Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nederlek

Verordening op de verblijfsgebouwen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nederlek
Officiële naam regelingVerordening op de verblijfsgebouwen
CiteertitelVerordening op de verblijfsgebouwen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpverblijfsgebouwen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

-

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 168 van de gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-08-198505-09-2013Onbekend

23-04-1985

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING OP DE VERBLIJFSGEBOUWEN

-Verbeterde Expeditie-

De raad der gemeente Nederlek;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 april 1985;

gelet op artikel 168 van de gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende:

"Verordening op de verblijfsgebouwen".

HOOFDSTUK I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verblijfsgebouw : een bijzonder woongebouw of een logiesgebouw waarin huisvesting pleegt te worden verleend aan tenminste drie personen;

  • b.

    bijzonder woongebouw: een bijzonder woongebouw als bedoeld in artikel 1 van de bouwverordening;

  • c.

    logiesgebouw : een logiesgebouw als bedoeld in artikel 1 van de bouw-verordening logiesgebouwen;

  • d.

    vergunning : een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 3.

Artikel 2 Toepassingsgebied van de verordening
  • 1. Deze verordening is niet van toepassing voor zover in hetgeen zij regelt is voorzien bij of krachtens de artikelen 51 tot en met 53, 53-1 tot en met 53-x, 76, tweede en derde lid en 77 van het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op gebouwen bestemd voor de legering van militairen, noch op bejaardenoorden bedoeld in de Wet op de bejaardenoor-den.

HOOFDSTUK II Het gebruik van verblijfsgebouwen

Afdeling A. Algemene bepalingen
Artikel 3 De gebruiksvergunning
  • 1. Het is verboden een gebouw of een gedeelte daarvan als verblijfsgebouw in gebruik te nemen of te hebben zonder eenvergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. Een vergunning moet tenminste voor de datum van de voorgenomen twee maanden ingebruikneming worden aangevraagd

Artikel 4 Inhoud van de aanvraag

De aanvraag als bedoeld in artikel 3 geschiedt in drievoud en moet inhouden:

  • a.

    naam en adres in Nederland van de aanvrager;

  • b.

    een duidelijke omschrijving van de ligging van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • c.

    een aanwijzing van het gedeelte van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft, indien slechts een gedeelte van het gebouw als verblijfsgebouw in gebruik genomen zal worden;

  • d.

    naam, geboortedatum, woonplaats en adres van de beheerder;

  • e.

    een opgave van het aantal personen voor wie in het verblijfsgebouw slaapplaatsen aanwezig zullen zijn.

Artikel 5 Over te leggen bescheiden
  • 1. Bij de aanvraag als bedoeld in artikel 3 moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

    • a.

      een tekening op schaal van tenminste 1 : 1000 in vijfvoud vermeldende de kadastrale nummers van de percelen, waarop het gebouw wordt gevestigd en het plaatselijk nummer van het gebouw met een aanduiding van de indeling van het open terrein;

    • b.

      een tekening of tekeningen op schaal van tenminste 1 : 100 in vijfvoud waarop moet worden aangegeven:

      • 1.

        de indeling van het gebouw met een aanduiding van de maten;

      • 2.

        de opstelling van de bedden;

      • 3.

        de wijze van verwarming van de vertrekken;

      • 4

        de aard der te gebruiken materialen en toe te passen constructies op de wijze als in artikel A3, onder b, c, e, f, k tot en met u, w en x van de Nadere regelen, bedoeld in artikel 15, zesde lid, van de bouw-verordening;

    • c.

      van de aanvrager en de beheerder een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan dat voor de in het eerste lid bedoelde tekeningen een kleinere schaal wordt toegepast of dat de opgave bedoeld in het eerste lid, onder b, punt 4, achterwege blijft.

Artikel 6 Overlegging van verdere gegevens

Burgemeester en wethouders kunnen overlegging van andere bescheiden met verdere gegevens dan bedoeld in de artikelen 4 en 5 vorderen, voor zover dit voor de beoordeling van de aanvraag nodig is.

Artikel 7 Ongenoegzaamheid van de stukken
  • VERVALLEN

Artikel 8 Procedure
  • VERVALLEN

Artikel 9 Voorwaarden
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorwaarden verbinden in het belang van de openbare orde, de zedelijkheid, de gezondheid en de veiligheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, de vergunninghouder gehoord, de aan een vergunning verbonden voorwaarden wijzigen of aanvullen, dan wel aan een vergunning alsnog voorwaarden verbinden.

Artikel 10 Weigeringsgronden

De vergunning wordt geweigerd, indien:

  • a.

    het gebouw niet voldoet aan de eisen gesteld in of krachtens hoofdstuk 3, afdeling B, C en D van de bouwverordening voor zover het bijzondere woongebouwen betreft en voor zover het logiesgebouwen betreft niet wordt voldaan aan de eisen gesteld in of krachtens hoofdstuk 3, afdelingen B, C en D van de bouwverordening Logiesgebouwen;

  • b.

    niet wordt voldaan aan de eisen gesteld in of krachtens hoofdstuk 7 van de bouwverordening voor zover het bijzondere woongebouwen betreft en voor zover het logiesgebouwen betreft niet wordt voldaan aan de eisen gesteld in of krachtens hoofdstuk 7 van de bouwverordening logiesgebouwen;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de eisen, die op grond van hoofdstuk C van de brand-beveiligingsverordening zouden moeten worden gesteld, ware de brandbeveiligingsverordening van toepassing;

  • d.

    indien de aanvrager of de beheerder ongeschikt moet worden geacht bij de exploitatie van een verblijfsgebouw te zijn betrokken doordat hij bij herhaling niet heeft voldaan aan de voorschriften met betrekking tot verblijfsgebouwen in de gemeente of elders, met dien verstande dat het laatstelijk niet voldaan hebben aan de voorschriften niet langer dan vier jaren geleden moet zijn vastgesteld.

Artikel 11, Overdraagbaarheid van de gebruiksvergunning
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de gebruiksvergunning op verzoek van de houder of op verzoek van de overlevende echtgenoot of bij ontstentenis van deze op verzoek van een der kinderen overschrijven op naam van een ander dan de houder.

  • 2. Burgemeester en wethouders weigeren de overschrijving, indien degene op wiens naam de overschrijving is gevraagd, geen verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, kan overleggen of zich ten aanzien van hem de omstandigheid bedoeld in artikel 10, onder d, voordoet.

    Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid is artikel 8 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Intrekking van de vergunning
  • 1. De vergunning kan worden ingetrokken, indien:

    • a.

      de ter verkrijging van de vergunning verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.

    • b.

      de vergunninghouder op vordering van burgemeester en wethouders na het zich voordoen van nieuwe feiten, niet binnen de door dezen te stellen termijn een nieuwe verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, kan overleggen;

    • c.

      de vergunninghouder de exploitatie van het verblijfsgebouw beëindigt,

      dan wel binnen een jaar geen gebruik maakt van de vergunning;

    • d.

      de aan de vergunning verbonden voorwaarden niet worden nageleefd dan wel

      niet wordt voldaan aan de eisen bedoeld in of krachtens artikel 10, onder

      a tot en met c en in afdeling B van deze verordening;

    • e.

      het gebouw al eerder gesloten is geweest ingevolge artikel 17 en zich opnieuw omstandigheid voordoen, die aanleiding zouden geven tot sluiting ingevolge artikel 17.

  • 2. Alvorens de vergunning wordt ingetrokken, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld zich te doen horen.

  • 3. Tot intrekking van de vergunning op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder d, wordt niet eerder overgegaan dan nadat burgemeester en wethouders:

    • a.

      een aanschrijving ingevolge de Woningwet tot het treffen van maatregelen

      of voorzieningen ter voldoening aan de eisen van artikel 10, onder a en b,

    • b.

      een aanschrijving tot het treffen van maatregelen of voorzieningen ter voldoening aan de eisen van artikel, onder c, aan afdeling B, onderscheidenlijk ter voldoening aan de voorwaarden, aan de vergunninghouder hebben doen uitgaan.

  • 4. In de aanschrijving wordt een termijn gesteld waarbinnen de maatregelen of de voorzieningen moeten zijn getroffen.

  • 5. Indien de mogelijkheid bestaat dat de in het derde lid bedoelde voorzieningen niet lonend zijn, laten burgemeester en wethouders in de aanschrijving de keuze tussen enerzijds het treffen van de voorzieningen en anderzijds het staken van het gebruik binnen de in het vierde lid bedoelde termijn.

  • 6. Tot intrekking van de vergunning op de grond genoemd in het eerste lid onder d, wordt slechts overgegaan in geval van niet tijdige voldoening aan een onherroepelijk geworden aanschrijving.

Artikel 13, Beroep
  • VERVALLEN

Afdeling B. Verplichtingen van de vergunninghouder, de beheerder en de gebruiker
Artikel 14 Verplichtingen van de vergunninghouder
  • 1. De vergunninghouder is verplicht van iedere aanwijzing van een beheerder binnen 24 uur daarna schriftelijk kennis te geven aan burgemeester en wethouders, onder overlegging van een verklaring omtrent hetgedrag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, ten name van de beheerder.

  • 2. Zolang de vergunninghouder geen beheerder heeft aangewezen, geldt hij tevens als beheerder.

  • 3. De vergunninghouder is verplicht er voor te zorgen dat het verblijfsgebouw is voorzien van voldoende inventaris.

  • 4. De vergunninghouder is verplicht binnen 24 uur, nadat hij heeft opgehouden exploitant van een verblijfsgebouw te zijn, daarvan kennis te geven aan burgemeester en wethouders.

Artikel 15 Verplichtingen van de beheerder
  • 1. De beheerder is verplicht in het verblijfsgebouw aanwezig te zijn.

  • 2. De beheerder is verplicht er voor te zorgen, dat in geval van zijn afwezigheid in zijn vervanging is voorzien, en dat, indien de vervanging langer duurt dan een week, binnen acht dagen na het begin van de vervanging daarvan schriftelijk kennis wordt gegeven aan burgemeester en wethouders, onder mede-deling van de naam, de geboortedatum en het adres van de vervanger.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de vervanger te vorderen, dat hij een verklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, overlegt. Indien aan deze vordering niet wordt voldaan, is het de beheerder niet toegestaan zich door betrokkene te doen vervangen.

  • 4. De beheerder is verplicht de gebruiksvergunning op een plaats in het verblijfsgebouw die voor de in de artikelen 21 en 22 genoemde ambtenaren steeds toegankelijk is, duidelijk zichtbaar en leesbaar op te hangen; de beheerder, onderscheidenlijk de vervanger is verplicht de bij de vergunning behorende bescheiden op eerste aanzegging van de bedoelde ambtenaren ter inzage over te leggen.

  • 5. De beheerder is verplicht om van een ieder aan wie in het verblijfsgebouw huisvesting wordt verleend, in een register de volgende gegevens aan te tekenen of te doen aantekenen:

    • a.

      naam en voornamen;

    • b.

      geboorteplaats en -datum;

    • c.

      nationaliteit;

    • d.

      de datum van aankomst en de datum van vertrek;

    • e.

      indien mogelijk ook woonplaats en adres.

  • 6. Het in het vorige lid genoemde register moet op eerste aanvraag aan de in de artikelen 21 en 22 genoemde ambtenaren worden ter hand gesteld.

  • 7. Indien de beheerder reeds een register van degene aan wie huisvesting wordt verleend ep grond van een ander wettelijk voorschrift bijhoudt, wordt hij hiermede geacht een register bij te houden in de zin van het vijfde lid van dit artikel, indien dit register de aldaar genoemde gegevens bevat.

  • 8. De beheerder is verplicht er voor te zorgen dat degenen die in het verblijfsgebouw zijn gehuisvest van tot het verblijfsgebouw behorende installaties en toestellen naar redelijkheid gebruik kunnen maken.

  • 9. De beheerder is verplicht er voor te zorgen, dat de inventaris in een behoorlijke staat van onderhoud verkeert en wordt schoongehouden.

Artikel 16 Verplichtingen van de gebruiker

Een ieder aan wie in het verblijfsgebouw huisvesting wordt verleend, is verplicht desgevraagd de in artikel 15, vijfde lid, genoemde gegevens naar waarheid te verstrekken aan de beheerder dan wel de vervanger.

Afdeling C. De sluiting van verblijfsgebouwen
Artikel 17 Sluiting van het verblijfsgebouw
  • 1. In andere gevallen dan die waarin de burgemeester daartoe op grond van artikel 221 van de gemeentewet of op grond van enige andere wettelijke bepaling bevoegd is, kunnen burgemeester en wethouders de sluiting van een verblijfsgebouw of een gedeelte daarvan bevelen in het belang van de openbare orde, de zedelijkheid, de gezondheid of de veiligheid. Het bevel tot sluiting kan onmiddellijk ingaan.

  • 2. Indien de sluiting wordt bevolen in het belang van de openbare orde of de zedelijkheid, geldt het bevel tot sluiting ten hoogste vier achtereenvolgende weken. Indien de sluiting wordt bevolen in het belang van de gezondheid of de veiligheid, geldt het bevel tot sluiting totdat de door burgemeester en wethouders nodig geachte voorzieningen zijn getroffen.

  • 3. Een afschrift van het bevel tot sluiting wordt bij aangetekend schrijven medegedeeld aan de beheerder. Een afschrift van het bevel tot sluiting wordt op een duidelijk zichtbare plaats bij de hoofdtoegang van het verblijfsgebouw dan wel bij de toegang(en) van het gesloten gedeelte ervan aangeplakt.

  • 4. Gedurende de tijd dat het bevel tot sluiting van kracht is, is het de vergunninghouder, de beheerder en de vervanger verboden het verblijfsgebouw of het gesloten gedeelte daarvan geopend te hebben, daarin niet tot de gezinnen van de vergunninghouder, de beheerder of de vervanger behorende personen tot het houden van verblijf toe te laten of te gedogen dat deze personen in het gebouw of het gesloten gedeelte er van verblijf houden, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

HOOFDSTUK III Overgangsbepalingen

Artikel 18 Bestaande verblijfsgebouwen
  • 1. Het verbod van artikel 3, eerste lid, is gedurende drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening niet van toepassing ten aanzien van een verblijfsgebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening als zodanig in gebruik is.

  • 2. Indien binnen drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag overeenkomstig de artikelen 4 en 5 wordt ingediend, is het verbod bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet van toepassing totdat op de aanvraag onherroepelijk is beslist.

  • 3. Op een aanvraag als bedoeld in het tweede lid beslissen burgemeester en wethouders in afwijking van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, binnen áén jaar.

Artikel 19 Vereisten voor bestaande verblijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen, ook al is niet voldaan aan de eisen bedoeld in artikel 10, onder a en b. Zij stellen daarbij in de aan de vergunning te verbinden voorwaarden een termijn of termijnen waarbinnen aan de eisen moet zijn voldaan. Die termijn of termijnen kunnen ten hoogste tien jaar belopen.

HOOFDSTUK IV Straf- en slotbepalingen

Artikel 20 Strafbare feiten
  • 1. Overtreding dan wel niet-nakoming van artikel 3, eerste lid, artikel 14, eerste, derde en vierde lid, artikel 15, eerste en tweede, vierde tot en met zesde, achtste en negende lid, artikel 16 en artikel 17, vierde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Wegens overtreding van een bepaling genoemd in het eerste lid door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, worden bestuurders, leden van het bestuur of commissarissen, alsmede de personen die tot het feit opdracht hebben gegeven of die de feitelijke leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nala-ten, gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 21 Toezicht

Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan: de ambtenaren van bouw- en woningtoezicht en brandweer.

Artikel 22 Opsporingsambtenaren

De opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten wordt, behalve aan de ambtenaren genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, opgedragen aan de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 23 Bevoegdheid opsporingsambtenaren

Zo dikwijls de zorg voor de nakoming van deze verordening zulks vereist, wordt hierbij aan de ingevolge artikel 22 van deze verordening aangewezen opsporingsambtenaren de last verstrekt alle bouwwerken, open erven en terreinen, desnoods tegen de wil van de eigenaar of gebruiker, te allen tijde binnen te treden of te betreden, zulks voor zover het woningen betreft met inachtneming van het bepaalde bij de wet van 31 augustus 1853, Stb. 83.

Artikel 24, Slotbepaling
  • 1. De verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de verblijfsgebouwen".

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 30 augustus 1985. Alsdan houden alle vroeger te dezer zakevastgestelde bepalingen in de voormalige gemeenten Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek op van kracht te zijn.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Nederlek in zijn openbare vergadering, gehouden op 23 april 1985

De sekretaris, De voorzitter,

(Mr. G. Heeringa) (mr. A. van 't Laar)

Medegedeeld aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland blijkens hun bericht van ontvangst van 31 juli 1985. Afgekondigd op 27 augustus 1985.In werking getreden op 30 augustus 1985.