overgangstoelage onregelmatigheidsdienst alsmede de prestatiebeloning, worden slechts geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomst met hetgeen in de drie kalendermaanden of in de dertien kalenderweken, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand of per week is toegekend aan die vergoeding of die beloning, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per week of per maand wordt uitbetaald.

Artikel 24: Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college van burgemeester en wethouders een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 25: Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als “Bezoldigingsregeling gemeente Rijnwoude 2005”.

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

  • 3. De regelingen “bezoldigingsverordening”, “avondtoelage”, “vuilwerktoelage”, “overwerk”, en “gratificatie” komen hiermee te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van

7 december 2004,

de secretaris a.i., de burgemeester, wnd.,