Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Rijnwoude

Burgerinitiatiefverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Rijnwoude
Officiële naam regelingBurgerinitiatiefverordening
Citeertitel"Burgerinitiatiefverordening"
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpBurgeriniatief

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-10-200301-01-2015Nieuwe Regeling

25-09-2003

Rijnwoude Koerier, 01-10-2003

2003/VII/19

Tekst van de regeling

Intitulé

BURGERINIATIEFVERORDENING

Gelet op de behandeling in de commissie BMO d.d. 11 september 2003;

Gelet op artikel 149 van de gemeentewet

b e s l u i t :

Het instellen van de verordening “burgerinitiatief”

ARTIKEL 1

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde in de vorm van een concept-besluit ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.

  • 2. De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 3. Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste 75 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 3 bevat, of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 4.

Artikel 2

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

ARTIKEL 3

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

  • e.

    een onderwerp waarover korter dan 4 jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

  • f.

    Een onderwerp dat in strijd is met een wettelijk voorschrift en/of de goede zeden

ARTIKEL 4

  • 1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de gemeenteraad.

  • 2. De verzoeker kan zich ten behoeve van de indiening laten ondersteunen door de raadsgriffier.

  • 3. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

ARTIKEL 5

  • 1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 3, onder a, kan de raad, voorzien van de opvatting van de raad, het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders, indien het verzoek tot de bevoegdheid behoort van burgemeester en wethouders.

  • 3. Indien het voorstel noch tot de bevoegdheid van de raad, noch tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders behoort, wijst de raad het verzoek af.

  • 4. Indien de raad behandeling van het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 5. Van de agendering wordt zo spoedig mogelijk melding gemaakt door kennisgeving en omschrijving van het initiatief op de gemeentelijke website en in plaatselijke media.

  • 6. De voorzitter van de raad nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 7. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan op de gemeentelijke website en in plaatselijke media.

  • 8. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de verzoeker.

ARTIKEL 6

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk via het burgerjaarverslag.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rijnwoude,

d.d. 25 september 2003,

de griffier, de voorzitter

Toelichting

Toelichting Artikel 1

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden, hier 75, wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 3 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 4 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 2 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is. Een burgerinitiatief omvat over een bepaald onderwerp een concreet voorstel in de vorm van een concept-besluit. De initiatiefgerechtigde kan zich voor de vormvereisten laten bijstaan, zoals is geregeld in artikel 4, lid 2.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt.

Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen.

De hoogte van de benodigde steun zou bijvoorbeeld kunnen worden ontleend aan de drempels die in het voorstel voor de Tijdelijke referendumwet worden gehanteerd bij het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum. Vanzelfsprekend staat het gemeenten vrij hun eigen drempels vast te stellen voor het burgerinitiatief. De omvang van de drempels zou van dien aard moeten zijn dat zij — zonder verhinderend te zijn — toch een zekere garantie bieden dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het schept duidelijkheid als in een regeling met betrekking tot het burgerinitiatief niet wordt gesproken van een percentage, maar van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen. Na een duidelijke toe- of afname van het aantal initiatieven, kan de raad dit aantal eenvoudig aanpassen. Om het burgerinitiatief een goede kans te geven wordt voorgesteld in Rijnwoude met een lage drempel te beginnen: 75 kiesgerechtigden. Via artikel 6 doet de burgemeester jaarlijks verslag over de werking van het burgerinitiatief. Indien deze lage drempel er toe leidt dat het burgerinitiatief overwegend leidt tot initiatieven van zogenaamde “beroepsindieners” (vergelijk het gebruik van de rechten op “bemerking” en ”beroep” vanuit de Wet Ruimtelijke Ordening) kan het noodzakelijk zijn deze drempel te verhogen, dan wel de drempel te verlagen indien blijkt dat onvoldoende van het recht gebruik gemaakt wordt.

Toelichting Artikel 2

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Het is ook te overwegen om de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar bijvoorbeeld zestien jaar, zoals in Bremen is gedaan. Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 4.

Toelichting Artikel 3

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Daarnaast is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn zij daarvoor geschikt acht. Denkbaar is dat wordt gekozen voor de huidige raadsperiode.

Tenslotte dienen onderwerpen en zaken die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift en/of de goede zeden te worden uitgesloten van de mogelijkheid om te worden vervat in een burgerinitiatief. In de raadsvergadering van 24 april 2003 heeft de raad nadrukkelijk uitgesproken dat deze beperking dient te worden toegevoegd aan de verordening.

Toelichting Artikel 4

Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Ondersteuning kan de verzoeker krijgen van de griffier van de gemeenteraad. De ondersteuning is gericht op het correct indienen en omschrijven van het initiatiefvoorstel in de vorm van een concept-besluit.

Toelichting Artikel 5

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is.

Met het vierde tot en met achtste lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het achtste lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de gemeenteraad door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb).

Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Er is in deze bepalingen voor gekozen in het midden te laten hoe de raad verder met het burgerinitiatiefvoorstel omgaat. Er is niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de volle raad beslist over het te volgen traject. De raad kan bijvoorbeeld besluiten:

  • 1.

    het voorstel te verwijzen naar een raadscommissie ter inhoudelijke voorbereiding

  • 2.

    nader onderzoek moet worden verricht

  • 3.

    dat het college van B&W om advies zal worden gevraagd

  • 4.

    etc.

Het spreekrecht van de verzoeker, zoals geregeld in artikel 5 lid 6, dient ook verankerd te worden in het Reglement van Orde van de gemeenteraad.

Toelichting Artikel 6

De raad kan er voor kiezen om in een regeling over het burgerinitiatief de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. In het wetsvoorstel met betrekking tot de dualisering van het gemeentebestuur wordt de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen.